Jeugdtheater

Ghurba Rimah Jabr / Atta Nasser / De Maan

Een parabel over bloemen in gevangenschap

De Palestijns-Canadese theatermaakster Rimah Jabr schreef ‘Ghurba’, een parabel over planten en dieren in opdracht van De Maan. Drie bloemen zijn opgesloten in een serre: een rode, een blauwe, en één die nog in de knop is. Ze passen zich aan de omstandigheden aan. Dat lukt de ene beter dan de andere. Er komen bijen langs, en een muis. De bloem in de knop ontluikt en toont zijn paarse blaadjes. De Palestijnse Belg Atta Nasser regisseert dit verhaal dat wat naïef kan aandoen, maar tussen de regels en in de stiltes schrijnend is. Drie acteurs vertolken het als een verfijnd spel met (lichaams-)taal. Figuren die dansen op een slappe koord tussen overmoed en frustratie. Vooral frustratie.         

Ghurba
Klaas Tindemans De Maan, Mechelen
05 maart 2025

Een vloer met oplichtende tegels, een doorzichtige, melkwitte achterwand met wisselend licht: is dit een plek op een verre planeet of in een verre toekomst in een science-fiction serie als ‘Severance’? Of is het een badkamer die zich meteen ook leent voor feestjes op muziek van Kraftwerk en Telex? De scène voor ‘Ghurba’ is zeer onbestemd in elk geval. De aanwezigheid van twee raadselachtige wezens, die vreemd bewegen, niet echt menselijk, maakt het nog lastiger om te achterhalen welke wereld we zien. De kinderen in het publiek hebben het daar minder moeilijk mee. Zij lachen met de zenuwtrekken van een blauwe, nogal kronkelende figuur en de hoekige bewegingen van een rode. De figuren komen geen meter vooruit: ze zitten vast aan hun plek. Wanneer een tegel oplicht, moeten ze zich verplaatsen, om dan ook daar weer vastgeklonken te worden. Hun speelruimte is zeer beperkt. Van achter de kieren van de achterwand duikt een groene figuur op. Die beweegt even ongewoon, maar lijkt wel in paniek: hij weet zich duidelijk geen raad met de strenge discipline die deze kamer hem blijkbaar oplegt. ‘Red’ en ‘Blue’ hebben zich al aangepast, ‘Iris’ moet daar nog aan beginnen. Wij zullen getuigen zijn van dit proces, deze assimilatie. Alle drie zijn het bloemen die overgebracht zijn naar een veilige serre om er rustig te bloeien en vruchten te dragen met de hulp van de bijen die op hun levenscyclus toezien.

Ghurba betekent vervreemding of heimwee in het Arabisch. In het werk van Rimah Jabr, schrijfster en theatermaakster, gaat het bijna altijd over opsluiting en insluiting, over menselijke en niet-menselijke figuren die niet aan een ruimte kunnen ontsnappen. Buiten staan anonieme maar zeer reële (en gevaarlijke) bewakers in de vorm van mensen en machines. Gewoon weglopen is geen optie. Die enge, onderdrukkende ruimte is altijd ook een plek van verbeelding én van verzet dat niet opgeeft. Hoe uitzichtloos ook, een miniem restje hoop zet de figuren aan tot handelen.

Rimah Jabr vertelt vaak over concrete ruimtes zoals een gevangeniscel waar iemand probeert te schrijven (‘The Prisoner’) of een appartement waarvan de bewoners elk moment een bom verwachten (‘The Apartment’). Soms leidt dat tot een (dystopische) fantasie: een wachtkamer voor gesneuvelde soldaten, op weg naar een hiernamaals (‘Two ladybugs’), of, zoals hier in ‘Ghurba’, een serre met sprekende planten, geselecteerd voor een veredelingsprogramma. Telkens gaat het om et een commentaar, neerslachtig of voorzichtig hoopvol, maar altijd licht absurd, op het leven in bezet Palestina, in een openluchtgevangenis met gevaarlijk wispelturige bewakers die over dodelijke vuurkracht beschikken.

De perverse idee dat je mensen moet wegrukken of wegpesten uit hun habitat om hen in de pas te doen lopen, te de-radicaliseren of te brainwashen, allemaal ‘om hun eigen bestwil’.    

Is ‘Ghurba’ daarom een politieke voorstelling voor jonge kinderen? In heel algemene zin misschien wel, omdat we getuige zijn van een aanpassingsproces aan een samenleving waarin, paradoxaal genoeg, strenge disciplinering een voorwaarde lijkt te zijn om open te bloeien. Een idee over socialisatie die in het beste geval aan jezuïetencolleges en in het slechtste geval aan Ierse washuizen doet denken. Rechtstreekse verwijzingen naar de bezetting van Palestina zijn er niet, ook niet voor over-geïnformeerde volwassenen, maar gezien de achtergrond van de makers gaan je gedachten wel altijd in die richting. Dit is niet zomaar een verhaaltje over een traumatisch groeiproces – groeien ís aanpassen, onvermijdelijk –, dit gaat over de perverse idee dat je mensen (of andere levende wezens) moet wegrukken of wegpesten uit hun habitat om hen in de pas te doen lopen, te de-radicaliseren of te brainwashen, allemaal ‘om hun eigen bestwil’.

Dat is niet fraai, en toch ziet het er de hele tijd lieflijk uit. Iris doet helemaal in het begin nog een poging om aan de lichtgevende tegels te ontsnappen, maar een stevig elektroshock smijt hem terug op de vloer. Red en Blue weten beter. Ze koesteren hun vriendschap en verwelkomen de gedesoriënteerde nieuwkomer. De bijen dringen wel binnen in de serre, maar het zijn er steeds minder: pesticiden op het veld hebben hen gedecimeerd en beschadigen indirect ook de vegetatie. Onze drie bloemen zijn veilig, maar moeten op hun hoede zijn. Want als ze bloeien, als ze verkoopbaar zijn, dan moeten ze weg uit hun gerobotiseerde glazen huis. Dan zullen de vriendschappen vervluchtigen als stuifmeel in de wind. De bedreiging krijgt gestalte in een groot knaagdier, dat met ouderwets schimmenspel agressief doet. Tot hij een grijze muis blijkt te zijn, letterlijk, die zich niet echt op zijn gemak voelt in dit plantenrijk. Onschuldig allemaal, tot iemand, die zich niet wil assimileren, écht moeilijk gaat doen. Zover komt het in ‘Ghurba’ niet, iedereen bloeit, ook de fragiele Iris krijgt kleine paarse bloempjes, op zijn vingers.

Deze figuren kunnen niet genieten van deugddoende wind, ze worden bij hun wortels uitgerukt en verkast naar huizen van slecht cement.    

Regisseur Atta Nasser, opgegroeid in Oost-Jeruzalem, vertelde mij dat de Israëlische bezetter ooit de strategie had om Palestijnen te verwennen met allerlei leuks, zoals breedbeeldtelevisies, terwijl ze hun bewegingsvrijheid buiten de woonkamer steeds meer inperkte, met tientallen checkpoints en andere pesterijen. De bloemen gedijen goed in de serre, maar in de buitenwereld nemen de gevaren (de pesticiden) steeds toe, ook al is dat in naam van ‘veiligheid’. Nasser toont die buitenwereld niet echt, op de elektroshock en het schimmenspel na. De bijen zijn als boodschappers ook niet echt alarmerend. Wat we wel te zien krijgen, en dat regisseert Nasser heel subtiel, zonder karikaturen, is de invloed van de opsluiting op de lichamen van deze wezens: ze bewegen niet echt soepel, alsof ze een lichte vorm van Tourette hadden, maar een duidelijk causaal verband met hun gedwongen aanpassing – men geeft zelfs punten, de bijen meten de progressie – wordt niet aangegeven. Ondanks de vrolijkheid van Red en Blue zitten ze niet goed in hun vel. Het mooie spel van Jef Hellemans (Iris), Patricia Kargbo (Red) en Ellen Sterckx (Blue) laat dat zien. Een speeltuin, maar met wachttorens en schrikdraad. Red en Blue zijn in tekst en verhaal wel nogal inwisselbaar, ze plagen elkaar allebei even graag, ze missen elkaar even hard (dat vrezen ze toch). Die vlakheid wordt enigszins goedgemaakt door hun lichaamstaal, die wel een unieke persoonlijkheid aangeeft. Maar het hoge ritme van de voorstelling, met weinig ruimte voor verstilling, maakt het moeilijk om met hen mee te leven: bij Iris lukt dat iets beter, als hij de scène voor zich heeft.

‘Ghurba’ is een gelaagde voorstelling, die misschien niet naar de verwoeste samenleving van Palestina als zodanig verwijst, maar die oppervlakkiger zou zijn zonder de onuitwisbare ervaring van de Palestijnse makers. Bij zijn aankomst in de serre zegt Iris: ‘Er is iets misgegaan, denk ik. Ik moet buiten staan, snap je? Ik heb de wind van de bergen nodig.’ Deze figuren kunnen niet genieten van deugddoende wind, ze worden bij hun wortels uitgerukt en verkast naar huizen van slecht cement. Of van glas, in dit geval: wel zon, geen wind. En de frustrerende stilte van cellen, ook al zijn de tegels rozig verlicht.        

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login