Living Apartment Together Yves Degryse / BERLIN & NTGent
Kijken als een vorm van dichterbij komen
Parallelle mensenlevens blijven tot de verbeelding spreken van kunstenaars. In de Gentse locatievoorstelling ‘Living Apartment Together’ projecteert Yves Degryse ze boven elkaar op één appartementsblok. Als gluurders kunnen we binnenkijken in vijf livings en dertien levens tegelijk. Dat geeft niet alleen een knap stadsportret. Dit zorgzame filmtheater denkt ‘het parallelle leven’ ook zoveel dieper door. Tot voorbij de dood. Tot in de kosmos.

Als het kleine meisje van de bijna bovenste verdieping halfweg de voorstelling de trap neemt om een presentje te gaan afgeven aan de jongeman van de bovenste verdieping, blijkt het een verrekijker. Hij is immers ziek. Hij takelt snel af. Met die verrekijker kan Thomas (Lucas van der Vegt) vanop zijn eenzame hoogte, diep begraven in zijn bed, toch nog het leven beneden aanschouwen. Zo ziet hij – en alleen hij – wat het meisje (Mai Bui Vercoutere) op het gras naast hun blok voor hem getekend heeft met een krijtspuitbus: een reuzegrote doodskopvlinder. Zij is nu eenmaal gefascineerd door het beestje. Al meermaals zagen we haar in haar eigen flat op de vlinder inzoomen onder haar microscoop. Nu doet Thomas hetzelfde met zijn verrekijker. Hij stelt scherp op de kern van het leven: het teruggrijnzen van de dood. Wat voor haar een betrokken gift is, leest door zijn ogen als nakend verlies.
Het is een scène die gewoon passeert, maar waarin twee kernthema’s van ‘Living Apartment Together’ elkaar symbolisch kruisen: kijken en vergankelijkheid. Zeker dat kijken loopt als een rode draad door de voorstelling in allerlei betekenisvolle attributen die opduiken. Naast de verrekijker en de microscoop is er ook de telescoop waarmee het meisje (niet toevallig met de levenswijze naam Sofie) naar de sterren schouwt. Schuin onder haar blijft de eenzame Iraanse man Puya (Ehsan Hemat) continu proberen om op het schermpje van zijn smartphone zijn ouders in Teheran te zien en te spreken. Kijken is in deze voorstelling altijd meer dan alleen zien. Het is een vorm van benaderen, van dichter bij de essentie komen, van afstand overwinnen. Het is ‘toe-kijken’.
Dat is ook precies wat wij doen als publiek. Neergevleid in enkele rijen strandzetels op een stukje braakland naast de Brusselsesteenweg in Gentbrugge, kijken we uit op de blinde zijmuur van een flatgebouw van acht etages. Op dat gigantische canvas van ruim 20 meter hoog en 12 meter breed verschijnen – en dat is echt het woord – vijf kamertjes boven elkaar, aan weerskanten van een trappenhal die als een kaarsrechte ruggengraat omhoog loopt in het midden van het beeld. Onderaan zien we ook nog de inkomhal en helemaal bovenaan een bergruimte waar de conciërge (Winne Clement) door een buis af en toe een unheimlich basaal geluid door het gebouw blaast. Alsof het blok begint te ademen. Alsof het een menselijk lichaam is.
Kijken is in deze voorstelling altijd meer dan alleen zien. Het is een vorm van benaderen, van dichter bij de essentie komen, van afstand overwinnen.
In de praktijk kijken we onder een koptelefoon naar één grote videomozaïek van gefilmde kamertoneeltjes: het testbeeld van de samenleving, slim en creatief bijeengepuzzeld op het canvas van één hoogbouw. Daarin woont op de eerste etage ook nog een ouder koppel (Frieda Pittoors en Stefan Lennert) dat zich naarstig voorbereidt op een verhuis, maar dat in zijn opbergdozen op een onverwerkt overspel van vijftig jaar geleden botst. Magistraal is de scène waarin ze routineus hun bordje soep blijven binnenlepelen, terwijl er een vlieg in zit met de omvang van een olifant. Vlak boven hen zorgen vier kleurrijke fietskoeriers (Bavo Buys, Serdi Faki Alici, Patricia Kargbo en Ramon Mahieu) dan weer voor de nodige stampij én comic relief in hun jacht op goede ratings.
Zo kent elk kamertje in deze opengevouwen blokkendoos zijn kleine of grote drama. Maar altijd blijft dat verankerd in de anekdotische banaliteit van wassen en plassen, het vuilnis buitenzetten, de hond uitlaten of dubbele shifts gaan werken (zoals de alleenstaande moeder van Sofie, gespeeld door Maaike Neuville). Er gebeurt tegelijk niets en van alles tegelijk. We zien het eeuwig draaiende rad van wonen, in de vergankelijkheid van de dagen.
Het is niet zozeer die nevengeschikte dramaturgie van parallelle levens die van ons halve voyeurs maakt. Die synchrone inkijk had je bijvoorbeeld ook in ‘Flatlife’, de bekroonde animatiekortfilm van Jonas Geirnaert (2004) die net hetzelfde toevallige samenspel tussen vier aparte kamers liet zien. Daar keek je gewoon binnen zoals je dat ook doet naar een voorstelling in de schouwburg. Hier op locatie daarentegen, op vreemd terrein, worden we meteen aanstaarders en buitenstaanders, neergestreken schouwtoeristen. Ons kijken houdt vanzelf een afstand in. Noem het een natuurwet: hoe omvangrijker het patchwork dat je aanschouwt, hoe verder je ervan af zit. Niet alleen sociaal, maar ook fysiek.
Die beide afstanden lost Degryse op door zijn statische testbeeld af en toe te verlevendigen via het allerbelangrijkste kijkinstrument dat in deze voorstelling voor toenadering zorgt: de filmcamera. Soms licht zijn geestesoog bepaalde kamers uit door in te zoomen op betekenisvolle details. Soms gaan ze allemaal tegelijk op zwart voor één centraal beeld, zoals het ronde deurspionnetje waardoor het meisje een pizza aanneemt, of het vuurwerk dat ineens alle kamers tegelijk animeert. Het oog van de camera helpt ons niet alleen binnen te kijken, maar ook binnen te komen in het leven van anonieme mensen.
Omgekeerd komen zij ook buiten, naar ons toe. Wanneer de spelers in de film via de inkom hun appartement verlaten, stappen dubbelfiguranten in hetzelfde kostuum één tel later de straat op, onze werkelijkheid in. Die continue wisselstroom tussen beeld en buiten vergt de precisie van een metronoom, maar daarin toont Degryse zich opnieuw een meester. Van BERLIN’s eerste stadsproject ‘Jerusalem’ (2004) met drie schermen, over ‘Bonanza’ (2006) met vijf huisjes naast elkaar, tot ‘Perhaps All the Dragons’ (2014) met dertig tv-monitors: hoe onmogelijker de puzzel tussen de som en de delen, tussen samen en apart, hoe meer Degryse erop lijkt te kicken.
Ook in ‘Living Apartment Together’ zorgt die gevarieerde ritmering voor een huzarenstukje dat nauwelijks hoeft onder te doen voor zijn initiële inspiratiebron: de al even detailrijke romanklassieker ‘Het leven een gebruiksaanwijzing’ (1978) van Georges Perec, die met de loep over net geen honderd kamers en parallelle levens in één gebouw glijdt en ze in één tel verenigt in taal.
Wat moet al dat kijken dan? Lang ambieerden de documentaire multiperspectieven van BERLIN om ons in de eerste plaats inzicht te bieden in totaal andere visies op dezelfde bizarre wereld. Uit deze eerste BERLIN-creatie bij NTGent daarentegen – meer fictie dan ooit tevoren – spreekt een veel gevoelsmatiger ‘oogmerk’. Het gaat niet langer om het aankijken van een stad of situatie die ver van ons af staat, maar veeleer om de ander in onze eigen stad beter te voelen. De hoofdvraag van ‘Living Apartment Together’ gaat om empathie. In hoeverre kan je buren en stadsgenoten echt nabij komen?
We kijken naar het testbeeld van de samenleving, slim en creatief bijeengepuzzeld op het canvas van één hoogbouw.
Voelen doe je als kijker zeker. Niet alleen melancholie bij het nachtelijke beeld van Teheran dat Puya’s slapeloosheid bespookt, of medelijden met Thomas’ vriendin (Violet Braeckman) die haar geliefde stilletjes ziet wegglijden in het bed waar ze in het begin van de voorstelling nog zulke innemende seks hadden. Wat mij nog het meest ontroert, is de doorlopende passage van onbekende voorbijgangers langs de voorstelling, gewoon op de steenweg. Even worden het eveneens personages. Wat is hun parallelle leven? En wie woont er eigenlijk achter de grote projectiemuur waar we op uitkijken? De uitsnede die ‘Living Apartment Together’ van de stad maakt, maakt je vanzelf nieuwsgierig naar al de rest die buiten beeld blijft. Zelfs op de fiets naar huis voel je je extra open voor elk gezicht dat je kruist. Even voelt onze afstand kleiner. Even voelt kijken als overbruggen.
Wat daar zeker bij helpt, is het roerende slot van de voorstelling. Dat nodigt ons als buitenstaanders uit om actief de hand te reiken naar het leven dat we de hele tijd hebben zitten aanschouwen, door dat leven samen uit te wuiven. Is het niet onverwacht en zelfs inconsequent dat één verhaal – dat van Thomas met zijn hersentumor – daarmee ineens de bovenhand krijgt op de rest van de mozaïek aan parallelle levens?
Tegelijk vloeien in dat slot alle lijnen samen die van die mozaïek zoveel meer maken dan een sociaal stadsproject. Van de doodskopvlinder tot het oneindige sterrenuniversum in de wereld van Sofie, van de levensadem door het gebouw tot de maan die vanachter het blok door de wolkenhemel verschuift: uiteindelijk wordt ‘Living Apartment Together’ vooral een memento mori én een herinnering aan alle andere parallelle leven dat ons omgeeft, voorbij de binaire oppositie tussen leven en dood. Er gaat iets diep spiritueels van uit. Uiteindelijk, zo vertelt de voorstelling, blijkt ‘de vergankelijkheid van het leven’ maar een beperkende manier van kijken naar de oneindige onvergankelijkheid van het bestaan.
Je voelt in dat afsluitende ritueel duidelijk de hand van Barbara Raes, co-artistiek leider van NTGent én partner van Degryse. Bijna een jaar na hun start met Melih Gençboyaci aan het hoofd van het Gentse stadstheater, maken ze nu samen van ‘Living Apartment Together’ hun eigelijke openingsproductie. Het is één groot begenadigd programma voor de kracht en de rijkdom van hun drie artistieke hoofdlijnen: technologie, stedelijkheid en zorg. Even roerend als indrukwekkend getuigt deze voorstelling van de kleine én de heel grote wereld die we samen bewonen, zowel binnen als buiten.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz