Jerusalem tg Stan / Atta Nasser en Scarlet Tummers
Unframing Jerusalem
Wat betekent religie? Waaruit ontstaat de drang om te geloven? Twee toneelspelers, Scarlet Tummers, opgegroeid in Den Haag en Atta Nasser, opgegroeid in Jeruzalem, verkennen in ‘Jerusalem’ hoe geloof in beiden hun leven binnen sijpelt. De toetssteen, het ‘frame’ van het gesprek is Jeruzalem, de stad die de bakermat is van drie wereldgodsdiensten. Het levert een intrigerende performance op.
Scarlet Tummers en Atta Nasser maakten ‘Jerusalem’ in het kader van de medeSTANders. Beginnende makers kunnen er werk creëren onder de vleugels van tg Stan. Niet dat ze aan hun proefstuk toe zijn. Tummers acteerde al bij Wunderbaum, de KVS, De Warme Winkel, Simon De Vos en Fabrice Murgia. Atta Nasser acteerde in enkele films en voorstellingen van BRONKS, Théâtre National en Theater Antigone. Ze traden ook allebei aan in Stan-producties. In 2020 regisseerde Tummers bij Stan ook ‘A Separation’, naar de gelijknamige Iraanse film van Asghar Farhadi.
De voorstelling ‘begint’ niet echt. Terwijl het publiek gaat zitten schilderen Nasser en Tummers, beiden in werkkledij, korte slagzinnen of berichten op een wit doek dat de vloer van het podium bedekt. Ze zijn moeilijk leesbaar, want ze staan, vanuit de zaal bekeken, op hun kop. Verder is die scène leeg, op TL-bakken links en spots rechts na. De muziek op de achtergrond versterkt het gevoel dat we kijken naar een atelier. Of zelfs: aanwezig zijn in het atelier van de artiesten, want het licht in de zaal blijft aan, zodat er geen duidelijke grens is tussen podium en zaal.
Nasser verbreekt als eerste de stilte. ‘All you need is a jar to steam milk.’. Hij vertelt hoe je Arabische koffie maakt. Dat blijkt een heel gedoe. Net dan loopt iemand uit de zaal over het podium naar achter, en keert meteen daarop terug met een kop koffie. Hij doorbreekt zo niet alleen de theaterillusie, hij toont ook we hoe weinig belang wij hechten aan een banale kop koffie. Gegniffel in de zaal.
Nasser vervolgt onverstoorbaar dat koffie in Jeruzalem als een taal is, met allerlei tekens en betekenissen. De manier waarop ze gemaakt, geschonken en gedronken wordt kan genegenheid uitdrukken, en zelfs het signaal zijn dat je aanvaard bent als toekomstige schoonzoon. Het verraadt ook iemands sociale status. Teveel kardemon in de koffie: nieuwe rijken. Koriandersmaak: onhygiënische mensen. ‘Never drink coffee that tastes of coriander’, adviseert hij met een knipoog, oog in oog met de voorste rij. Meer gegniffel.
Pas dan neemt Tummers het woord. De toon wordt iets minder badinerend. Haar vader was katholiek opgevoed, maar zij kreeg daar niets van mee. Net voor hij te vroeg overleed – zij was nog maar elf – liet hij zich echter toch zalven. ‘Enkel als je sterft, heb je nood aan olie op je hoofd – als een frame,’ zo stelt ze scherp. Het hoge woord is er zo uit. ‘frame’ en ‘framing’ vormt de rode draad van de voorstelling. Beide performers exploreren hoe framing wordt gebruikt en misbruikt om mensen in en uit te sluiten, om gebeurtenissen in een specifiek licht te plaatsen.
Ondertussen verruilt Nasser zijn werkplunje voor een jeans en roze T-shirt. Tummers trekt een jeans en een groene T-shirt aan. Groen als kleur van de islam? Roze als ‘vrouwelijke’ kleur? Doorbreken ze hier de stereotiepe frames moslim, man, van kleur versus ongelovige, vrouw, wit om zich in elkaar te verplaatsen of met elkaar in dialoog te treden?
Nasser vertelt nu dat ze elkaar ontmoetten toen ze tegelijk werkten in Théâtre National in Brussel. Tummers werkte er aan een voorstelling rond de Amerikaanse schrijfster en dichter Sylvia Plath. Ze wijdt ook hier even uit over de depressies van Plath en haar eenzaamheid als huisvrouw terwijl haar man (Ted Hughes, maar Tummers vermeldt zijn naam opzettelijk? niet). Ze noteerde het in dagboeken. Plots flapt Tummers er dan een lange tirade uit. Plath beschimpt haar Duitse, autoritaire vader, een gewezen Nazi (‘Daddy Poem’). Tummers is duidelijk gegrepen door de tekst. Hoe Plath zich identificeert met de weerloze Joodse slachtoffers van de nazi’s. Maar even plots als ze opkwam verdwijnt de begeestering: ‘Ik was dus niet de enige die er dagboeken op nahield’.
Nasser pikt de draad weer op. Het duo raakte in Brussel aan de praat. Bleek dat Tummers, als ongelovige, gehuwd is met een diepgelovige man, Gustav, waar ze drie kinderen mee heeft. Nasser is gehuwd met een ongelovige vrouw, waar hij twee kinderen mee heeft, maar zelf kan hij niet helemaal afstand doen van de religieuze context waarin hij als Palestijnse bewoner van Jeruzalem in opgroeide. Hij heeft ook last van wroeging: hij zit toch maar mooi in het veilige België. Sinds kort verwierf hij zelfs de Belgische nationaliteit. Zijn familie daarentegen leeft nog steeds in heel moeilijke omstandigheden. Zo ontstond het plan om een voorstelling te maken over religie.
'Elke dag kuste ik mijn moeder alsof het de laatste keer was'.
Als vanzelf kwam het gesprek op Jeruzalem, de geboortestad van Nasser. Het symbool van de drie godsdiensten die zich beroepen op een Heilig Boek, maar ook symbool van conflict en oorlog. Maar over het leven van elke dag, hoe mensen zaken doen, eten, leven in die stad, daar hoor je niets over. Toch doen talloze mensen dat, ondanks alles, betoogt Nasser. ‘Elke dag kuste ik mijn moeder alsof het de laatste keer was.’, ‘Of is dit te melig?’, vraagt Nasser aan het publiek. Hij krijgt alweer de lachers op zijn hand.
Een volgende scène. ‘We are our own house.’ ‘Believing. I should believe.’ Ze lezen elkaar quotes voor die ze aanbrachten op het doek op de vloer, terwijl ze van de ene naar de andere uitspraak huppelen. De zinnen lijken op elkaar in te haken, maar ook niet omdat er een individuele en collectieve toon in resoneren. Het zijn letterlijk ‘geframede’ beweringen, want ze passen precies in net iets lichtergekleurde vakjes op het doek.
Ze laten ze dan ook al snel voor wat ze zijn om op te sommen wat er ondanks alles wel goed gaat. In snel tempo gaat het van ‘It’s good that you are here.’ naar ‘It’s good that we are here.’, ‘It’s good that you have hope.’, ‘It’s good to listen.’, ‘It’s good to not always perform the whole time’, en zo voort. Ze vervolgen: ‘It’s good to take care of yourself.’, to take care of each other.’
Daarmee komt een nieuw thema aan de orde. Doen ze het echt wel goed genoeg? Of zijn ze toch ergens schuldig aan? Of misschien fundamenteel schuldig, wegens mens. Dat denk je als Tummers ‘I feel guilty,’ zegt in puur katholieke geest. ‘Ik voel me schuldig wanneer jij je schuldig voelt’ is de repliek van Nasser. Hij vergroot zo het verschil tussen de westerse, individualistische schuldbeleving en de oosterse, collectieve religieuze cultuur uit.
Dat lijkt stilaan de opzet van de voorstelling: De spelers spelen elkaars ‘frames’ om de wereld te zien en te begrijpen tegen elkaar uit. Wat is goed, wat is schuldig voor de ene en de andere? Alsof ze zo hun eigen ‘frames’ kunnen doorbreken.
Pas nu hijsen ze het doek op met de touwen die eraan bevestigd zijn. Leesbaarder worden de citaten nauwelijks, want ze staan nog steeds op hun kop. Als om te zeggen dat ‘frames’ niet altijd leesbaar of transparant hoeven te zijn om toch hun werk te doen. Vervolgens plooien ze samen het plastic zeil onder het doek op. Plots vraagt Tummers Nasser ‘Wanneer zoek jij houvast?’ ‘Als ik bang ben,’ reageert hij. ‘Wanneer zoek jij houvast?’, vraagt hij haar. ‘Nooit denk ik, wat niet wil zeggen dat ik blij ben’. Een frame is ook iets dat stevigheid of houvast biedt.
Tummers waagt het nu om te vragen ‘Do you believe?’ Nasser antwoordt: ‘I believe and I do not believe. I don’t believe because of the different interpretations of religion. We have the Koran and the propaganda of the Koran.’ Waarna Tummers vraagt: ‘What is religion?’ Nasser: The love to forgive. I forgive everyone when I go to bed’. Venijnig werpt Tummers de vraag op of hij dan ook het bloedvergieten in Jerusalem kan vergeven. Nassers gezicht vertrekt zichtbaar, en met enige aarzeling antwoordt hij dat hij enkel ‘human beings’ vergeeft. Het eerdere gesprek over ‘goed’ en ’schuld’ loopt plots vast op deze concrete kwestie. Weg is de luchtige toon.
Iedereen weet iets dat jij niet weet.
Maar Tummers probeert wel weer een brug te slaan. Ik hou niet van religie als die anderen uitsluit en dient om je je beter te laten voelen dan hen’ is haar stelling. Daarom wil ze niet tot een groep behoren maar een individu zijn. Ze vraagt zich wel meteen af of religie niet net gaat over het loslaten van dat individuele. Dat bevestigt Nasser grif. ‘Je hoort nederig te zijn, vindt hij, want je kan van iedereen iets leren. Iedereen weet iets dat jij niet weet. Die wijsheid gaf mijn grootvader me mee’.
Daar gaat het over in deze performance. Wat kunnen we van elkaar opsteken? Welke andere perspectieven ontstaan zo op de ‘frames’ waarmee de ander door het leven gaat? Ondanks de vele tegenspraken.
‘You started East and West’ ‘What is your favourite story?’, vraagt Nasser met een nieuwsgierige grimas aan Tummers. Grieks drama, ‘Medea’ of ‘De Bacchanten’, blijken haar favorieten. Zijn voorkeur ligt bij de Koran, maar ook bij de Thora. Zijn absolute favoriet is het verhaal van Jonas, dat in beide voorkomt. Dat doet haar dan weer denken aan haar broertje, dat stierf door verdrinking, maar in zijn laatste momenten ijlde over Pinocchio, zijn favoriete fabel.
Dat verhaal over het dode broertje doorbreekt alweer de schijnbaar luchtige toon van de voorstelling. Plots blijkt dat al die grote verhalen vooral leren om te gaan met al wat in het gewone leven onverteerbaar blijft. Daardoor lijken ze op elkaar, maar verschillen ze ook doordat ze andere antwoorden bieden. De ‘grote verhalen’, de mythes, weerspiegelen manieren om te kijken naar de werkelijkheid als die zich al te brutaal aandient.
Het zijn ‘frames’ die houvast bieden, en daardoor zijn ze moeilijk weg te denken. Ze bepalen wat we waardevol vinden, hoe we onszelf zien, hoe we zin geven aan het leven, en vooral, hoe we troost vinden als de wereld haast onleefbaar lijkt. Het gaat maar mis als verschillende groepen er binnen één gebied heel andere voorstellingen op nahouden, zeker als die ideologisch tot onoverbrugbare verschillen opgeblazen worden, zoals in Jeruzalem.
Daar gaat het op het einde over. Tummers kauwt nog heel lang op haar individuele positie. Die kost haar veel kopzorgen, want ooit wil ze toch trouwen in de kerk met haar Gustav, maar dan zonder het hoofd te buigen voor een God die voor haar niet bestaat. Net dat brengt het gesprek weer op een beginvraag: wat als je er niet meer uitkomt? Als je hulp en ruggensteun nodig hebt. Een zalvend verhaal? Iets dat ons samenbrengt? Die vraag stelt Nasser, in de wetenschap dat je in Jeruzalem nooit weet of je ’s avonds de mensen terug zal zien die je ’s ochtends nog een afscheidszoen gaf.
‘Jeruzalem’ blijkt zo bovenal een voorstelling waarin beide performers hun eigen vragen en urgenties op een kwetsbare maar ook speelse manier verbeelden en zo op de kijker overdragen.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz