Toneel

Revolutionary Road Stan / De Roovers

Suburbia als bittere klucht

Wat een afgang: op je twintigste zit je vol idealen, op je dertigste zit je uitgeblust in een villa in een suburb, ook al heet je straat dan Revolutionary Road. Het overkomt Frank en April Wheeler in ‘Revolutionary road’ een novel (1961) van Richard Walden Yates (1926-1992). Stan en De Roovers keerden het drama binnenste buiten tot een pijnlijke klucht. Die is kritisch voor het boek, maar even kritisch voor de zelfgenoegzaamheid die vandaag ook in Europa schering slag is.         

Uitgelicht door Pieter T’Jonck
Revolutionary Road
Pieter T’Jonck CC Maasmechelen
11 januari 2025

‘Revolutionary Road’ is een krachttoer: Ivana Noa en Flor Van Severen spelen Frank en April Wheeler, het koppel dat centraal staat in Yates’ verhaal. Jolente De Keersmaeker en Robbie Cleiren nemen alle andere rollen voor hun rekening, gewoon door andere kleren aan te trekken en zich iets anders te gedragen. Ze doen dat bovendien binnen één decor, een ontwerp van Stef Stessel. Kleine ingrepen, zoals rollen linoleum die afgerold worden over de vloer en later weer half opgerold, of een wit, doorschijnend gordijn dat het voor- en achtertoneel nu eens scheidt, dan weer verbindt volstaan samen met attributen als een tafeltje, stoelen en een bankstel met een gat erin om alle locaties waar de spelers in verzeilen op te roepen. Een verbluffend sterk lichtontwerp tekent telkens de sfeer: een stemmige woonkamer wordt zo een broeierige camping of een vredig ontbijttafereeltje.

Het begint echter allemaal in… een theater. Robbie Cleiren – waarvan je dan nog niet weet dat hij er staat als Shep Campbell – heeft het over een voorstelling die een succes leek te worden, maar toch de mist in ging toen de hoofdrolspeler bij de première doodziek werd. Vol bewondering en vuur vermeldt hij hoe één actrice, April Wheeler, de meubelen in het eerste bedrijf toch nog kon redden door haar wonderlijke présence en verpletterende talent. De Keersmaeker, in de rol van Milly, zijn echtgenote, staat er instemmend bij te knikken, alsof ze niet doorheeft dat haar man een boontje heeft voor April. Van het stuk zelf krijg je niets meer te zien dan een blik in de kleedkamer.

Toch is zo meteen de tragikomische sfeer geschetst waar de voorstelling in baadt. Nochtans vermoed ik niet dat de auteur zo’n toon aansloeg, al las ik het boek niet. Ik zag evenmin de gelijknamige film van Sam Mendes met Kate Winslet en Leonardo Di Caprio (2008), maar afgaande op kritieken was dat ook al een volbloed drama. Deze enscenering stuurt echter wel op een tragikomedie aan. Dat maakt ze ook bijzonder.

Frank Wheeler, een verkoper bij Knox Industries (een bedrijf van kantoormachines en computers als IBM destijds), baalt van zijn leven in suburbia. April al evenzeer. Ze zei haar droom om actrice te worden vaarwel, niet alleen omdat ze twee kinderen kreeg en dertig is, maar ook omdat ze beseft dat ze weinig talent heeft. Als Frank April opzoekt in haar loge na de mislukte opvoering wijst ze hem nukkig af. Ze weigert ook een glas te drinken met de Campbells. Hier zit meer dan één haar in de boter. Je leert Frank kennen als een echte hufter. Na misprijzende opmerkingen over het stuk spuwt hij een reeks verwijten vol zelfbeklag aan Aprils adres. Ze laten er weinig twijfel over bestaan dat hij zijn eigen onvermogen om iets meer van zijn leven te maken dan métro-boulot-dodo op zijn vrouw projecteert. Daarna volgen nog larmoyante excuses - dezelfde verwijten, maar anders verpakt. Van Severen speelt dat groot, op het randje van de overdrijving, terwijl Noa haar stugge weerstand minimaal uitdrukt door een duistere blik en verkrampte houding.

Van Severen speelt dat groot, op het randje van de overdrijving, terwijl Noa haar stugge weerstand minimaal uitdrukt door een duistere blik en verkrampte houding.    

Voor de slechte verstaander volgt een scène bij de Campbells thuis. Veel te veel drank kan niet verhullen dat deze ‘vrienden’ elkaar niets meer te zeggen hebben. Cleiren en De Keersmaeker vertolken de Campbells als echte karikaturen: De Keersmaeker bedelft haar ongemak onder eindeloos gekwetter, dat Cleiren gedachteloos mompelend nabouwt. Tot Frank zegt waar het op staat. Amerikanen zitten zo slecht in hun vel dat ze van therapie een religie gemaakt hebben. Therapie is volgens hem echter een lapmiddel dat de hopeloze leegte van het middenklasse bestaan verhult. De alom aanwezige sentimentaliteit is de saus die de bittere smaak van dat verdrongen besef wegneemt. Zijn brallerige toon laat zien dat hij het wezenlijk over zichzelf heeft: hij beseft zijn conditie, maar is te laf om zich eraan te ontworstelen. Hij is te klein voor tragiek. Zijn vrouw kijkt verveeld, geërgerd zelfs, weg, zonder een woord te zeggen.

In een volgende scène heeft Frank een losse scharrel met een secretaresse. Cleiren en De Keermaeker maken er pure slapstick van. Hij als stuntelende ober, zij als een meer dan hersenloos wicht. De scène krijgt in deze bewerking, anders dan in het oorspronkelijke stuk (waarin Frank volgens Wikipedia zijn slippertje bekent aan April), geen vervolg. Het stuk springt meteen naar een scène die een keerpunt markeert. April, plots heel levendig en terug verliefd op Frank, heeft het plan opgevat om te emigreren naar Parijs, weg van de doodlopende straat waarin ze letterlijk en figuurlijk beland zijn. Zo krijgt Frank de tijd om na te denken wat hij met zijn leven aan wil. Zij zal wel voor de centen zorgen. Alweer laat Van Severen in zijn spel op bijna groteske wijze merken dat Frank terugdeinst voor het plan, maar zelfs te laf is om dat te zeggen. Hij reageert ook weifelend op de afwijzende houding van de Campbells. Die spreken schande van het plan: ‘Wat zal hij daar doen? Zijn vrouw die het brood verdient! En de kinderen dan!’ De dubbele moraal is duidelijk: Shep ziet April niet graag vertrekken, maar kan dat niet zeggen.

Tegenover de Campbells staat John, de zoon van buurvrouw Helen. Hij is in de psychiatrie beland omdat hij niet mee kon of wilde mee draaien in het leventje dat zijn moeder voor hem uitstippelde. Hij deelt als enige de analyse van de Wheelers dat het leven een hopeloze leegte is. Cleiren geeft de figuur magistraal gestalte. Hij doet wel ‘raar’, maar op cruciale momenten blijkt dat een pose. Hij lijkt soms te wenen als een kind, maar maakt net dan uiterst lucide en scherpe opmerkingen.

De enscenering van Stan en De Roovers daarentegen scheert voortdurend langs de karikatuur en toont zo het probleem van de tekst.     

Zijn belang blijkt pas als het plan om uit te wijken naar Parijs in elkaar stuikt. April blijkt plots weer zwanger. Frank grijpt dat aan als het gedroomde excuus om het plan te aborteren. Moraal met grote M is zijn wapen: ‘Een abortus, dat gaan we toch niet doen! Maar met een baby kan jij geen werk zoeken in Parijs! Bovendien: ik kreeg een fantastisch job aanbod, dus kunnen we misschien weer in de stad gaan wonen. Ook niet slecht toch?’ John ontmaskert hem genadeloos. ‘April moet wel heel sterk zijn als Frank alleen kan tonen dat hij ballen heeft door haar met een kind op te zadelen’. April vervolgt: ‘We maakten al een tweede kind om te bewijzen dat het eerste geen vergissing was’.

Het is duidelijk: ze wil een abortus. Frank verzet zich. Zij lijkt zich daar bij neer te leggen. Na een flirt met Shep en een vredig ontbijt met Frank sterft ze echter door zelf een abortus uit te voeren. Of ze echt dood wou blijft in het midden, want het verhaal eindigt daar, met wat wazig geprevel van Shep.

Richard Yates wou, volgens de zaaltekst de sentimentaliteit, de bekrompenheid en de leegte van het Amerika van zijn tijd wilde hekelen. Hij zag het niet als een klucht met tragische afloop maar als een Amerikaans drama. De plot dient die these, en daardoor hebben zijn personages, op April en John na, te weinig complexiteit om levensecht te zijn. Frank is een figuur van bordkarton, net als Shep en Milly en Helen. Door die voorspelbaarheid is de tekst lijdt de tekst zelf onder sentimentaliteit. De enscenering van Stan en De Roovers daarentegen scheert voortdurend langs de karikatuur en toont zo het probleem van de tekst. Tegelijk stemt ze wel in met de analyse die Yates maakte van het Amerika van toen, maar ze laat ook zien dat het verhaal, als pijnlijke klucht, nog steeds treffend lijkt op onze samenleving. De enige schoonheidsfout van deze ‘Revolutionary Road’ is dat de makers meer hadden mogen schrappen in de plot. Een aantal scènes slepen nu omdat ze overbodig lang een situatie schetsen. Maar dat is zeker geen reden om niet te gaan kijken.

Tenslotte: Dit stuk is ook bijzonder omdat twee beginnende – in het geval van Noa zelfs pas afgestudeerde – acteurs het stuk dragen terwijl de ‘oude rotten’ de ondersteunende rollen opnemen. Daaruit spreekt de gedurfde wil om een band te smeden over de generaties heen.         

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login