Ook slakken hebben wel eens haast Jetse Batelaan / Theater Artemis
Proceduredwang en procrastinatie
Het kan kinderen tot wanhoop drijven. Net als ze op het punt staan om iets leuks te doen, moeten die ouders nog zo nodig dit checken en dat controleren – waarom hebben ze nu plots alle tijd die ze anders nooit hebben? – tot het moment voorbij is. Dat is, in een notendop, wat ook gebeurt in ‘Ook slakken hebben wel eens haast’ van Jetse Batelaan voor Theater Artemis, maar deze keer zijn het de techniekers van Theater Artemis die alles verknoeien. Een verhaal over het onbehagen in de cultuur waaronder volwassenen lijden en kinderen de pineut van zijn.
 
                            Ooit liepen kinderen maar wat mee met volwassenen. Niemand die eraan dacht om ze te entertainen of te verrassen. Vandaag is dat anders: kinderen zijn kleine prinsjes en prinsesjes, en die wil je verblijden met waanzinnig verrassend, kleurig speeltuig in speciaal daartoe uitgeruste speelpleinen. Ze moeten niets meer verzinnen. Het is er al allemaal: trampolines, reuze duploblokken, driedimensionale puzzels, glijbanen, miniatuurwagens, met op de achtergrond muziekjes die zelfs het kleinste kind kan meezingen. Alles veiliger dan veilig. Met het juiste, competente toezicht kan hier niets misgaan. Plezier gegarandeerd! Waarom willen volwassenen dat toch zo graag allemaal doen?
Het decor van ‘Ook slakken hebben wel eens haast’ is zo’n speelplein. Terwijl het publiek binnenkomt leggen drie techniekers de laatste hand aan de inrichting ervan. Een veiligheidsnet schermt het af van de zaal. Een poortje en een wachtrij, afgebakend met linten als op een luchthaven, worden opgevrolijkt met flikkerende, voorthollende lichtjes. Jeroen Stevens is MC van dienst. Vanop een verhoog op het plein nodigt hij ouders en kinderen uit om zich comfortabel te nestelen. Waarom hij daar elke keer weer bij zegt dat hij het ook niet kan helpen als iemand zich toch niet comfortabel zou (willen) voelen, kan je dan nog niet bevroeden.
Pas als de lichten in de zaal doven daagt het bij de techniekers dat er nog een potentieel gevaarlijke ladder op het podium staat. Die moet weg. Maar daarvoor moet je met twee zijn. Op talloos veel manieren spelen de techniekers het telkens weer klaar om weg te lopen voor een nog dringender taakje waar hun oog op valt als een andere klaar staat om de ladder te verplaatsen. Het is soms alsof de duivel ermee gemoeid is. Ze verdwijnen bijvoorbeeld vaak spoorloos als een wand van duploblokken weer maar eens naar een betere plek verhuist. De ladder komt dus nooit van zijn plaats. Of toch bijna nooit. Als het eindelijk zover lijkt te zijn gooit één van de techniekers toch weer roet in het eten door de uitgang te blokkeren met een doos kleurige ballen.
Steeds weer krijgen de kinderen in de zaal zo te horen dat ze geduld moeten oefenen. Na vijf minuten besef je dat het nooit zal lukken. Kinderen worden een paar keer naar het podium gelokt en weer genadeloos weggestuurd: ‘Safety first’. MC Steven houdt ondertussen de sfeer erin door eindeloos op zijn riedeltje te variëren, tot je er horendol van wordt.
Het procedurele gehakketak blijkt de perfecte dekmantel voor procrastinatie: uitstellen, talmen, vluchten in bijzaken tot afstel de enig mogelijke uitkomst is.
Stilaan gaat het zo niet meer over het speelplein, noch over hoe ‘leuk’ en veilig dat wel niet is. Het gaat, steeds meer, over de verhoudingen tussen de techniekers. Marjan De Schutter, Willemijn Zevenhuijzen en Erwin Dörr raken het over zowat niets eens: wie waarvoor verantwoordelijk is volgens welke job description of afspraak, er wordt vruchteloos over gesoebat. Het is een treffende sociologische observatie van een samenleving die professionele betrokkenheid en kennis verruilde voor procedures. Als er maar een schuldige kan aangewezen worden. Hier blijkt niemand verantwoordelijk voor de ladder, maar bijvoorbeeld wel voor het bewaken van het poortje. Dus gebeurt er niets, hoe graag de techniekers ook zouden willen dat het allemaal wel lukt en hoe vaak ze dat ook beloven en zelfs aftellen naar het verlossende moment.
Dat verlangen om ‘het’ te doen slagen is echter deels lippendienst. Het procedurele gehakketak blijkt immers ook de perfecte dekmantel voor procrastinatie. Uitstellen, talmen, vluchten in bijzaken tot afstel de enig mogelijke uitkomst is. Het gebeurt ongewild. Het overkomt de personages. In het zicht van de taak waarvoor ze staan vallen ze – letterlijk – stil. Of krabbelen ze terug. Als ze al niet in huilen uitbarsten zoals Marjan De Schutter, eens het aftellen begint van de tijd die haar rest om te slagen. Soms slaat de tijd zelfs gewoon in een knoop en komt dezelfde scène een paar keer terug.
Misschien zijn deze mensen gewoon te traag. Of de wereld te snel. In een ontroerende scène hebben Zevenhuijzen en Dörr het erover. Hoe hun gedachten maar druppelsgewijs komen, zodat anderen al zeggen wat ze denken nog voor ze het zelf over hun lippen krijgen. De link met de procedurele handelingslogica is evident: wie het spelletje het best en vooral snelst speelt, haalt het altijd. Ongeacht of die werkelijk iets voor elkaar krijgt. Op den duur krijgt niemand nog iets gedaan, maar vlucht iedereen doodvermoeid in doelloze handelingen. Dörr zegt het zonder omwegen: ‘ik wil zo graag dat het lukt dat het me angst aanjaagt’. Hij is net dan in slow motion bijna tot bij de ladder gekomen die hij zou moeten verplaatsen, maar deinst dan plots net zo traag achteruit. Zijn collega’s zien het moedeloos, maar begrijpend aan. Ze moedigen hem zelfs aan. Ze weten wat hij doorstaat.
Het loopt slecht af: op de duur zakt het hele decor in elkaar, ondanks de -steeds minder hoopgevende – aftelmomenten van de MC. Een slak brengt, te laat, redding, maar hoe dat gebeurt moet je zelf ontdekken. Voor kinderen moet het een frustrerende, maar wellicht herkenbare ervaring zijn: dat gedoe van volwassenen met al hun do’s and don’ts. Voor hun ouders is de voorstelling dan weer confronterend: het is hoe zij de wereld voor hun kinderen vormgeven.
Toch wringt er iets in ‘Ook slakken hebben wel eens haast’. De voorstelling snijdt verwante thema’s aan als proceduredwang, proceduremoeheid, overhaasting en vluchtgedrag en de gevolgen die dat heeft. Het gaat ook over hoeveel geduld kinderen nog willen opbrengen voor die onzin van volwassenen. Een enorme agenda. De voorstelling slaat daarbij vaak de nagel op de kop, maar verliest zich soms ook in grappen en grollen. De voorstelling snijdt gewoon teveel en te complexe thema’s aan, in een dubbel register nog wel: kinderen 6+ en volwassenen. Een mindere regisseur zou er zich totaal aan vertillen, maar zelfs Jetse Batelaan botst hier op de grens van wat theater op een goed uur kwijt kan.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz 
                               
             
             
              
              
              
              
              
              
              
              
              
              
              
              
              
              
              
              
              
              
             