Toneel

Solipsists Werktoneel / NTGent

Mentaal puinruimen

‘Solipsists’ is een reeks van drie overdonderende solo’s waarin evenveel acteurs, in een regie van Jesse Vandamme, tonen wat teveel bewustzijn aanricht. Louise Bergez maakt diepgewortelde eenzaamheid fysiek zichtbaar. Joeri Happel houdt een pijnlijke beschouwing over een onzichtbaar en verkwist leven. Lucas van der Vegt rijdt zich vast in zijn gedachten over het bewustzijn zelf. Een ding hebben de personages gemeen: ze vertonen een vorm van solipsisme: een bewustzijn dat zich op zijn eigen stellingen teruggetrokken heeft. Hier zie je hoeveel onrust dat met zich meebrengt.

Solipsists
Emma Meerschaert NTGent meer info download PDF
25 januari 2022

Louise Bergez kijkt het publiek aan vanaf het lege, zwarte podium, onder een zacht geel licht. Ze draagt een zwart-gouden maillot en sneakers. Eerst heft ze haar handen op alsof ze zich overgeeft aan iets of iemand. Dan snuift ze, alsof ze iets ruikt, en mummelt ze onverstaanbare woorden voor zich uit. Ze lijkt ons niet te zien. Haar gezicht neemt daarbij onrustige, zelfs extreme trekken aan. Ze gesticuleert steeds frenetieker, alsof ze balanceert op de rand van de waanzin, zeker als ze zichzelf geweld aandoet. Ze steekt haar vuist tot kokhalzen toe in haar mond, alsof ze een duivel wou uitdrijven. Toch komt ze weer tot haar zinnen als ze doet alsof ze koffie zet, een kopje drinkt en eet. Dagelijkse handelingen als een remedie tegen de waanzin die op de loer ligt?

Stilaan vang je iets op van wat ze mompelt. Ze vraagt zich bijvoorbeeld af waarheen alle afval verdwijnt. Daarna verliest ze zich weer in bizarre handelingen. Plots haalt ze een lange, onzichtbare draad van tussen haar benen uit terwijl ze onsmakelijke geluiden uitbrengt. Die draad windt ze rond haar hals. Dan weer maakt ze haar vinger nat en priemt die in een denkbeeldig stopcontact. Even doet ze alsof ze geëlektrocuteerd wordt, maar dan volgt een hysterische lach en raapt ze zichzelf terug bijeen.

Het koffieritueel brengt weer even rust, maar niet voor lang. In een aantal bizarre scènes doet Bergez alsof ze tegelijk moordenaar en slachtoffer is, of -later in de ambulance- tegelijk slachtoffer en ambulancier. Het patroon is duidelijk: ze beeldt zich een dramatisch bestaan in, en bezet daarbij zelf alle rollen. Omdat ze zo verschrikkelijk eenzaam is? Dat lijkt wel zo als ze eindigt met de woorden ‘Zou jij met mij eens iets willen gaan drinken? Dans je graag? Zou je eens willen dansen met mij?’ Het is het slot van een ongewoon sterke, fysieke performance die aantoont hoezeer je mentaal kan aftakelen als je helemaal op jezelf aangewezen bent. Het wordt donker.

Joeri Happel komt na haar het podium op met een microfoonstandaard. Hij ziet er heel gewoontjes uit, met zijn Adidas jasje, een broek en sneakers. Luidop zet hij een verhaal in: ‘This is the story of Peter Pan’ - het jongetje dat niet volwassen wou worden. Dat kunnen we hem niet kwalijk nemen, vindt Happel, want ‘Children are nothing but potential’. Hij reflecteert op het verval dat komt met het volwassen worden.‘Time has a piece of you… time will eat you’. Jesse Vandamme staat net dan op uit zijn stoel op de voorste rij en neemt plaats aan de rand van het podium. Hij begeleidt Happel met mijmerend gitaargetokkel als die gaat zingen. Het wordt een melancholiek lied over licht dat dooft en duisternis zo dicht dat het niet meer uitmaakt of je ogen open of dicht zijn. Je zou zelfs niets meer horen. Alludeert hij hiermee op de dood?

 Een pijnlijke beschouwing over levens die zomaar, onzichtbaar verstrijken

Na dit intermezzo vervolgt hij zijn redevoering: ‘Maturing is sacrificing your potential (…) choose your sacrifices’. Nu stapt hij uit zijn rol van alwetende spreker. Hij laat zijn microfoon staan, en lokt een denkbeeldig kind dat hij harteloos toespreekt over zijn mislukkingen tijdens het opgroeien. Als hij zich naar het publiek richt besef je dat hij zichzelf, als kind, toesprak. Hij herneemt zijn lied en gaat dan verder met een verhaal dat barst van opgekropte verontwaardiging. Het gaat over een ontmoeting in de nacht op een zolderkamer. Hij richt zich tot een denkbeeldige man in het publiek: ‘Als je doof bent, blijft enkel de vuiligheid over. Jou kan dat niet schelen - met je mooie huis en je mooie vrouw. Maar als je over me fluistert kan ik alles horen, dan schreeuwt het in mijn hoofd’. Inzicht komt pas midden in de nacht, want overdag ben je te doof. Een anekdote eindigt zo als een pijnlijke beschouwing over levens die zomaar, onzichtbaar verstrijken. Opnieuw wordt het donker.

Lucas Van der Vegt is de laatste gast. Hij rolt een spreekgestoelte het podium op. Hij maakt een wat komisch aandoende, nerveuze indruk wanneer hij zijn notitie blaadjes laat vallen: ‘Hallo, ik ben blij en vereerd dat ik hier mag staan’. Na die beleefdheidsfrase waarschuwt hij echter meteen dat hij mogelijk zal ‘vollopen en doodgaan’, omdat hij alles onthoudt en bewaart. Radicaal wissen is de enige oplossing. Die gedachte ontwikkelt hij verder in een stortvloed van overpeinzingen, twijfels, associaties, herhalingen, afgebroken gedachten-experimenten, stellingen en vragen waar geen antwoord op te geven valt. 

Het gaat er blijkbaar om dat herinneringen opduiken en zich in je hoofd vastzetten als een obscene, ongezellige bende, die niet wil wijken. Niemand kan je helpen om ze te verjagen, want niemand anders heeft toegang tot je hoofd. Het loopt voller en voller zonder dat je weet of het niet teveel wordt. Maar als het zo ver is merk je dat aan vetrollen, haarverlies en een volle schuif.

Rommel, als een metafoor voor het juk van een overmatig zelfbewustzijn

Van der Vegt vertelt dat echter niet als een rechtlijnig verhaal. Hij springt van de hak op de tak, en steunt zijn betoog op de vreemdste handelingen. ‘Taking pictures in the forest where people kill themselves’. Soms valt aan zijn betoog geen touw vast te knopen. ‘I cannot stand the light and I cannot stand the dark, and the owner didn’t know he needed to refrigerate and then Gordon finds the chicken, and I think I will evaporate and I am a ghost and I am in a spaceship and I am hurdling in the universe’.

Uiteindelijk stroomt zijn hoofd over en valt hij dus, zoals hij voorspelde, dood neer. Voor even toch, want hij herrijst als een Minister die zijn toehoorders moed inspreekt met de gedachte dat zijn dood niet voor niets was. Alsof er lessen te trekken vallen uit het lijden van een ander. Hij oppert adviezen die vertrouwd klinken: 'er even tussenuit gaan wanneer het teveel wordt en haalbare doelen stellen’. Ze blijken echter niet zo doeltreffend: 'Ik zou weg willen maar ik heb een verantwoordelijkheid’. Hij eindigt met de vraag of iemand hem wilt helpen met de rommel op te ruimen. En dan gaat het niet om de papieren die hij liet vallen, maar over het dode lichaam.

Rommel, afval,  vuiligheid. Dat is de gemene deler van deze drie solo’s, als een metafoor voor het juk van een overmatig zelfbewustzijn. Het doet me denken aan een uitspraak van theatermaker Peter De Graef: ‘We poetsen wel onze tanden, maar nooit ons binnenste.” Regisseur Jesse Vandamme geeft daar hier nochtans een aanzet toe, al is het maar door dat binnenste zo direct te tonen.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login