Der Silbersee Ersan Mondtag / OperaBalletVlaanderen
Een dolkomische kijk op Kurt Weill
De opera ‘Der Silbersee’ van Kurt Weill is muzikaal een kleinood, maar de bijhorende tekst van Kaiser is gedateerd. Regisseur Ersan Mondtag heeft er bij Opera Ballet Vlaanderen een dolkomische komedie van gemaakt. Benny Claessens gaat zijn gang.
De Duitse geschiedenis heeft de opera van Kurt
Weill opgevreten. De première in 1933 viel politiek slecht, want het naziregime
was niet gesteld op de inhoud: zowel de componist Weill als de schrijver Georg
Kaiser werden hard aangepakt. De opera verdween. Maar niet voorgoed: Jan
Vandenhouwe, artistiek directeur van Opera Ballet Vlaanderen, hoorde de muziek,
en was er meteen fan van. Deze vergeten opera moest op het programma van zijn
huis komen. Zo geschiedde.
Kurt Weill koos een wat vreemde vorm. Hij ruimde
zeer veel plaats in voor de toneeltekst van Georg Kaiser. Slechts een derde van
de avond is aan de muziek gewijd. Die is zo innemend, dat je het betreurt dat
ze zo schaars blijft. Weill ontwikkelde die cabaretmuziek met klassieke muziek verbindt.
Zo is er een opwindende ouverture naast een aantal ironische songs. Dankzij de
muziek is het de moeite waard om het werk op het programma te plaatsen.
Over het toneelstuk (je kan dit moeilijk een
libretto noemen) van Georg Kaiser ben ik minder te spreken. Hij noemde het een ‘wintersprookje’.
Zijn uitgangspunt is de economische crisis die Duitsland toen teisterde. De
mensen hebben honger. Severin (Daniel Arnandos) zal met zijn kameraden een
overval plegen op een winkel. Maar hij rooft alleen een ananas. Hier zie je al
dat het verhaal van Kaiser wat ontspoort. Waarom een ananas? Omdat alleen
rijken zich die vrucht kunnen permitteren. Ananas betekent luxe.
Bij de overval wordt Severin in het been
getroffen door een ijverige politieman, Olim (Benny Claessens). Die heeft daar
later schuldgevoelens over en ontfermt zich over Severin, die overigens niet
beseft dat het Olim was die hem raakte en op wraak zint. Spanning te snijden,
dus.
Maar dan ontsnapt Olim aan zijn bescheiden
sociale positie als hij de loterij wint. Met dat vele geld koopt hij een
kasteel. Olim, als kasteelheer, zorgt er voor Severin, de zieke. Beiden groeien
naar elkaar toe. Er is echter een kasteelvrouw die maar één doel heeft: haar
kasteel terug in handen krijgen. Dat levert een intrige op waarbij zij de naïeve
Olim het kasteel kan ontfutselen. Severin geneest, ontdekt wie de schutter was,
vergeeft alles, en als twee berooide, maar verliefde zielen gaan ze op stap
naar dat Zilvermeer uit de titel.
Daar gebruikt Kaiser dan enkele elementen uit
de sprookjeswereld: het meer is bevroren, maar toch bloeit de lente open. Het lijkt een utopisch beeld. Beide vrienden
wagen zich op het ijs, en zullen verdrinken. Een politieke oplossing is het
meer dus niet. De stelling van Kaiser wordt verwoord in het lied over het
Luilekkerland, dat voorbehouden is aan de rijken. ”De kleine storing verandert
niets,” zingen Elsie de Brauw en Kryshak uit volle borst. De status quo triomfeert. Conclusie: het
verhaal mengt verschillende thema’s door elkaar, spreekt over politiek en probeert
politiek te zijn, maar overtuigt niet.
In de regie van Mondtag is verwarring troef.
In de eerste scene verschijnen een reeks figuren die weggelopen lijken uit een
surrealistisch schilderij. De handeling wordt afgebroken door een regisseur
(Benny Claessens) die een andere kant op wil. We schakelen dan over naar de realiteit:
de overval op de winkel wordt uitgevoerd door een commando Isis-strijders. Daarmee is de voorstelling meteen brandend
actueel – denken de makers. Olim is de dappere politieagent – nu gespeeld door
dezelfde Benny Claessens. Die dubbele functie laat hem toe om later in de
voorstelling tussen te komen en zijn collega’s instructies te geven, zoals : je
bent weer eens te laat. Het zijn flitsen van metatheater.
De voorstelling drijft op een reeks humoristische
invallen: zo wordt het loterijticket verkocht door iemand die in een kasteel op
verkleinde schaal rondloopt. Als Olim in zijn echt kasteel woont, blijkt dat
een Egyptische tempel te zijn, gedecoreerd met monumentale standbeelden maar
wel met koppen ontleend aan stripverhalen. Alle spelers lopen hier rond in fake
‘Egyptische ‘kostuums. Later volgt nog een tsunami aan kostuums in alle
mogelijke stijlen. Josa Marx heeft zich hier volop uitgeleefd. Dit parodiërend
decor verbluft: het zou net zo goed voor Verdi’s ‘Aida’ kunnen dienen. Het is alsof we in de verkeerde voorstelling
beland zijn? De enige sleutel tot alle absurde en onverwachte gebeurtenissen is
een verkapte Latijnse spreuk op de muur : ‘Alles heeft een reden’.
Mondtag presenteert de relatie tussen de rijke
politieagent Olim en het slachtoffer Severin als een homofiele verhouding. Daardoor
verdwijnen de vrouwelijke personages wat naar de achtergrond, behalve bij
enkele beroemde liederen. Een belangrijk moment is de ballade van Caesars dood,
gezongen door het personage Fennimore . Ze wordt begeleid door een harop op het
toneel. De rol is een beetje verwarrend opgesplitst in een zangeres (Hanne
Roos) en een actrice ( Marjan De Schutter). Zij maakt van de harpbegeleiding een
dolkomisch nummer. Als het publiek in 1933 een schok onderging bij de beelden
van de aanslag op de tiran, omdat het een verwijzing leek naar Hitler, dan
blijft daar nu niets van over. Bij Mondtag is dit Just fun.
In het volgende bedrijf belanden we in een neogotisch kasteel. De bewoners (Elsie de Brauw en James Kryshak)
verschijnen in kostuums van de Chinese opera, met de karakteristieke vlaggen op
de rug. Later legt de stoute Frau von Luber (die dan maar haar Chinees kostuum
heeft afgelegd) zowel Olim als Severin aan de ketting. Maar beiden verschijnen
in een schamel wit hemd én een stralenkrans (!). Deze twee aureolen verwijzen
naar Jezus, of, in de homofiele iconografie, misschien eerder naar Sint
Sebastiaan (of het werkelijk een diepere betekenis heeft laat ik in het
midden). Als die twee samen naar het Zilvermeer trekken laat het draaitoneel de
verschillende locaties terug zien, met telkens andere objecten of personages in
een versteende houding. Zo komt Marjan De Schutter (de meid) voorbij, met een
valies in de hand. Waar wil ze heen, waar kan ze heen?
Zo is deze ‘Silbersee’ een dolle komedie
geworden. Ze wordt gedragen door Benny Claessens, die van Mondtag alle ruimte
krijgt. Het tweede bedrijf is helemaal van hem. Hij is autoritair, scherp,
ironisch, agressief en stapt in en uit zijn rol dat het een plezier is. Hij
moet één keer zingen, en doet dat voortreffelijk, maar helaas heeft Weill niet
meer voor Olim geschreven. Natuurlijk leidt de vrijheid waarmee Claessens over
het toneel zich beweegt, tot een situatie, waarbij iedereen tot een dienende
bijrol wordt gereduceerd – wat bijvoorbeeld het geval is voor Elsie de Brauw.
Het resultaat is bevreemdend, want je blijft met de vraag zitten waarover dit
toneelstuk wil gaan. Gelukkig is er af en toe de muziek van Kurt Weill, heel
pittig uitgevoerd onder de leiding van Karel Deseure.
Achteraf heb ik nog eens goed gelachen toen ik
de uitleg van dramaturg Til Briegleb las. Die is, excuseer de uitdrukking, van
de pot gerukt. Hij geeft elke zottigheid een ideologische verklaring.De Egyptische
tempel verklaart hij met de opmerking dat proleten zich vergissen als ze denken
dat geld van hen farao’s kan maken. (Ik zou wel eens de proleet willen ontmoeten
die ervan droomt farao te zijn). Echt te gek is zijn verklaring voor de figuren
ui de Chinese opera te introduceren. Ze zouden verwijzen naar het hedendaagse
China. De man met de lange baard staat dan voor Xi Jingping, terwijl de boze
vrouw trekken van Carrie Lam, ‘de marionet van China in Hong Kong’ combineert
met de Disneyfiguur Mulan. Zo doet deze brave dramaturg zijn uiterste best om
de ontregelde fantasie van deze opvoering te legitimeren, in linkse zin dan
nog. Zulk gespin geeft ‘dramaturgentheater’ een slechte reputatie.
Samenvattend: blij dat we partituur van Weill ontdekken,
goed dat Benny Claessens er een dolle komedie van maakt. Je kan je van de
indruk niet ontdoen, dat de regisseur tijdens het maakproces ontdekte dat de
tekst van Georg Kaiser hem niet kon schelen, ook niet in deze verkorte versie.
Fijn van de weelderige décors die Ersan Mondtag zelf ontworpen heeft, al lijken
ze voor andere voorstellingen bedacht. Maar misschien moet Mondtag toch ook maar
‘Aida’ doen. De Egyptische tempel heeft hij al.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz