60 degrees of separation Camille Paycha
Circus zoals NIET te verwachten en te voorzien was
Wie van circus halsbrekende toeren verwacht is eraan voor de moeite bij ’60 degrees of separation’ van Camille Paycha. Deze voorstelling negeert de zucht naar sensatie en simpele boodschappen waar het publiek misschien naar dorst. In ruil laaft ze een andere dorst: de dorst naar aanraking en handreikingen. Ze herdefinieert zo de premissen van wat circus kan zijn.

Onlangs vatte Marina Srnka hier, in een recensie van een voorstelling van het circusgezelschap Tall Tales Company, het wezen van hedendaags circus samen met deze licht ironische opmerking: ‘Ik had het gevoel dat ik stilaan doorhad waar het ‘m om draait in hedendaagse circus: een minimalistisch podium, een eenvoudige naam, een vlot te volgen verhaal, een boodschap uitgedrukt in woord en beweging én… onwaarschijnlijke acrobatiek’. Ik moest eraan terugdenken tijdens ’60 degrees of separation’ van Camille Paycha, omdat de voorstelling, hoewel aangekondigd als circus, op geen enkele manier beantwoordt aan deze gevatte, accurate omschrijving.
Bij het binnenkomen verwelkomen Paycha en haar tegenspeelster, Sofie Velghe je allerhartelijkst, alsof ze minstens de helft van het publiek intiem kennen. Het is een opmerkelijk duo. Ze dragen dezelfde kleurrijke sneakers, en een zelfde tuniek van aan elkaar gestikte, ongelijksoortige stoffen, maar verder verschillen ze als dag en nacht. Velghe is rijzig, van kleur, en heeft een grote krullenbol met een opvallende rode vlek. Paycha is eerder klein, wit, en heeft kort haar, maar ook haar kapsel zit vol kleuraccenten. Op de achtergrond brengt Engel Peet ondertussen onvermoeibaar een soort jungle sound voort op haar drumstel. Ze zit wat geïsoleerd, op een verhoog in een hoek van de zaal, omringd door allerlei andere instrumenten die als een fort rondom haar opgesteld zijn.
Het is meteen duidelijk dat je hier gaat en staat waar je wil of kan plaats nemen op een stuk of zes lange banken die los in de ruimte verspreid staan. Verder is er weinig te zien. Aan de twee korte zijden van de zaal helt een groot scherm van ordinair wit plastic zo’n twee meter boven de vloer schuin voorover. Midden boven de vloer bungelt een riem met een lus als handgreep naar beneden. Toch volstaat die simpele scenografie van Michiel Soete en Soetkin Dewulf op zich al om een bijzondere, intieme sfeer te verwekken door de subtiele lichtreflecties op de schermen. Ze verschuiven in kleur van wit naar oranje naar blauw, en van helder naar halfduister en terug. Low Fi scenografie, maar heel efficiënt.
Dan begint het. Paycha en Velghe demonstreren meteen het principe van ’60 degrees’: als twee mensen elkaars handen grijpen en achterover hangen houden ze elkaar in evenwicht als ze in een hoek van zowat zestig graden achterover hangen. Veel ‘kunst’ is er niet aan: je snapt het meteen, en moeilijk lijkt het niet. De twee vrouwen variëren een tijd op die eenvoudige figuur en voegen er dan een tweede aan toe. Paycha steekt haar hand door de lus in de riem die van het plafond naar beneden komt en grijpt zich stevig vast, terwijl Velghe haar vooruit duwt tot ze van de grond af komt. Ook dat lijkt geen waagstuk.
Als iemand dan de rol zou lossen, stuikt ze naar beneden en breekt ze haar nek. Plots heeft die ene bezoeker een uitzonderlijke rol.
Al snel daarna reiken de twee vrouwen willekeurige bezoekers met een warme, uitnodigende lacht de hand, als een verzoek om letterlijk een handje toe te steken. Dat leidt tot twee momenten die dan toch iets vervaarlijks hebben. Opgehangen tussen de hand van Velghe, die tegengewicht krijgt van een kijker, en de riem kantelt Paycha traagzaam, op hooguit anderhalve meter boven de grond, rond haar as. Halverwege die wenteling strekt ze haar benen omhoog en duwt ze haar hoofd naar beneden. Als iemand dan de rol zou lossen, stuikt ze naar beneden en breekt ze haar nek. Plots heeft die ene bezoeker een uitzonderlijke rol. Alleen, het gaat er zo zacht aan toe, dat die gedachte nauwelijks opkomt, zeker niet omdat Engel Peet de drumsticks ondertussen inwisselde voor zweverige klanken (onder meer van een melodica, een kinderinstrument – de score is soms even Low Fi als de scenografie, maar ook even doeltreffend…). Het is desondanks het enige moment van de avond dat het publiek spontaan applaudisseert, zoals het dat in een circus zou doen na een stunt. (Velghe doet het kunstje later nog eens over, zonder er kijkers bij te betrekken; tegen dan lijkt iedereen gerust in de goede afloop en volgt geen applaus.)
Het tweede ‘thrillermoment’ volgt als Velghe Paycha alweer met de riem de lucht induwt en haar benen rakelings langs de kring van toeschouwers laat scheren. Ook dat doen de twee vrouwen echter zo behoedzaam, zelfs teder, dat niemand zich zorgen hoeft te maken over de afloop, en dat des te minder omdat veel kijkers de twee artiesten ondertussen van dichtbij leerden kennen. Geregeld stappen ze immers op één van hen toe om gewoon even hun hand te grijpen zoals ze ook elkaar hand grijpen bij hun kunsten. Of ze zeulen de bankjes op wielen die her en der staan rond tot ze een soort tribune vormen aan één kant van de zaal, zonder wie erop zit te verjagen. Net zo verplaatsen ze het podium op wielen van Engel Peet een paar keer behoedzaam van plaats, telkens als de muzikante aan een andere zijde van haar instrumentenfort gaat zitten. Zo zie je haar altijd, van overal, frontaal.
De voorstelling eindigt zoals ze begon: met een eenvoudige oefening. Deze routine lijkt op een tot het uiterste vertraagde jive dansstap: elkaars hand grijpen, nog eens andersom grijpen, en om elkaar heen draaien, een paar keer na elkaar. Alleen doen de artiesten dat nu niet met elkaar maar tot wel vijf of zes keer met toeschouwers, als om te zeggen: zo moeilijk is het niet, jij kan het ook. De score geeft daarbij onnadrukkelijk het ritme aan, steeds stiller en kaler van toon tot alles stilvalt.
Om maar te zeggen: ’60 degrees of separation’ beantwoordt aan geen van de criteria voor circus die Marina Srnka zo bondig weergaf: geen ‘verhaal’, geen ‘boodschap’, nauwelijks verbluffende acrobatiek. Een minimalistisch decor is er wel. Net als de muziek is het haast een levend personage dat de sfeer tekent. Is dit eigenlijk nog wel ‘circus’?
In de eerste plaats schrappen de makers elke vorm van intimidatie.
Toch verveelt de voorstelling geen moment. Ik vond ze zelfs aangrijpend. De reden is, denk ik, in de eerste plaats dat de makers elke vorm van intimidatie schrappen. Ze kunnen wellicht meer dan de doorsnee toeschouwer, maar ze pronken daar niet mee. Ze blijven ook ver weg van alle nervositeit en spanning die hangt rond waaghalzerij. Tekenend is inderdaad, als gezegd, dat het nerveuze drumwerk van Engel Peet al lang weggestorven is als Paycha op haar kop hangt. Dat schept ruimte om te kijken naar en te genieten van wat deze vrouwen doen.
Deze voorstelling ‘beweert’ ook niets: er is geen verhaal of boodschap om te ‘verstaan’. De enige boodschap is de warme handreiking die als een baseline de voorstelling markeert. Als we elkaar de hand reiken kunnen we meer dan we denken. Als we het maar willen zien. Elkaar willen zien. Daarover gaat de voorstelling. Daarom verschuiven de banken en het plateau van de muzikante.
In zeker opzicht lijkt de voorstelling zo op ‘Satisfyin Lover’ (1967) van de recent overleden postmoderne choreograaf Steve Paxton. Die liet een uur lang doodgewone mensen over het podium lopen. Ook daar ontbrak een verhaal, ook daar werd het publiek niet geïntimideerd door onwaarschijnlijke sprongen. Ook van dat werk vroegen mensen zich af of het nog wel ‘dans’ was. Historisch is ‘Satisfyin Lover’ zeker als dans gemunt, doordat het werk de definitie ervan verbreedde tot die van een onderzoek naar/een beschouwing van wat ons lichaam toont aan onbewuste signalen en kennis in de meest primaire – maar daarom niet zo eenvoudige en veelzeggende – handeling die wandelen is. Vervang ‘stappen’ door ‘elkaars hand grijpen’ en je bent bij ’60 degrees of separation’.
Dat maakt me trouwens wel nieuwsgierig naar een vervolg op dit werk. Paxton worstelde lang met de vraag hoe je verder gaat na zo’n ‘degré zéro’ van de dans die ‘auteurschap’ herleidt tot een simpel algoritme. Daarin verschilt deze voorstelling echter op een beslissende manier van ‘Satisfyin Lover’: het zijn toch de performers, de muzikante en de scenografen die deze ‘dans’ leiden’, als een praktijk die zich nog in veel vormen kan ontplooien. Het is geen louter algoritme. Maar uitzonderlijk blijft het.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz