Toneel

Boy Kyoko Scholiers

...Ah, Boy!

Hoe maak je pakkend theater van alleen maar sociale brokstukken, zonder daarover het makkelijke medelijden van de middenklasse af te smeken? Kyoko Scholiers lijmt in ‘Boy’, een documentaire tragedie over de (on)menselijke achterkant van de jeugdzorg, heel wat stijlregisters aaneen tot een breekbaar eerbetoon aan de grootsheid van kleine mensen.

Uitgelicht door Wouter Hillaert
Boy
Wouter Hillaert De Grote Post, Oostende. In het kader van TAZ 2022 download PDF
28 juli 2022

Ooit moeten ze een droom van een huishouden hebben voorgesteld: de zwartgeblakerde resten van zetels, bedden, stoelen en tafels die her en der liggen uitgestrooid over de scène van ‘Boy’ Eén voor één zullen ze tijdens de voorstelling, op wankele poten, uit de wanhoop worden getrokken om van hun destructie de reconstructie te maken. Hoe kunnen hele levens zo in stukken vallen? Stof is er genoeg. Maar hoe krijg je zoveel gebroken dromen weer samen? Het enige wat nog min of meer ongeschonden uit de brand is gesleept, is de kale troon van een wc. Veel eenzame shit zal er in ‘Boy’ doorgetrokken worden.  

Nog een typerend meubelstuk dat de ravage overleefd heeft, is een kleine tv. Ergens halfweg de voorstelling spuwt hij een comedyshow met een stroom misplaatste grappen over mensen aan de zelfkant. Dat is precies hoe deze wereld kijkt naar ‘ouders die niet voor hun kinderen kunnen zorgen’: als schokschouderend en hoofdschuddend sociaal entertainment, als het klein huishoudelijk afval van de prestatiemaatschappij. Realityreeks na realityreeks is het scherm ermee gevuld. Toekijken kunnen we niet laten, terwijl voyeurisme vecht met morele veroordeling.

Hier zit voor de buis Boy Stuyven, het tienjarige titelpersonage van het alternatieve portret dat Kyoko Scholiers wil schetsen. Hij is zelf het object van de humor die hij zit aan te horen, net om zich onder zijn koptelefoon af te sluiten van de echte realiteit achter hem: een drugsverslaafde moeder die nu psychisch uitgeteld in de zetel zit, een afwezige vader die haar verrot heeft geslagen, de consulente van de jeugdzorg die hem met de politie zal komen weghalen, een jeugdrechter die hem plaatst in CKG De Maan waar zijn vriendjes verdwijnen zo gauw hij ze maakt, uiteindelijk een pleeggezin waar zijn gestoorde hechtingsproblematiek afwisselend tot stilzwijgen en fysieke explosies zal lijden…

Boy heeft zoveel te verteren dat hij niet anders kan dan dissociëren

Boy heeft zoveel te verteren dat hij niet anders kan dan dissociëren, om alles toch min of meer bijeen te houden. In dit ene beeld voor tv zit zijn hele tragiek vervat: als hij het kind is van de volwassen rekening, hoeveel snapt hij dan zelf van wat zich boven zijn petje afspeelt en waar hij toch voortdurend de tol voor betaalt? We zien hem elders in een hoekje met een volle baksteen losgaan op een babypop. Ziedaar het antwoord.    

Docu onder pruiken

Een sociaal trauma door de ogen van een kind is klassieke stof, waarvoor cineasten als Ken Loach, de broers Dardenne of Fien Troch bijna van nature het register van rauw realisme opentrekken, hoogstens opgekruid met wat magisch-symbolisme. En ook Scholiers kiest voor een documentair substraat. Niet alleen dook ze ter voorbereiding twee jaar onder in de professionele wereld van de jeugdzorg, voor een reeks interviews met directe betrokkenen en zelfs een paar weken vrijwilligerswerk in een CKG, een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning. Ook op het podium titelt ze boven elke scène heel precies locatie, naam en exacte datum af. Even twijfel je of het om een reële reconstructie gaat. Het is een keuze die veel kunstenaars vandaag maken: om maatschappelijke ellende die je zelf geen directe ervaring mee hebt, liever voor zichzelf te laten spreken.

Scholiers kiest niet de kale documentaire, maar het volle toneel.

Maar speelstijl, belichting en kostumering brengen daar in ‘Boy’ meteen de beste trucs van het klassieke kijkdoostheater tegenin. Scholiers kiest niet de kale documentaire, maar het volle toneel. Zeker de verschillende vertegenwoordigers van de hele jeugdzorgwinkel – van de psychiater en de consulente tot de jeugdrechter en zijn griffier – krijgen bijna karikaturale pakjes aangemeten, compleet met pruiken, de nodige amtelijke tooi en zelfs illustratieve krukken. Ook het contrast tussen hun uitgestreken oordeel over andersmans leven en de dagelijkse banaliteit waarmee ze elkaar hun nieuwste foto-app showen of aanschuiven in de refter, wordt dik onderstreept. Op een haar na zitten we in een aflevering van ‘De Collega’s’. Rauw realisme is ver weg.

Nochtans zijn de scheve opmerkingen die daar soms bij worden uitgekraamd, wel uit het leven gegrepen, zo zal Scholiers betogen. Waarom dan die keuze voor zoveel aangeklede theatraliteit, waar ambachtelijke spelers als Greg Timmermans, Tiny Bertels, Joris Van den Brande en Sofie Decleir ook maar wat graag nog extra armslag, tongval en stemverheffing aan toevoegen? Aan overacting bezondigen ze zich nooit, laat staan aan loze lol, maar zo’n sociaal-realistisch onderwerp als een reeks toneeltjes, het blijft een combinatie waar twintig jaar geleden bij Arne Sierens al vragen over werden gesteld. ‘Boy’ blijkt bewust gemaakt voor de grote zaal, voor een breed publiek. Duidelijkheid primeert op stille suggestie.

Iedereen mede mens

Bijzonder is dat die riskante combinatie toch werkt. In feite fungeert alle theatraliteit op de spleelvloer als een kunstmatig canvas waartegen vooral Boys figuur des te meer afsteekt als onvervalst. Als een vis in het water houdt kindacteur Finn Van Hove (die afwisselend met Victor Saveniers optreedt) de verloren zoon blijvend aanwezig als iets werkelijks. Zo belichaamt hij in dit hele maatschappelijke schouwtoneel veeleer de herkenbare normaliteit dan de sociale uitzondering.

Ook moeder Joy, een sterke rol van Laurence Roothooft, is eerder het resultaat van spelmatige inleving dan van dramatische uitleving. Met bezwaarde rug zit ze in haar topje voor de rechter. Onder een deken van schaamte onttrekt ze zich aan het zicht als Boy wordt weggehaald. Gibberend blaast ze zelf de kaarsjes uit op zijn verjaarsdagstaart: lichtpuntjes die hem niet zijn vergund. Hoe pedagogisch onverantwoorder haar omgang met haar kind, hoe meer haar moederliefde en haar eigen verlies erdoorheen komen schrijnen. Een knap staaltje meergelaagdheid. Ook dankzij Scholiers’ boude dialogen zonder de minste opsmuk.

En zelfs de komieke hulptroepen rond die double bind van moeder en kind worden met elke scène meer en meer mensen. Meer en meer verhalen op zich. De consulente en haar zwangerschap, de rechter en zijn rechtvaardigheidsgevoel, de pleegvader en zijn verlies. Wat zich bij aanvang nog aanzette als een sociale kritiek op een onmenselijk zorgsysteem, blijkt tegen het slotakkoord één grote ode aan de zorg en de zorgen van alle mensen die erin moeten meedraaien. ‘Het is dweilen met de kraan open’, knikt de consulente. Maar ondanks haar berg overuren en haar collega in burn-out gaat de zorg door. Dáár is het Scholiers om te doen: ze laat zien hoe het onvermogen van zorgwerkers niet minder groot is dan dat van hun cliënten. Maar ook hoe hun menselijke betrokkenheid allesbehalve kleiner is. In ‘Boy’ is iedereen mede mens.

Zo krijgt de voorstelling, voorbij documentaire en kostuumdrama, toch vooral de allure van een klassieke tragedie. Er zijn hogere machten die determineren hoe het hier beneden in de soep draait. Valt er überhaupt iets aan te doen? Het antwoord schuilt vooral in de troostrijke muziek van Joris Blanckaert, live uitgevoerd door het HERMESensemble. En in de ijle stemmen van het kinderkoor van de Vlaamse Opera, temidden van het puin geposteerd als op een tribune. In het kostuumdrama spelen deze 15-tal kinderen Boy’s klas en leefgroep. Maar hun hoofdrol situeert zich toch vooral in de klassieke tragedie, als Grieks koor. Ze geven niet alleen stem aan wat bij Boy geen andere uitweg vindt, maar verheffen vooral het sociale drama boven de zelfkant, de documentaire boven de casuïstiek.

Het moet van ‘Diep in het bos’ van Eric De Volder en Dick van der Harst geleden zijn dat kinderleed nog zo alomvattend kon voelen door het gewoon te laten bezingen. Dutroux werd een nationaal trauma. De gaten in de jeugdzorg leveren ons entertainment op tv.

Loutering, misschien zelfs hoop

Met bewonderenswaardige diepgang toont Kyoko Scholiers hoe het ook anders kan. Al spreekt ze het publiek op geen enkel moment rechtreeks aan – ‘Boy’ speelt op het randje van de vierde wand – toch hebben we er alles mee te maken. En niet alleen omdat de slimme vertelstructuur in ‘Boy’ ons steeds bij de les houdt met een niet-chronologische opeenvolging van scènes (ten huize Stuyven, in de jeugdrechtbank, in het CKG, bij het pleeggezin, in de gevangenis). Ook omdat het uiteindelijk vooral onze beeldvorming is die wordt bijgesteld, onze blik die het eigenlijke thema vormt. ‘Boy’ presenteert de gegoede middenklasse het leven zoals het is waar het mensen wordt ontnomen, al van bij de start. Onder de brokstukken blijkt er een herkenbaar bestaan te zitten.  

Veel mogelijke valkuilen komen daarbij kijken: misplaatste fun, de sociale zoo, larmoyante meelijwekkendheid, geprivilegieerd moralisme. Scholiers en haar spelers vermijden ze één voor één, en zelfs elegant. Niet door dingen te verbloemen of te verbergen, wel door ze net openlijk op één hoop te gooien. Het maakt van ‘Boy’ een puinveld van decorstukken, relaties, emoties, scènestructuur en stijlgenres. Maar het is net die contrastwerking op zich die de lijm vormt en de voorstelling zo sterk doet werken: het contrast tussen ongepaste replieken en de zorg die eronder zit, tussen visuele leesbaarheid en muzikale abstractie, tussen docu en droom, afzondering en toenadering. Zoveel vormen en verhalen hebben tekst en regie rondgestrooid dat het op het eind meerdere scènes duurt om alles weer bijeen te vegen.

Loutering is de slotsom. Ja, misschien zelfs hoop. Want de geschiedenis van breekbare families zal zich steeds blijven herhalen, zo suggereert ‘Boy’, maar de sociale determinatie kan toch doorbroken worden. Dat is het privilege van fictie: ze kan met één pennentrek hoop bijschrijven op de puinhoop, om het voor ons als kijker toch niet te zwaar te maken. Alleen ontkent dat hier op geen enkele manier de uitzichtloze werkelijkheid die ons bijna twee uur lang is voorgeschoteld. Dat is van deze voorstelling de absolute kunst: zonder zoenoffers weet ze toch te verzoenen. Niet ‘oh boy’, maar ‘ah boy’.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login