Toneel

Crashtest Ibsen (2023) Sarah Moeremans & Joachim Robbrecht / HZT

Kan Henrik Ibsen ons nog de les spellen?

Al sinds 2013 werken schrijver Joachim Robbrecht en regisseur Sarah Moeremans aan een kritische lezing van sleutelwerken van de 19e-eeuwse Noorse theaterauteur Henrik Ibsen. Ze brachten drie van die bewerkingen nu samen in een marathon: ‘Crashtest Ibsen (2023) / De ultieme Ibsen—binge’. Robbrecht stelt daarin de vraag hoe relevant die stukken vandaag nog zijn. Hij laat de personages in ‘Nora of het poppenhuis’ bijvoorbeeld zo laveren tussen toen en nu dat je beseft hoe gedateerd Ibsens feminisme is. Het resultaat: briljant ‘meta-theater’, gebracht met een grote dosis spelplezier.

Uitgelicht door Johan Thielemans
Crashtest Ibsen (2023)
Johan Thielemans NTGent meer info download PDF
21 oktober 2023

Het toneelbeeld van Theun Mosk verbeeldteen Noors landschap. Het is samengesteld uit foto’s van fjorden, rotsblokken en kleurrijke huisjes, gemonteerd op verschuifbare praktikabels. Zo ontstaat een spel tussen realisme en theatraliteit. Als er in een rotswand plots een raam opengaat neem je dat als vanzelf aan. Als de panelen verschuiven roepen ze soepel de locaties van de drie stukken op. In de pauzes schuift alles fluks opzij en kunnen de kijkers Noorse hapjes proeven op het podium.

‘Nora of het poppenhuis’ opent de trilogie. Evelien Bosmans vertolkt Nora, al is het juister om te zeggen dat ze Nora, het personage en het stuk, becommentarieert. Ze richt zich immers meteen tot het publiek met de mededeling dat dit stuk uit 1879 niet meer kan dienen als spiegel van onze samenleving. Dat zet de toon. Het spel wordt hier tegelijk een commentaar op de stukken van Ibsen.

De lezing van ‘Nora’ volgt Ibsen in grote lijnen. We maken kennis met het kindvrouwtje Nora, dat zich verguld voelt met het vele geld dat haar echtgenoot, de bankier Torvald Helmer, een enthousiaste Joep van der Geest, verdient. Tot Nils Krogstad, een medewerker van de bank, aan het licht brengt dat Nora ooit een borgstellingsbewijs vervalste voor een lening. Haar wereld gaat zo wankelen.

De Krogstad die Peter Seynaeve hier inventief gestalte geeft wijkt sterk af van Ibsens karakter. Hij ontpopt zich hier tot een opstandeling, die als een Robin Hood ageert tegen het systeem. Hij wil Nora in zijn revolutionaire plannen betrekken. Deze verrassende wending blijft een luchtige pirouette. Seynaeve haalt alle revolutionaire geloofwaardigheid onderuit door zijn ironische uitbeelding.

Dat belet Evelien Bosmans, als actrice, niet als personage, niet om opstandig te worden. In de scène op het kerstfeest drukt ze in een wilde dans haar frustratie uit in een erg hedendaags aandoende choreografie. In dit spel tussen verleden en heden verliest het feminisme van Ibsen alle relevantie. De actrice weigert verder te spelen. De realiteit die het toneel ons voorspiegelt is volledig vals. De werkelijkheid bevindt zich buiten het theater, stelt Bosmans. Ze verlaat de toneelzaal.

Nora’s vriendin Christine, door Judith van den Berg vertolkt als een lichte karikatuur van een burgervrouw, springt in voor de afwezige Nora. Bij Ibsen was ze de ex-minnares van Krogstad. Toch komt Bosmans terug voor de beroemde slotscène, waarin ze haar man verlaat omdat ze door heeft dat het hem enkel om zijn maatschappelijk aanzien te doen was. Daarom hield hij haar klein.

Bij Ibsen verlaat Nora het huis (en haar kinderen). Bosmans daarentegen vindt dat dit einde vandaag niet meer kan. Zij wijst, als Nora, haar man de deur. Zijn protest helpt niet. Als Nora roept dat Torvald moet zwijgen, krijgt ze zowaar een warm applaus uit de zaal. Eens hij weg is richt ze zich tot het publiek voor een slotmonoloog. Joachim Robbrecht maakt er een zedenles van: ‘Leven is (…) wat tussen ons mogelijk is!’ Liefde, in zijn hedendaagse vormen, is het belangrijkste.

Vervolgens pakt het ensemble ‘Vijand van het volk’ uit 1882 aan. De acteurs leggen uit dat de plot draait om een Noors dorp waar de burgemeester (Joep van der Geest) een kuuroord wil bouwen. Niemand minder dan zijn broer, een dokter (Gillis Biesheuvel) brengt echter als klokkenluider aan het licht dat de kuurbron vergiftigd is. De hoofdredacteur van de lokale krant (Louis van der Waal) publiceert gretig de ontluisterende artikelen, met de medewerking van een drukker (Peter Seynaeve).

Het conflict over geld vs. volksgezondheid, leidt tot een volksvergadering. De populistische burgemeester staat er tegenover de klokkenluider. De drukker speelt daarbij een dubbelzinnige rol. Hij hangt zijn huik naar de wind als hij poseert als ‘de ambassadeur van waarden en normen’. Peter Seynaeve vuurt tussen het publiek de massa aan vanop de wankele positie van de rug van een zetel.

De actie wordt doorspekt door meta-theatrale bespiegelingen. Als de militante dochter (Evelien Bosmans) pleit voor kalmte en tien minuten stilte, protesteren de andere personages/spelers. ‘We zijn verknocht aan het drama’, constateert ze. We willen dat dramatische einde zien, als Dr. Stockman tot vijand van het volk uitgeroepen wordt. Het klinkt als een verwijt aan het theaterpubliek.

    Deze lezing getuigt van weinig sympathie voor Stockmans’ koppig idealisme.     

Biesheuvel speelt de dokter op een ironische manier. Bij het dispuut over de kwaliteit van het water verschijnt hij in zwembroek en zwemvliezen. Dat is interessant, want zo maakt hij van de dokter een wat ridicule figuur. Dat ondergraaft zijn morele superioriteit. Zijn vrouw (Judith van den Berg) tracht hem vruchteloos tot rede te brengen.

Deze lezing getuigt van weinig sympathie voor Stockmans’ koppig idealisme. Dat blijkt ook uit de zedenles die ook dit deel afsluit. De revolterende dochter pleit voor relativiteit. Niets ‘is’ (versta: er zijn geen onbetwijfelbaar juiste posities) maar alles ‘wordt’. Anders gezegd: de waarheid heeft een houdbaarheidsdatum. Wat gold in 1882 geldt niet per se vandaag. Weer wijst Robbrecht het publiek erop dat het theater een schijnwerkelijkheid kan zijn en dat de echte werkelijkheid daarbuiten ligt.

Het derde luik heet ‘Ik zie Spoken’. Dit tragische verhaal over de erfelijkheid van de kwalijke gevolgen van syfilis slaat opnieuw een ironische toon aan. Centraal staat mevrouw Alving (Judith van den Berg). Ze weet alles over het liederlijk leven van haar overleden echtgenoot, maar wil dit ten alle koste geheim houden. Ze laat een weeshuis bouwen dat zijn naam zal dragen. Het stuk is het relaas van een mislukking. Hun zoon Oswald is dodelijk ziek en komt naar huis om te sterven. Het weeshuis gaat in vlammen op. Voor Ibsen was het stuk een aanklacht tegen burgerlijke hypocrisie. Die verpersoonlijkte hij in de figuur van Dominee Manders (Joep van der Geest).

Sarah Moeremans kiest hier voor een radicaal kritische invalshoek. Ze mijdt de emotionele confrontaties van Ibsen. Ze reduceert de zoon (Gillis Biesheuvel) tot een schim, die geen empathie opwekt. Robbrecht voegde daarentegen een symbolisch personage toe: Vuur (Louis van der Waal). In de gedrukte tekst (Toneelbibliotheek) staat een citaat van Gaston Bachelard, die op de dubbelzinnige rol van vuur wijst. “Het schittert in het paradijs en het brandt in de hel”. Deze allegorische figuur begeleidt de hele handeling. Hij maakt de woorden van Bachelard tot de zijne.

Robbrecht gaf de slotscène alweer een heel andere draai. Oswald weigert te sterven. Zijn moeder (of is het de actrice?) wil echter de tekst van Ibsen volgen. Oswald pleegt opstand tegen Ibsen met de leuze: ‘Alleen aan het leven kunt u sterven’. Daarop roept het Vuur van Bachelard uit: ‘Brandt verder’.  Wie trouw blijft aan de tekst, zoals de moeder, bijt in het zand. Ze kan niet leven met zoveel losse eindjes, roept ze uit. Toch wel, menen de anderen. Het leven is sterker dan een theatertragedie.

Drie keer stelt deze marathon zo, door een hedendaagse lezing van de klassiekers van Ibsen, de vraag of diens maatschappijbeeld nog geldig is. Voortdurend laveert de voorstelling zich tussen een ‘toen’ en het ‘nu’. Niet alleen de tekstbewerking doet dat op een virtuoze manier, het gezelschap verdedigt die bewerkingen ook virtuoos. Er is slechts eén klein minpuntje: het gebruik van songs in alle drie de stukken. Daardoor ontdek je echter wel dat Louis van der Waal en Joep van der Geest over een geweldige zangstem beschikken.

Deze drie bewerkingen gingen eerder al afzonderlijk in première. De presentatie als een marathon geeft ze een extra dimensie. Elke bewerking verrast dankzij de scherpzinnige dialoog tussen de theatertekst van Ibsen en de commentaar van Robbrecht. De stelling dat de realiteit zich buiten de theaterzaal bevindt is de rode draad die de bewerkingen verbindt. Het is een oefening in het bevragen van de betekenis van een theatermonument voor het repertoire vandaag. Toch zijn de bewerkingen niet topzwaar theoretisch. De verbeelding van Sarah Moeremans belet dat. Ze omringde zich daarvoor met getalenteerde, enthousiaste spelers, die op een aanstekelijke manier schipperen tussen waarachtig spel en subtiele karikatuur ontwikkeld hebben.

Met deze marathon vindt Sarah Moeremans in Vlaanderen eindelijk het brede publiek dat ze al zo lang verdient. Zo wordt voor grote delen van het publiek een blinde vlek weggewerkt.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login