Toneel

Warm tg Dtan / Maatschappij Discordia

Schemerbestaan

                                  In ‘Warm’, een stuk van Jon Fosse, gebeurt haast niets. De korte, maar volledige samenvatting van de plot – if any – kan je lezen op de website van Stan. Toch slagen Damiaan De Schrijver (tg Stan) en Matthias de Koning (Maatschappij Discordia) er net als in ‘Slaap, kindje, slaap’, ‘Eg er vinden’ en ‘Rambuku’ weer in om een toon te treffen die zweeft tussen komedie en tragiek, met een ondertoon van diepe ontreddering. Over het schemerige bestaan dat we leiden – of waaraan we lijden. Annette Kouwenhoven (Maatschappij Discordia) is hier de katalysator van een dialoog om niets.         
Uitgelicht door Pieter T’Jonck
Warm
Pieter T’Jonck Kunstencentrum Nona, Mechelen
28 maart 2024

In de achtergrond hangt een bruine lap stof met linten aan een half neergelaten trek. Onder dat doek piept nog de zoom van een tweede, wit doek. Enkele wankele stukken hout houden dat van de vloer weg. Er moest toch iets als een decor zijn. Twee symmetrisch geplaatste tafels - deurbladen op schragen - midden op het podium completeren de scenografie. Op één detail na: er hangen ook drie peertjes op willekeurige (en in één geval ook hinderlijke) plaatsen op een meter boven het podium. Ze werden in zwarte verf gedoopt die er dan weer slordig afgekrabd werd, zodat ze nauwelijks licht geven. Voor de fans: dezelfde peertjes die je ook zag in ‘Atelier’ (2017) waarin Peter Van den Eede, de Koning en De Schrijver rond strompelden als ‘De Blinden’ van Pieter Breughel.

De drie acteurs lummelen wat rond terwijl het publiek binnenkomt. Als iedereen zit maakt de Koning het touwtje los dat een peertje weghield van het gangpad voor de publiektribune. Er klinkt jazz muziek. Bill Evans, schat De Schrijver. De Koning beaamt. Zonder duidelijke aanleiding begint hij zijn zakken te legen. De Schrijver doet het hem na, met de schampere opmerking dat ze tijd moeten rekken, want het stuk is al te kort. Van Kouwenhoven observeert hun gedoe met een sceptische blik, zeker als ze nogal opzichtig tekstbrochures verplaatsen. Teveel vertoon, toch?

Die tekstbrochures zijn nochtans niet zo triviaal, want in de loop van het stuk houdt telkens één acteur een oog op de tekst die de twee anderen spelen. Met reden, want de dialogen variëren eindeloos op een zinnen als ‘Herinner jij je wanneer we elkaar voor het eerst zagen?’, ‘Hebben wij elkaar toen hier, op deze pier, aan dit huis, gezien?’ of ‘Weet je waar we zijn?’. Elke variatie werpt een ander, steeds dubieuzer licht op de personages die hier aan het woord zijn. Nooit is de variatie onschuldig. Elke woord, elke zinswending telt. Net omdat het zo nauw luistert moet het de hel zijn om zo’n tekst te memoriseren. Dus heb je een souffleur nodig. Die verdwijnt hier echter niet in een hokje: het is één van de rollen die de spelers opnemen.

(Je ziet dus vooral de spelers, eerder dan personages, maar als de twee mannen hun zakken leegmaken is het toch alsof ze deels afstand doen van hun identiteit. Ze staan er ‘zonder papieren’. Wie zijn ze dan? Het blijkt later geen onbelangrijke vraag).

Het stuk steekt na die schijnbewegingen dan toch definitief van wal met een gesprek tussen de Koning en De Schrijver over hun eerste ontmoeting, heel, heel lang geleden. Zo lang geleden dat ze zich niet eens de juiste plek herinneren, al lijkt die sterk op de plek waar ze zich bevinden: een pier aan zee, naast een huis. Ze slagen er evenmin in hun relatie te bepalen. Vrienden? Nee. Vijanden? Ook niet. Het lijkt alsof ze nauwelijks een besef hebben van zichzelf doordat hun herinneringen tot een grijze mist vervaagd zijn. Het enige dat beiden zich levendig herinneren is een vrouw in zwart badpak, met een heel bleke huid. Die dook zomaar op, op een warme zomerdag, en wilde zwemmen. Maar ze ontkennen dan weer dat de ander er die dag bij was, ondanks wat ze eerder zeiden.

Pas dan komt Annette Kouwenhoven in het spel. De Koning begroet haar met een ‘Dat is lang geleden. Blij je te zien’. Ook dit gesprek heeft iets onwerkelijks. Kouwenhoven, denk je, moet de vrouw in badpak geweest zijn, ooit. De Koning wordt nog steeds warm als hij aan haar harde tepels denkt. Hij wil haar het huis in lokken, maar zij weigert, ‘want iedereen ziet ons’. Heeft ze het over ons, kijkers? Waarom wil ze dan later plots wel? Plots verwijt ze de Koning dat hij niet vraagt hoe het met zijn kinderen, drie nog wel, gesteld is. Hij lijkt hun bestaan nauwelijks te beseffen. Even denk ik: die man is lang geleden gestorven, terwijl zij nog maar net dood is. Ze ontmoeten elkaar in een soort hiernamaals. Daardoor is alles zo wezenloos. Daarom klaagt de Koning dat ze er al eeuwig zijn.

Clowns die plots hun grap vergeten zijn. Spelers in een moeras van woorden

Een absurde verklaring misschien. Maar als Kouwenhoven met De Schrijver quasi hetzelfde gesprek voert (behalve dat hij maar één kind heeft met haar) kan je je nog minder van de indruk ontdoen dat minstens die twee mannen in een geestelijk schemer en een eindeloze tijd leven. Zouden we dementerende mensen zien? Ook dat lijkt geen echt sluitende verklaring van wat voor onze ogen gebeurt, want weer een scène verder blijken beide mannen heel wel in staat ruzie te maken over wie nu wat had of deed met die vrouw in badpak die daar nu – misschien – voor hen staat.

Daarna dooft het stuk uit. Op het einde letterlijk: enkel de sprietjes licht die ontsnappen uit de peertjes resten. Voor het zover is wisselen de spelers nog heel wat woorden uit, maar dan als speelgoedgeld in een spel dat hen niet meer boeit, maar nu eenmaal uitgespeeld moet worden. Mijn vergelijking loopt nochtans wat mank, want er zit eerder onrust dan verveling in hun spel. Diep ongemak. Als van clowns die plots hun grap vergeten zijn. Spelers die gesouffleerd moeten worden omdat ze niet meer weten in welk stuk ze spelen. Spelers in een moeras van woorden waar ze geen vat op krijgen. Ze zijn niet zichzelf, maar ze worden geen personage. Een niemandsland.

Het heeft iets existentieels: staan in een stuk waarvan de woorden en de pointe en zelfs je eigen rol je ontgaan. Op dat ene punctum na, dat ene moment met die vrouw in een zwart badpak dat alles anders deed vervagen. Theater als spiegel van een soort leven. Zo krijgen ook alle ongerijmde details in de enscenering hun betekenis. Zoals het legen van de zakken in het begin. Of dat souffleren. Ooit een ‘dada’ van Jan Joris Lamers bij Discordia, maar De Schrijver en de Koning deden het in hun gezamenlijke werk al lang niet meer. Maar hier wel. Spelers – mensen – die hun tekst kwijt zijn. Een schemerbestaan. Wrange komedie, verkapte tragedie. Pakkend.

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login