Revanche Diverse artiesten
Opnieuw leven in de faktorij
Zes maanden gedwongen inactiviteit, contacten die beperkt blijven tot turen naar een scherm, het gaat niet in je koude kleren zitten. Zeker niet als je stiel schreeuwt om contact met anderen en met een publiek. Maar dat was wel het lot van theatermakers tijdens de coronacrisis. Van de Monty mogen ze nu twee weken revanche nemen. Het resultaat van de eerste avond: één briljant idee, en veel schetsen van wat we het komende seizoen (hopelijk) kunnen verwachten.
De eerste ‘Revanche’ avond opende met de interpretatie door
De Roovers van ‘De Jazegger / de Neezegger’, een tweeluik van Bertolt Brecht
uit 1930. Het is geïnspireerd op een klassiek Japans Nô stuk. Het eerste deel
ervan, ‘De Jazegger’ werd door Kurt Weill met groot succes op muziek gezet. Pas
later voegde Brecht het tweede deel, ‘De Neezegger’, toe. Weill kwam daar niet
meer aan te pas. Het bleef bij een theatertekst. (Goed om weten: de oerversie op
muziek van Weill is binnenkort ook te zien in Opera Vlaanderen!) Maar het is
wel door die toevoeging dat het werk de naam ‘Lehrstück’ waar maakt, en ook nu
nog relevant blijkt. Dat is de verdienste van De Roovers.
De Roovers laten de muziek van Weill achterwege. Ze spelen de twee delen na elkaar als een reeks tableaux vivants, of eerder nog, als een parodie is op Nô theater. Hun gebaren zijn extreem illustratief, hun gelaatsuitdrukkingen de rudimentaire expressie van gevoelens, net als de maskers in het Nô spel. Maar de finesse ervan ontbreekt: het lijken wel kinderen die Nô theater naspelen, met alles wat daarbij hoort. Op de achtergrond hoor je Japanse muziek. Het decor is een grauw doek en een collectie opgezette beesten. En vooral: de acteurs spreken niet zelf: je hoort hun stem in voice over, alsof er, zoals in het Nô theater, een koor op de achtergrond tekst en (summiere) uitleg geeft.
Het licht komische gedoe van De Roovers staat in schril contrast met de tragiek van het verhaal
Dat licht komische gedoe staat in schril contrast met de tragiek van het verhaal. Een epidemie slaat toe in een dorp. De dorpsleraar wil naar de grote
stad aan de andere kant van de bergen om een remedie te vinden. Hij bezoekt vooraf
een leerling die al lang afwezig was. Blijkt dat die al die tijd zijn zieke
moeder verzorgde. De jongen wil echter mee op tocht om zijn moeder te redden.
Onderweg bezwijkt hij helaas onder de inspanning. Zijn medereizigers willen hem
dan het dal ingooien, omdat de traditie dat eist. De leraar wijst er echter op
dat de traditie ook eist dat ze de jongen aanbieden om met hem terug te keren. Maar
dan komt de kat op de koord, want alweer volgens de traditie moet de jongen dat
aanbod weigeren en erin toestemmen dat ze hem doden.
De Roovers spelen dat stuk twee keer na elkaar, op exact
dezelfde manier, op één detail na: de tweede keer breekt de jongen met de
traditie: hij wil wel terug naar huis en zegt nee als men hem wil dumpen in het
dal. Tussen de twee delen hoor je een fragment van ‘Helter Skelter’, de hardrock
song van The Beatles over een ritje op een achtbaan die bij Charles Manson in
1969 de stoppen deed doorslaan en leidde tot de moord op Sharon Tate. Op die
muziek danst Sara De Bosschere met een hertenmasker over het podium.
De bijna rituele herhaling van het verhaal, tot in de
kleinste details, en de quasi kinderlijke eenvoud van de uitbeelding ervan
hebben een merkwaardig effect. Je begint je -net zoals Brecht zijn ‘Lehrstücke’
bedoelde trouwens- na te denken over het gewicht en de autoriteit van
tradities, als dat leidt tot wat je niet anders dan als een moord kan
omschrijven. En vooral, wat dat betekent in tijden als deze, waarin de traditie
te pas en vooral ten onpas als een politiek argument opduikt.
In een gesprek met De Bosschere ontdekte ik echter dat er
ook een meer precieze gedachte speelde bij dit stuk. De Roovers hadden het ‘Reuzegom’
schandaal in gedachten toen ze dit stuk creëerden. Ook daar ze niemand ‘nee, ik
doe niet mee’, wanneer dat het enige juiste antwoord was geweest. Zo snap je
ook beter wat de song ‘Helter Skelter’ hier kwam doen. Een onschuldig muzikaal
verzetje op een onzinrijm werd de score van een moordpartij in 1969. En ook
toen zei geen van Manson’s volgelingen ‘nee, ik doe niet mee’. Daar kan je nog
wel even over doordenken.
Een bonte avond
Geen enkele andere voorstelling op de eerste avond van ‘Revanche’
haalde dit niveau. De monoloog ‘Regina Tritum’ van Maya Sannen overtuigde zelfs
maar heel moeilijk. Sannen schreef een soort monologue intérieur over
een vrouw die zich na een stormachtig einde van een relatie bezat in een café.
Daar ontmoet ze een andere man die met zijn eigen problemen zit. Tenminste, dat
begreep ik ervan. Sannen zit een uur lang op een kruk terwijl ze de tekst voordraagt.
Die wisselt heel vaak van standpunt. Nu eens spreekt ze in de derde persoon
over de vrouw of de mannen en de barmeid, dan weer in de eerste. Nu eens lijkt
het om herinneringen te gaan, dan weer beland je midden in een furieuze ruzie. Dat
werkt wellicht als je de tekst leest, maar op een podium is dat moeilijk om te
volgen, zeker omdat het lang niet altijd duidelijk is wie de performer nu weer
representeert als haar stem plots uitschiet en ze gesticuleert met haar armen. Maar
een verhaal over stukgelopen relaties ‘werkt’ maar als je je op één of andere
wijze kan identificeren met de protagonisten. Daar kwam ik niet aan toe.
Dan was ‘Het Hooglied’ van Stan een pak interessanter. Jolente
De Keersmaeker en danser/choreograaf Younes Khoukhou zochten een manier om het
Hooglied van Salomon, een liefdesgedicht uit het Oude Testament, te vertalen
naar het theater vandaag. Ze haalden er ook Gustavo Vieira en Ata Nasser, twee andere dansers, bij. Die voeren
eerst een duet op waarbij ze elkaar haast gewelddadig aanvliegen of
rondzwieren. Pas als De Keersmaeker -lichtvoetig trippelend- het woord neemt keert
de rust op het podium weer. Allengs ontstaat een vierstemmig koor dat in
verschillende talen het Hooglied brengt. Op het einde neemt Khoukhou het podium
helemaal: hij begeleidt de tekst -in het Arabisch vermoed ik- met ingetogen
gebaren. Een ‘affe’ voorstelling is dit niet, eerder een eerste resultaat van
een onderzoek naar manieren om een tekst vol vreemde, archaïsche beelden, terug
tot leven te wekken. Daarnaast zie je hoe de makers diverse talen en perspectieven proberen te verenigen. Daarin lijkt het een opvolger van ‘Move on’, de laatste
voorstelling van Stan voor de coronacrisis toesloeg.
Stef Lernous ‘De Kersenvla’ was nog eens helemaal anders van toon. Het is een farce met toneelauteur Danny Tsjechov (Louis van der Waal), broer van de meer bekende Anton, in de hoofdrol Een groepje acteurs en een regisseur zijn bij hem te gast om de repetities van zijn nieuwe stuk ‘de Kersenvla’ aan te vatten. Van der Waal is hier de schlemiel van dienst. In geen tijd heb je door dat het stuk van deze onhandige stumper een flauw doorslagje is van Antons ‘De kersentuin’. De uitleg die regisseur Evelina (Kirsten Pieters) verzint om de kwestie te ontzenuwen helpen geen ene moer: op het einde gaat het toch weer enkel en alleen over die Anton. Danny druipt af. Geen groot theater, maar als een uitsmijter op een bonte avond als dit werkt het wel.
Enkele sfeerrijke liedjes in het Engels en het Portugees van
Nel Ponsaers rondden deze ronde van de ‘Revanche’ af. Geen grootse avond, maar wel
een signaal dat er terug leven in de brouwerij komt, én dat er nog steeds een
publiek is dat hongert naar live theater. Als toemaatje: vanaf nu kan je de nieuwe plankenvloer van het podium van de Monty bewonderen. Waar een crisis al niet goed voor is....
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz