Grief and beauty Milo Rau / NTGent
De humanist in Milo Rau
‘Grief and beauty’ van Milo Rau is een voorstelling over het zelfgekozen levenseinde, met schoonheid als tegengewicht voor rouw en verdriet. Een merkwaardig filmdocument over een vrouw die sterft uit vrije wil staat centraal in deze voorstelling. Rau maakt daar geen spektakel van. Hij laat zijn fascinatie blijken voor het banale, gewone leven, ook als het einde ervan in zicht komt.
In de titel van zijn nieuwe stuk ‘Grief and Beauty’ bouwde Milo Rau een dialectische spanning in. Rouw (emotie) gaat niet vanzelfsprekend samen met schoonheid (esthetische ontroering). Rouw betreft iemand die sterft. Hoe je naar dat einde kunt kijken heeft hier zeker de bovenhand dankzij één centrale scene: een film waarin een vrouw, Johanna B., letterlijk voor onze ogen sterft. Ze liet haar euthanasie filmen. Dat is, tegen alle clichés in, een vreugdevol tafereel.
Johanna, die veel pijn leed, koos deze uitweg uit het leven. We zien haar met een vorm van geluk in bed liggen. De laatste ogenblikken van haar leven zijn vredig, kalm, uiterlijk ondramatisch. ‘I did it my way’ van Frank Sinatra klinkt daarbij als een stellingname: Johanna nam zelf de regie van haar leven in handen, tot op het laatste ogenblik. Ze sterft ‘mooi’. Of er om haar gerouwd wordt, zie je niet in deze film. Ze documenteert het sterven zelf, en schrijft zich zo zonder opzichtigheid in de discussie rond de toelaatbaarheid van euthanasie in. Sterven als de weg naar de eeuwige rust.
Dat deze scene aanleiding geeft tot discussie, ligt voor de hand. De voorstelling voert ze niet, en laat een argumentatie over aan de wereld buiten de schouwburg. Wat sterven betekent, zal voor elk lid van het publiek anders zijn, getekend door de eigen biografische ervaring. Rond dit centrale gegeven heeft Milo Rau wel, met zijn vertrouwde methode, vier mensen gekozen die elk hun eigen verhaal vertellen. Het gaat om twee professionele acteurs en twee ‘gewone’ mensen.
Het verhaal van acteur Arne de Tremerie is tweeledig. Hij vertelt dat hij de kleine prins was in een voorstelling met Gene Bervoets. Daarnaast heeft hij over de begrafenis van een te jong gestorven meisje. Tijdens de plechtige dienst ging een brandalarm af. Niemand wist hoe dat uit te schakelen. Dat geluid zal voor altijd rouw betekenen voor de vader. Het is het meest uitgesproken uitwendig dramatisch moment van de voorstelling.
Princess Isatu Hassan Bangura uit Siera Leone vertelt hoe ze haar moeder enkele jaren moest missen toen die naar Europa trok. Ze bleef achter bij haar vader. Toen haar familie in Nederland herenigd werd, leek het alsof de vader zijn familie wou uitmoorden. Princess is tenslotte naar de toneelschool geweest, in Maastricht. In het web van verhalen brengt zij de Afrikaanse wereld binnen.
Staf Smans vertegenwoordigt een oudere generatie. Hij is vaak een edefigurant bij de televisie. Hij komt uit het amateurcircuit, wat hem toelaat om een stukje Beckett te reciteren. Hij doet dat zo retorisch, in zo’n foute stijl dat je even aan een parodie denkt, maar verder wijst niets in de voorstelling op ironie, en deze monoloog lijkt dan ook ernstig bedoeld. Smans speelt ook dat hij sterft, omringd door zijn medespelers. Deze scene is de tegenhanger van de documentaire over het echte sterven.
Daarnaast vertelt Anne Deylgat, een dierenarts, over de dood van haar kat, haar fascinatie voor de zang van vogels, of het roepen van de wolf. Dat laatste moment valt buiten het strikte kader van de voorstelling. Alle spelers communiceren met elkaar door te huilen als een wolf. Het is wat moeilijk om deze bijdrage in het geheel te passen. Het geeft ook iets grillig en willekeurig aan deze collage, wat verrast omdat de vorm verder zo doorgedreven rechtlijnig is.
Het zwarte gat is het grote verhaal tegenover de kleine anekdotes
Op het einde komt de vertelling van de kleine prins weer – als hij sterft is het als een blaadje dat valt. Zo moduleert de voorstelling terug naar het thema van een serene aanvaarding van het einde van een mensenleven. Is het sterven slechts een onbelangrijk voorval in het grotere geheel? Die vraag kan je verbinden met een spectaculaire scene, waar door middel van een felle lichtbron en een rookmachine het zwarte gat wordt opgeroepen. Het is een kosmisch ogenblik dat je eerder in een voorstelling van Castellucci zou verwachten. Dat zwarte gat is het grote verhaal tegenover de kleine anekdotes van deze mensen.
Blijft de vraag wat deze mensen bindt. Je merkt dat ze allen wat te maken hebben met toneel – de heerlijke ervaring voor Arne de Tremerie als kleine prins, het genot waarmee Smans over zijn bescheiden toneelcarrière spreekt, en de toneelschool als veilige haven voor Princess. Maar inhoudelijk biedt dat niet zoveel verdieping. De band met het theater lijkt eerder een soort zijlijn, misschien wijst het op het criterium voor Rau’s acteurskeuze. Hoe dwingend is die echter verder? Anders gezegd: zouden vier andere spelers met vier andere verhalen niet evengoed van pas zijn gekomen. Hoe ontsnapt de voorstelling aan het kleine en het private en krijgt ze een wijdere sociale betekenis?
Alledaagsheid fascineert Rau, dat weten we, al geruime tijd. Dat blijkt hier uit enkele vormelijke keuzes. Zo bestaat het décor uit een hyperrealistisch weergegeven keuken, slaapkamer en badkamer die de kleinburgerlijkheid en banaliteit van de jaren 1950 uitademen. We zien de spelers in dat decor ook ‘gewoon’ koffiezetten. Het is één van de vele totaal ondramatische momenten in de voorstelling. Dat levert rust en gewilde traagheid op. Dat sluit aan bij de spreekstijl van de spelers. Ze vertonen een verbluffende ‘naturel’. Hoewel er een script is lijken hun woorden ter plekke bedacht. Coach Peter Seynaeve verdient een pluim voor de manier waarop hij dat de spelers bijbracht. Maar die krachttoer belet niet dat je als toeschouwer toch naar meer reliëf kan verlangen.
Een tweede rode draad in de voorstelling is de warme, diepe klank, spaarzaam verrijkt met elektronica, van de cello van Clémence Clarysse. Ze schraagt de hele voorstelling met variaties op ‘Dido’s Lament’ (‘Remember me’) uit Purcell’s opera ‘Dido and Aeneas’. Het is een iconische sterfscène uit de operaliteratuur. Arne de Tremerie zingt de aria later breekbaar en ontroerend. Dat gaat niet alleen over sterven maar ook over de herinnering. Het sluit dus op een dubbele manier aan bij de verschillende getuigenissen uit het verleden en de aanwezigheid van de dood.
Als Smans de voorstelling afsluit met de chachacha, die zo belangrijk was in zijn leven, krijgt de voorstelling een scheut levensvreugde – de tegenhanger van de verschillende verhalen, en meteen de andere term in de titel ‘Grief and Beauty’: de tegenkracht is een vorm van schoonheid.
Al staan de verschillende verhalen naast elkaar, toch bestaat er een intens contact tussen de spelers. Ze zijn bekommerd om elkaar en dragen zorg voor elkaar, vooral voor Smans als hij de zieke zwakke oude man speelt. Zijn medespelers ontfermen zich over hem. Dat geeft aan de actie een heel warme, tedere kleur, die los staat van wat er verteld wordt. Er is in deze voorstelling geen huiver voor de dood, maar een kalme aanvaarding.
Zo is het een ingetogen voorstelling, die zo bescheiden is dat ze haar kwaliteiten als het ware verbergt. Door de fascinatie voor het banale van de regisseur ontstaat een heel persoonlijk werk. De vraag is of net dat persoonlijke de toeschouwer niet in zekere mate belemmert om helemaal mee te gaan in het gebeuren.
De scene met de euthanasie tilt de voorstelling echter op een hoger niveau. Ze dwingt tot nadenken en raakt ons diepste wezen. Het meest merkwaardige is dat het tonen van deze manier sterven niet de aanleiding wordt voor een pamflet, maar spreekt over een rustige aanvaarding van een bewust gekozen dood. Een bijzondere kwaliteit schuilt in de eerbied voor Johanna B., de stervende vrouw in de video. Men kan er niet om heen: met ‘Grief and Beauty’ heeft Milo Rau een zeer humanistische voorstelling gemaakt.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz