Dans / Performance

Macc(h)abées Sophie Warnant / Cie Sujet Barré

Prachtige poses voor het leven, tot de dood

Liefst acht jaar heeft Sophie Warnant zich voorbereid op ‘Macc(h)abées’, een solo waarin ze woordeloos de dood in het gezicht kijkt. In elke trek van haar lijf voel je de halszaak die deze creatie voor haar is, rijkelijk opgeladen door allerlei doodservaringen van anderen én een lange cultuurgeschiedenis rond de verbeelding van het einde. Warnant vat je bij de lurven van haar eerste gil tot haar laatste aanslag met een kassei. ‘Macc(h)abées’ verdient een lang leven.        

Uitgelicht door Wouter Hillaert
Macc(h)abées
Wouter Hillaert Basisschool Kroonlaan, Oostende, in het kader van TAZ25
02 augustus 2025

Ritueel theater? Een tijdlang was het een begrip, toen Eric De Volder nog leefde, Wayn Traub zijn totaalkunst bedreef bij Toneelhuis en Enrique Vargas hoge toppen scheerde met zijn zintuiglijke labyrinten. Sindsdien gebeurt het in Vlaanderen nog slechts bij uitzondering dat je theatermakers echt ziet inzetten op de transformatieve kracht van live theater rond grote bovenindividuele levensmomenten als dood of geboorte. Er wordt wel veel rond alternatieve rituelen gewerkt, maar niet toevallig vaak buiten de schouwburg. Er heerst vandaag op het podium precies te veel metatheatraal dubbelbewustzijn om nog echt vol door te gaan in de aparte zijnstoestand die waarachtig ritueel theater nodig heeft.

‘Macc(h)abées’ van Sophie Warnant is zo’n uitzondering. De Franstalige actrice en choreografe studeerde in 2011 af aan het Conservatorium van Luik en kreeg in 2015 de Prix de la Critique als ‘beste ontdekking’ voor Ha Tahfénéwai!’, haar debuut bij Théâtre National over de ervaringen van mensen in de psychiatrie. In 2017 speelde ze ook mee in ‘Nachtasiel’ van Raven Ruëll en Antigone, eveneens een voorstelling vanuit reële getuigenissen, maar dan van daklozen. ‘Macc(h)abées’ vertrok van dezelfde methodiek. Jarenlang sprak Warnant met dokters en patiënten op palliatieve afdelingen, en ook met euthanasie-voorvechter François Damas, over hun omgang met de dood. Ze werkte met een centrum voor zelfmoordpreventie en draaide zelfs even mee in de thanatopraxis, de zorg voor dode lichamen. Zelden werd het idee ‘artistiek onderzoek’ zo serieus genomen.

Uniek is ook het resultaat van al die verkenningen. Warnant verwerkte ze niet klassiek documentair of tekstueel, maar corporeel. Bijna letterlijk ‘incarneert’ ze haar onderwerp: ze heeft alle verworven kennis en emoties jaar na jaar in haar leden laten indalen, om ze er nu op het podium weer uit te laten komen in een heel andere vorm. Niet alleen die puur lichamelijke benadering heeft iets ritualistisch, ook de aanvang van de voorstelling herinnert daaraan. Warnant neemt op haar kleine speelvlak eerst haar tijd om langzaam van gewaad te wisselen. Een zwart kimono-achtig pak gaat uit, een wit kleed – speciaal ontworpen door Esther Denis – wordt aangegespt. De bovenkant ervan komt tot net onder haar naakte tepels, maar die worden verborgen onder een ruiker kleurige bloemen die ze in haar kleed propt. Ook dat directe contant met de levende natuur is een oeroud kenmerk van transformatieriten.

Wat volgt, is een dans van een uur die zich nog het beste laat samenvatten als een serie snel verschietende poses en plaatjes die bijwijlen iets van een levende dia projectie hebben, direct op je netvlies. Soms volgen die poses en bewegende tableaus elkaar in hoog tempo op, soms blijven ze langer verwijlen om helemaal in te dringen. Stille beelden van verstomming met opengesperde mond, als een geluidloze schreeuw, wisselen elkaar af met plotse kreten of diepe kreunen, waarin het hele lichaam mee naar de grond zucht. Een ander motief dat vaak terugkeert, zijn zacht waaiende vingers aan het uiteinde van gestrekte armen, met kootjes als jonge lootjes die in de leegte het eerste of net het laatste leven bevoelen. Warnant heeft het duidelijk in de vingers, hoe je de onvatbare grens tussen leven en dood aftast.

Verlangen, vrees en ontsteltenis vechten om de overhand. Het ene moment straalt er waanzin uit de ogen, dan weer liefdevolle berusting.

Haar gelaat verbergt ze dan weer vaak achter haar lange lokken, al dan niet met hangend hoofd. Alsof ze zich wil wegstoppen als individu, of net alle aandacht naar de rest van haar lichaamsdelen wil spreiden. Ze zuigt haar knie leeg, zwaait repetitief met haar arm langs haar heup, eet haar vuist op, waggelt als een dronken lappenpop over de scène om steeds weer tegen de vloer te kletsen. Of ze ligt languit gewoon naar ons te kijken. Of ze blikt juist van ons weg, mijmerend uit het venster naar de tuin. Verlangen, vrees en ontsteltenis vechten om de overhand. Het ene moment straalt er waanzin uit de ogen, dan weer liefdevolle berusting. Er wordt gegrijnsd en gehuild, gereikt en geblokkeerd, gebogen en verweerd.

Wat die bewegingschoreografie van ‘Macc(h)abées’ zo bijzonder maakt, is dat Warnant zich 100% investeert. Zelfs de kleinste spier werkt mee aan elke houding, elke beweging. Als ze zich kletst, doet het pijn. Tegelijk vermijden haar geboetseerde poses elk cliché. Mocht je niet weten dat de dood de bron van deze solo is, zou je er net zo goed een waaier in kunnen zien van de vele vrouwelijke gratiën en kwetsuren. Zo speelt Warnant met de wijde omvang van haar rok als een extra rekwisiet, dat van haar ook een gesluierde madonna of net een anonieme schaamstreek kan maken. Haar naaktheid onder het kleed wordt op geen enkele manier toegedekt, soms zelfs bewust uitgespeeld. Vóór de dood zijn we allemaal zonder kleren? Die brede spanwijdte tussen de beelden die zich openbaren en de thematiek waarvan vertrokken is, geven ‘Macc(h)abées’ een grote interpretatievrijheid.

Toch voelt elke pose heel juist en eigen, maar ook verbonden met de eeuwenoude iconografie en danse macabre van religieuze schilderijen, mythische standbeelden en algemene lichaamsesthetiek. Sommige kwetsbare beelden, bijvoorbeeld van gestrekte benen en tenen die hulpeloos omhoogsteken in de lucht, voeren je gedachten ook spontaan naar het werk van Berlinde De Bruyckere, met wie Warnant tijdens haar creatieproces intensief contact had in haar atelier. Zo voel je doorlopend de rijkdom van vele inspiraties, maar hun transformatie is totaal. De performer die hier danst, is tegelijk volkomen zichzelf en elk Mens: de gouden combinatie waar zowat elke kunstenaar op aast.

Dat maakt van ‘Macc(h)abées’ – de titel is overigens een Frans synoniem voor ‘lijken’ – niet alleen een schoolvoorbeeld van ritueel theater, maar vooral van machtig noodzakelijke kunst. Eén houding tegenover ons aller einde spreekt er niet uit, tenzij misschien dat er niet één houding de norm kan zijn. Als geen ander heeft Warnant uit haar onderzoek begrepen dat zo’n onvatbaar levensmoment net heel veel verschillende emoties oproept, die allemaal even vergankelijk en onoplosbaar zijn. Wel voel je een poging tot verzoening. Tot die in het splijtende slotbeeld van de voorstelling weer met elke spier aan diggelen wordt geslagen. Waarna Warnant ze toch weer samen probeert te puzzelen.

Als ze afgaat, blijven op het podium alleen nog de levenloze bloemresten achter die van al haar energie zijn losgekomen. Ze zijn niet dood. ‘Macc(h)abées’ is een ode aan het leven.         

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login