Toneel / Performance

R.I.S.A. (Reckless Idiots Seeking for Absolution) Jr.cE.sA.r / KVS

Vitaliteit, Melancholie en Murga

Straattheater op een grote scène, dat is altijd lastig. Straten kunnen vuil en nat zijn, ze vullen met onverwachte geluiden, maar een toneelvloer is perfect onder controle. Je kan een podium natuurlijk ook ‘vuil’ maken, maar er staat achteraf altijd wel een krachtige stofzuiger klaar die veel efficiënter is dan Net Brussel. Straattheater imiteren in een veilige schouwburg is daarom uiterst kunstmatig, de geuren, de passanten, de visuele en sonore verrassingen ontbreken. Als toeschouwer accepteer je dat, je verrekent dat in je kijkervaring: dat is de suspension of disbelief. Dat kan werken, en bij ‘R.I.S.A. (Reckless Idiots Seeking for Absolution)’ van Jr.cE.sA.r en KVS werkt het in grote mate: er ontstaat ambiance, en toeschouwers dansen mee met het ensemble, op het einde.

R.I.S.A. (Reckless Idiots Seeking for Absolution)
Klaas Tindemans KVS Bol, Brussel meer info download PDF
02 april 2024

‘R.I.S.A.’ vertrekt vanuit een specifiek soort straattheater, namelijk murga. Murga is een weinig gebruikte Spaanse term voor lijden en ellende, maar verwijst in de eerste plaats naar carnavalsensembles (en hun muziek) die uit Cádiz, Andalusië, zijn overgewaaid naar Argentinië en Uruguay, waar ze zich vermengd hebben met andere muziek uit de (gedwongen) migratie, zoals de Afrikaanse candombe, uit de cultuur van vrijgemaakte en vrijgevochten slaven. Murga is een perfect voorbeeld van wat Joseph Roach circum-Atlantic performance noemt, de culturele mobiliteit die de Atlantische Oceaan oversteekt, door gedwongen (slavenhandel) en vrijwillige (conquista) migratie. En die vervolgens weer terugkeert naar de moederlanden, zoals dat bijvoorbeeld gebeurd is bij de Congolese rumba. In die beweging worden collectieve herinneringen meegenomen als mentale bagage, die uitgepakt wordt in rituelen, ceremonies en andere performatieve praktijken – carnaval, processies, toneel. Regisseur Junior Mthombeni, auteur Fikry El Azzouzi en een divers ensemble van acteurs, zangers, dansers en muzikanten proberen die murga-traditie over te brengen naar de grote scène van de KVS, en de chaos van deze culturele melting pot werkt aanstekelijk. Gerardo Salinas, stadsdramaturg bij de KVS, is zelf al jaren animator van Belgische murga initiatieven, bij de Zuid-Amerikaanse diaspora én daarbuiten.

Terwijl het publiek binnenkomt staan de spelers al te dansen, met percussie, een gitaar en een basgitaar. Met die instrumenten moeten ze het doen, maar samen met zoete en wilde zang vullen ze de ruimte ten overvloede. Dan gaat het zaallicht uit, en ze installeren zich keurig aan een lange tafel en kijken de zaal in, niet streng maar ook niet meer zo vrolijk als tijdens de prelude. En dan komt de ‘koningin’ op, Priscilla, in een extravagante roze baljurk, terwijl de anderen eerder casual zomers gekleed zijn. Zij opent een zogezegde ‘familiebijeenkomst’, om problemen uit te praten. Het zal echter nooit ondubbelzinnig duidelijk worden welk conflict er zou moeten worden opgelost. Zij zal de levens van haar ‘familieleden’ duiden, met Tarot-kaarten, maar zoals elke waarzeggerij vertellen die waarheden die men naar believen kan interpreteren, fatalistisch of met vertrouwen in de toekomst.

Elke speler krijgt de kans om zijn ziel bloot te leggen of om, ander uiterste, een maskerade op te voeren. Zoals bij het carnaval, waar ook ter wereld, de ‘normale’ verhoudingen tussen waarheid en verzinsel, en tussen macht en onmacht omgekeerd worden voor de duur van het feest. De een heeft het over haar Peter Pan complex, dat ze koppelt aan bizarre seksuele fantasieën, de ander heeft het over zijn fanatieke geloof in beschaafde en oprechte omgangsvormen, over morele etiquette. Maar over al deze bekentenissen, melancholisch of enthousiast, hangt de angst dat ‘ze’ – de onzichtbare maar absolute macht – het carnaval gaan afschaffen. Zoals Generalissimo Franco in 1937 het al te subversieve feest in Cádiz ooit verbood, samen met alle andere carnavals in Spanje. Maar dezelfde Franquisten lieten 10 jaar later het carnaval weer toe, om de ‘volksgeest’ aan te wakkeren, om het gemeenschapsgevoel in een deprimerende omgeving te versterken.

    Mthombeni is de idee van heldendom, van bevrijdend charisma, zelf in vraag gaan stellen.    

‘R.I.S.A.’, zo meldt het programmaboekje, is ontstaan uit de frustratie van Junior Mthombeni en zijn artistieke spitsbroeders dat hun spektakels over de helden van de zwarte emancipatie – Mohammed Ali, Malcolm X, Winnie Mandela, Tupac Shakur – zo weinig effect hadden in de échte wereld. Dus is Mthombeni de idee van heldendom, van bevrijdend charisma, zelf in vraag gaan stellen. Dat deed hij al, tot op zekere hoogte, in zijn monoloog ‘Vaderlandloos’, waarin hij wel nog een gemeende hommage brengt aan zijn familie, verzetsstrijders in het Zuid-Afrika van de apartheid. Maar tegelijk ensceneert hij zijn eigen nietigheid als zwervende artiest met Mechelse roots, levend op het ritme van tropische feesten – weliswaar met virtuoze zang en dans. In ‘R.I.S.A.’ gaat hij een stap verder, en is enkel de god Momo, de patroon van de bijtende kritiek én van de dichtkunst, door Zeus verbannen van de Olympos, nog het vereren waard. ‘Ik wil leven in de heerschappij van god Momo / Ik wil een huzaar zijn van zijn duivels leger’, dat zingen ze, in een lied van de Uruguayaanse ster van de murga, Jaime Roos.

Dat lijkt misschien op escapisme, op een vertwijfelde poging om aan de trieste werkelijkheid van onderdrukking en emancipatie te ontsnappen middels georkestreerd lawaai en fantasierijke verkleedpartijen, maar er is meer aan de hand. De getuigenissen die het ritme van het feestgedruis onderbreken – hoewel de percussie van Cesar Janssens en de bas van Mirko Banovic vaak gewoon blijven doorlopen – brengen de absurde vrolijkheid terug tot een basaal niveau, voeten op de grond. Intieme droefenis, zoals Junior Akwety, een stil personage dat af en toe ‘On doit parler’ roept, om te besluiten met ‘On doit pouvoir discuter. Mais qui m’écoute. Je suis un ‘enfant solution’. Toujours devoir prendre soin de tout le monde’. Gevolgd door nog meer bitterheid. Hij wandelt ondertussen over een scène met schuivende panelen, een rollende tafel waarop geen feestmaal klaarstaat, tussen de figuren die in vreemde bewegingen hun eigen richtingloosheid uitdrukken.

Even ontroerend is de fragiele, sprakeloze danseres Nina Plantefève-Castryck, die steeds haar mond opent, maar geen geluid kan voortbrengen. Wanneer spreken eindelijk lukt, kan ze niet veel meer zeggen dan dat ze een emoji is, een smiley met een schapenkop. En dan barst ze uit in een fenomenale danssolo. Dat is de échte bevrijding. Al deze figuren hebben een duw nodig, vanuit het collectief dat hen in beweging kan brengen. Maar echt luisteren doet dat collectief niet, ze worden opgetild tot het niveau van heldendom, slecht een heel kort moment. Tom Van Landuyt zegt dat pijnlijk scherp: ‘Ik ben een schaduw. / Gewoon, op de grond. / Soms wil ik vliegen. ‘k Weet niet waarom. / Dat gebeurt gewoon. / Hoger en hoger. Tot aan de sterren. Of nog hoger. / En dan, ineens, vanuit het niets, val ik, naar beneden. / Op de grond. Op de bodem. Dieper nog. In het slijk. / Zo diep mogelijk. Daar is niks. Daar is niemand’.Enrique ‘Kiké’ Noviello gaat nog een stap verder, met een dosis publieksbelediging – een vast ingrediënt in Junior Mthombeni’s voorstellingen: ‘I would spray gasoline on you. / And with a match I would set you on fire. / The screams would be like music to my ears. / Not really, idiots. It's a joke!’

   Je kan niet anders dan de groove in je lichaam voelen, en de spelers pompen dat graag op.    

Behoorlijk ontnuchterende kreten, tegen de achtergrond van een levendige bende die ‘zonneschijn’, ‘paradijs’ en ‘grenzeloze verbeelding’ belooft. Het merkwaardige is dat deze uitersten, deze contradicties, perfect samengaan in deze theatrale omgeving: de nuchtere, naar somberte neigende scenografie van Stef Stessel, de kostuums die evolueren van zomeroutfits in lichte kleuren naar de uitbundige maskerade van de murga stoet, de schrijnende poëzie van Fikry El Azzouzi (soms wat geforceerd) en de gewelddadige lyrics op even overweldigende drums – met de bombo con platillo (grote trom met cymbaal) op kop. De mooiste belichaming van die contradictie is de figuur van Jesús Bienvenido, de zanger-gitarist uit Cádiz. Zijn stem klinkt altijd melodieus, maar nooit zoetgevooisd, hij zingt of zegt klanken die schuren, als een nagel over een schoolbord. Ofwel heeft hij teveel gefeest, ofwel teveel getreurd – of allebei tegelijk.

Zoals vaak bij Junior Mthombeni ontaardt de voorstelling in een spontaan bal populaire, je kan niet anders dan de groove in je lichaam voelen, en de spelers pompen dat graag op, voor, tijdens en na het applaus. Zo’n climax kan het militante karakter van voorstellingen als Malcolm X en Dear Winnie onschadelijk maken, maar mijn ervaring was omgekeerd: de strijdbaarheid dringt door tot in je lichaam. In ‘R.I.S.A.’ is de strijdbaarheid minder tastbaar, want de helden zijn verdwenen, alle spelers zijn hun eigen personage. In de plaats daarvan is melancholie gekomen, een gedeeld besef dat men iets zoekt – solidariteit? gelijkwaardigheid? luisterbereidheid? – dat niet te benoemen en daarom zo moeilijk te vinden is. Toch eisen deze personages hun plaats op, niet vanuit een ideologisch bewustzijn, wel vanuit een gefnuikte vitaliteit. De murga kan dat goedmaken, maar slechts enkele dagen per jaar. Alle andere dagen zijn problematisch, of minstens saai. Ze hadden wel de grote achterdeuren van het KVS-toneel mogen openmaken, dan waren we allemaal écht op straat beland.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login