A little inquest into what we are all doing here Josie Dale-Jones
Geen family sex of: de making of van een show die er nooit kwam
In 2022 zou de Engelse Josie Dale-Jones een voorlichtingsshow voor kinderen vanaf vijf jaar maken. Zou. De voorstelling werd geannuleerd voor er ooit maar iets werd getoond. Alleen al het idee was voldoende om de conservatieve goegemeente op haar achterste poten te laten staan en voorstelling en maker in de ban te slaan. In ‘A little inquest into what we are all doing here’ doet Dale-Jones het enige wat ze nog kan doen: een making of maken van een show die er nooit kwam.

Zit ze als een rups in een roze pop, in een condoom met aardbeismaak, in een snoepgoed lijkzak of een dwangbuis? Het Europese volkslied ‘Alle Menschen werden Brüder’ schalt door de boxen. Veel ironischer moet het vandaag in Europa niet klinken waar de politiek, in de ban van conservatieve krachten en angst, onthouding predikt.
Josie Dale-Jones bevrijdt zich uit het roze omhulsel en neemt plaats aan een bureautje. Misschien is het haar werkstation, maar met de spot en micro erop kan het evengoed ook de plek voor een ondervraging of een persconferentie zijn. “Ik zweer dat ik de waarheid zal zeggen en niets dan de waarheid,” zegt Dale-Jones. Ze legt kalm de feiten voor: ze had het plan opgevat om met ‘The Family Sex Show’, een voorlichtingsshow vanaf 5 jaar te maken “om kinderen openlijk en zonder schaamte te leren spreken over seks en relaties, over grenzen en consent”. Want niet alleen komt dergelijke voorlichting nog vaak schromelijk te laat (pas in het laatste jaar van het lager onderwijs), het wordt ook puur instrumenteel aangebracht: als een voortplantings- of net anti-voorplanting instructiefiche die het midden houdt tussen een les anatomie, een groenten-en fruitworkshop (een condoom over een banaan of - nog erger - over een courgette) en een donderpreek met pek, veren en chlamydia.
Maar voor de voorstelling ook nog maar kon worden gemaakt, zorgde een krantenartikel voor een lawine aan conservatieve reacties die reikte tot aan de hoogste politieke echelons. “Ik had verwacht dat er wat ophef zou zijn, dat sommige mensen er een probleem mee zouden hebben, maar dat het zulke proporties zou aannemen…,” zegt Dale-Jones. Zulke proporties, dat is: een petitie van duizenden handtekeningen tegen een show die niemand nog gezien had, haatmails en -telefoons vol beledigingen als ‘pedofiel’ of ‘dat ze beter zelfmoord zou plegen’, dreigbrieven aan haar eigen adres en aan dat van haar ouders, een bommelding bij het theater waar de voorstelling zou spelen. Uiteindelijk leidde het er ook toe dat het Britse Council of Arts zijn fondsen introk.
Josie Dale-Jones heeft de looks en presence van een Philomena Cunk uit de Netflix mockumentary ‘Cunk on Earth’.
Josie Dale-Jones vertelt haar wedervaren neutraal, gestaafd met af en toe een geluidsfragment of een mail die ze luidop voorleest. Ze doet dat met die Engelse deadpan panache, met een droge cheek in tongue humor. Ze heeft de looks en presence van een Philomena Cunk uit de Netflix mockumentary ‘Cunk on Earth’. Het maakt Dale-Jones’ haar verhaal niet alleen schrijnend grappig. Het zorgt er vooral voor dat net de realiteit een groteske lijkt. Aangezien de voorstelling nooit werd gespeeld, krijgen we ook een nummertje te horen dat voor de show werd gecomponeerd. Het musicalachtige lied waar in de verte het woordje ‘clitoris’ echoot doet - de eerlijkheid gebiedt - vermoeden dat het idee van de voorstelling misschien meer potten brak dan de daadwerkelijke voorstelling ooit zou hebben gedaan.
Dale-Jones’ relaas doet denken aan wat theatermaker Maxime Dreesen meemaakte hier in Vlaanderen met hun ‘Countersex Education’ (2022), een voorstelling die hen bracht voor middelbare scholen in de Antwerpse De Studio. Ook dit was een voorstelling – weliswaar voor pubers – rond bevrijd omgaan rond seksualiteit en lichamelijkheid vanuit een open, positieve en inclusieve manier. De voorstelling mocht in tegenstelling tot die van Dale-Jones wel spelen, maar lokte bij het schoolgaand publiek heftige reacties uit. In een artikel in De Standaard getuigde Dreesen over hoe hen werd uitgescholden en bekogeld met voorwerpen. Hen stelde onomwonden dat hun veiligheid fysiek en mentaal als maker in gedrang kwam, maar misschien nog pijnlijker hoe de reacties wellicht een omgekeerd effect creëerden: in plaats dat leerlingen zich gerugsteund zouden voelen door hun peers, lachten medeleerlingen met homoseksualiteit, met genderfluïditeit waardoor ze wellicht nog minder snel geneigd zullen zijn om zich te outen.
Dreesens getuigenis was niet de enige over wat in het theater nog mag en kan. Heel wat theatermakers en kunstwerkers getuigden over de groeiende onverdraagzaamheid van het publiek zeker als het rond seksualiteitsbeleving, geaardheid en gender gaat maar ook over politieke standpunten. In Nederland werd in maart dit jaar zelfs een commissie opgericht om te bekijken hoe de artistieke vrijheid gewaarborgd kan worden om hierin beleidsmatig aanbevelingen te doen.
Hoe interessant en tegelijk stuitend deze voorstelling ook is binnen het bredere maatschappelijke kader, je vraagt je toch af hoe dit documentair stuk op een bepaald moment kan kantelen.
‘A little inquest in what we are all doing here’ staat zo pal in het centrum van een brandend actuele discussie. Maar hoe interessant en tegelijk stuitend deze voorstelling-over-een-niet-gemaakte-voorstelling ook is binnen het bredere maatschappelijke kader, je vraagt je toch af hoe dit stuk op een bepaald moment kan kantelen. Hoe dit documentair theater van puur relaas ook theatraal bijzonder kan worden, zoals een gezelschap als bijvoorbeeld Berlin dat zo inventief kan? Die noodzakelijke kanteling komt er ook in ‘A little inquest into what we are all doing here’: wanneer een lichtpaneel op het publiek gericht wordt en een tweede speler (Joe Mallalieu) ten tonele verschijnt. Ook hier twijfel je: is hij een theatertechnieker, een medespeler, is hij haar lief, een psycholoog of - wat steeds meer plausibel lijkt - de luidop uitgesproken veruitwendiging van haar eigen monologue intérieur? Hoewel dit zeker een nieuwe, noodzakelijke spanning binnenbrengt in de voorstelling, is het de vraag of het de meest interessante keuze is om het wat ironisch neutrale spel te verlaten voor een stuk pathetisch drama.
Het illustreert echter wel op een aangrijpende wijze hoe Dale-Jones zelf als theatermaakster in een neerwaartse spiraal belandde, twijfelend in haar artistiek kunnen en mogen, verguisd en gecancelled, onzeker over haar rehabilitatie en of die er ooit nog zou komen. In een gekmakende mantra glitchen haar woorden “safe, say, save”. Het mondt uit in een stuk cabaret in glitterpak: “That’s entertainment,” tapdanst ze. De ironie druipt ervan af, maar daarna wordt ze terug in de zak gestoken, de vrije meningsuiting monddood gemaakt, de vlinder terug in de pop, de piemel terug in de broek. “All the world’s a stage” weten we al sinds Shakespeare. Dus is ook het podium een afspiegeling van de wereld. En die wereld ziet er qua vrijheid niet goed uit.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz