Aan de start van de brug Jesse Vandamme / Werktoneel / NTGent
De vrieskist als baarmoeder
Regisseur Jesse Vandamme en de spelers van Werktoneel willen de grote existentiële vragen op de bühne brengen. In Aan de start van de brug tackelen ze de dood, die vandaag alomtegenwoordig is, maar met verve wordt ontkend door de aanhangers van het cryonisme. Weerspiegelt hun voorstelling de vertwijfeling van een specifieke generatie theatermakers?

Alle gebeurtenissen die mensen overkomen konden anders zijn, of niet gebeurd. Behalve de dood. Dat is de gedachte die Mike (Lukas van der Vegt), werkzaam in een cryonisme-bedrijf, met ons deelt in de openingsmonoloog van Aan de start van de brug. Een gedachte die niet veel diepzinniger is dan de tegeltjeswijsheid dat alles onzeker is, behalve de dood. Maar hij voegt er meteen aan toe dat dit bedrijf ook die laatste zekerheid wil slechten. Cryonisme is een praktijk waarbij dode maar ongeschonden lichamen, meestal van mensen, worden ingevroren met vloeibare stikstof op extreem lage temperatuur. Cryopreservatie gebeurt vandaag op meerdere domeinen (het bewaren van eicellen, sperma, organen voor transplantatie, …), maar cryonisme voegt daar een geut speculatieve wetenschap aan toe.
Radicale sceptici noemen het pseudowetenschap, believers spreken liever over ‘toekomstige wetenschap’. In ieder geval gaat men uit van de mogelijkheid dat de wetenschap over tientallen of honderden jaren in staat zal zijn om de bewaarde lichamen terug tot leven te wekken zodat de objectief overleden persoon in een ander tijdperk wakker wordt. Dat zoiets kan lukken is pure speculatie, merkt de arts Jenny (Lucie Plasschaert) nuchter op. Haar tegenpool is de oprichter van het bedrijf, Suzy (Louise Bergez), die zichzelf ziet als de ideale proefpersoon om de geloofwaardigheid van cryonisme te bewijzen. Suzy is intelligent, vitaal, empathisch en haar zelfgekozen dood zal, eens haar ‘verrijzenis’ technisch mogelijk is, profetisch blijken te zijn. Ze neemt een zinvol risico om een geïdealiseerd leven te bereiken. Geen koffietafel maar een babyshower. De vrieskist als metalen baarmoeder, wachtend op de wedergeboorte.
Suzy neemt een zinvol risico om een geïdealiseerd leven te bereiken. Geen koffietafel maar een babyshower.
Jesse Vandamme, schrijver en regisseur van Aan de start van de brug, heeft zich samen met de spelers van Werktoneel voorgenomen om de grote existentiële problemen van vandaag op de bühne te brengen. Individuele verhalen van genuanceerde personages moeten de onontkoombare en onoplosbare omstandigheden van het leven dat we kennen – liefde, waanzin, kapitalisme, en nu dus de dood zelf – zichtbaar en tastbaar maken, minstens een beetje ‘inleefbaar’. Niet door de complete theatrale illusie, wel via het engagement van vier spelers en een regisseur die telkens een microkosmos creëren, een denkwereld met zijn eigen logica die finaal toch veel raakvlakken heeft met de bekende wereld, onze eigen bubbel. Men kan dat moralisme noemen, maar so what.
Het ingenieuze decor (Chloé Wasselin-Dandre) bestaat uit verschuifbare gordijnen die opgehangen zijn aan kronkelende rails. Deze witte, vaak transparant gemaakte doeken openen snel nieuwe ruimtes en functioneren ook als projectieschermen voor schaduwspel. Het licht (ontwerp: Dennis Diels), vaak blauwig of paarsig en altijd klinisch, vergroot of verkleint de ruimtes, geeft objectieve verplaatsingen én subjectieve stemmingswisselingen aan. In enkele scènes zorgt het voor een psychedelisch klimaat dat het elementaire well made play van Jesse Vandamme infiltreert. Die scènes zijn cruciaal omdat ze de plot – waarin buitenstaander Jenny de onderhuidse spanningen blootlegt, een klassieke dramaturgische truc – onder druk zetten. Ze compliceren de onderliggende ethische discussie. De rechte lijn van de dramaturgie vertrekt bij de zelfgenoegzaamheid over het transhumane ideaal dat het bedrijf wil realiseren en evolueert richting de twijfels die Jenny, een geschoolde arts (en geen dilettant zoals de anderen) onbewust aan het licht brengt.
Nadat Jenny is vertrokken, zonder al te veel ophef, gaat de zelfvoorzienende wereld opnieuw dicht.
Na de proloog van Mike en de aankomst van Jenny zien we hoe beiden vol ongeduld wachten op de laatste adem van een ‘klant’, zodat ze meteen met diens lijk aan de slag kunnen. We horen ook een promopraatje van Charlie (Joeri Happel), die zijn functie als marketingmanager combineert met die van bedrijfsideoloog. Jenny krijgt een vals-vrolijke rondleiding door Suzy, die naar het publiek wijst alsof wij de bevroren lijken zijn – een beetje awkward. Het lijkt wel of alles – kunstmatige sfeerschepping en wereldvreemd gebabbel – erop gericht is om Jenny’s ongemak te vergroten, om haar achterdocht over deze onderneming te versterken. De figuur van de onzekere Jenny bepaalt in belangrijke mate het perspectief, hoewel zij nooit nadrukkelijk op de voorgrond treedt. De aangekondigde zelfdoding van Suzy is voor haar de spreekwoordelijke druppel. Ze is niet de eerste die snel opgeeft, snuiven Mike en Charlie. Beide mannen kunnen hun eigen gelijk koesteren. Nadat Jenny is vertrokken, zonder al te veel ophef, gaat de zelfvoorzienende wereld opnieuw dicht. Want Suzy is niet definitief dood: in het slotbeeld licht haar vrieskist op. Straks, na de voorstelling, stapt ze er gewoon uit.
Steeds sterker dringt een onwezenlijke, ongemakkelijke atmosfeer de oppervlakkige esthetiek van dit schoonheidsinstituut – alles kraakwit – binnen. Zoals wanneer de drie vaste krachten een feestje bouwen en daarbij een trio bedrijven dat zo uit Nicholas Roegs Performance (1970) had kunnen komen, met Suzy als Mick Jagger. Had het bedrijf al eerder de allure van een sekte, dan gaat het nu ook op een commune lijken. Dat zou grappig kunnen zijn, maar het vooruitzicht van de zelfdoding maakt dit hedonisme wrang.
Had het bedrijf al eerder de allure van een sekte, dan gaat het nu ook op een commune lijken.
In de loop van de vertelling heeft zich bovendien een vijfde stem gemanifesteerd, een stem die Engels spreekt, maar amper verstaanbaar is en deel uitmaakt van een donkere soundscape. Muzikant Laurens Mannaerts zit zijdelings naast de bühne en blijft letterlijk onderbelicht. Wanneer het zelfvernietigende scenario steeds waarschijnlijker wordt, vindt een confrontatie plaats tussen hem en Jenny, die sowieso twijfelt over de wereld waarin ze is terechtgekomen. De dialoog is een duel tussen een figuur die noise produceert en een vrouw die haar afschuw hysterisch uitschreeuwt. Jenny overschrijdt de grenzen van het sentiment, dit is een lichaam dat ontploft. Een bijna-doodervaring, maar dan zonder licht aan het einde van een tunnel. De beauty parlor voor fraai geëtaleerde doden wordt ontluisterd als de hel zonder meer, hoe mooi dat paarse licht ook is. Jenny heeft een klinische handeling verricht, de preparatie van het lijk van Suzy, en dit is het resultaat: de dood, in sonische gedaante, roept haar.
In hun vorige productie bij NTGent, het bejubelde Gruis/Aan de twijfel, vielen een soepele plot, een bedacht taalgebruik en een ironisch, net niet cynisch spel virtuoos met elkaar samen. De plot van Aan de start van de brug is ook helder, misschien iets voorspelbaarder, en de taal is kaler: het lukt niet helemaal om cryonisme van een geloofwaardige filosofische onderbouw te voorzien, als zoiets überhaupt al mogelijk zou zijn. De ironie is nog dunner, soms amper merkbaar, maar de overheersende ernst past deze spelers even goed als de harde slapstick die Plasschaert en Van der Vegt lieten zien in Valerie Solanas’ Up Your Ass. Ze bezitten een lichamelijke vanzelfsprekendheid die niet in een stijl te vatten is, en dat is maar goed ook.
De dood, die van alle kanten opdoemt, is een al te zichtbare werkelijkheid.
Eén vraag blijft toch hangen, na dit morbide spektakel. Waarom zijn deze jonge mensen zo gefascineerd door de dood en waarom brengen ze die zo direct ter sprake? En ook: waarom geven ze die (an sich verdedigbare) fascinatie invulling aan de hand van een marginaal stelletje dood-ontkenners? Is het omdat de dood van theaterstudent Rint Dens, anderhalf jaar geleden, zo’n schokgolf heeft veroorzaakt bij een hele generatie jonge theatermakers die hem van dicht of van ver kenden? Ik behoor niet tot die generatie, dus dit is speculatie. Of is het omdat de hedendaagse oorlogen én natuurrampen het leven zo futiel hebben gemaakt? De dood, die van alle kanten opdoemt, is een al te zichtbare werkelijkheid. Kiezen ze daarom voor enkele technologisch pseudo-geniale outsiders die deze werkelijkheid ontkennen?
Dat zou de dialectiek kunnen zijn: de alomtegenwoordige dood, tot in de eigen niche van jonge Vlaamse spelers, kan alleen met ontkenning worden beantwoord. Zelfs al is die ontkenning volstrekt ongeloofwaardig, ook al ziet ze er soms – eventjes – hilarisch uit. Kijk naar dat slotbeeld van Aan de start van de brug: een vrieskist die iets weg heeft van een gepimpte flightcase, met een portret op van de fotogenieke Suzy. Klaar voor een optreden in het Sportpaleis, desnoods als hologram.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz