Toneel / Performance

Boerenpsalm Martha Balthazar / Jana De Kockere / Barbara T'Jonck / Mats Vandroogenbroeck

Boeren op de wip tussen realiteit en theatraliteit

Geen Theater Aan Zee zonder locatievoorstelling over boeren, een beetje landinwaarts op een erf. Met ‘Boerenpsalm’ plaatst Martha Balthazar zich bewust in die traditie, maar net om er des te scherper mee te breken. Buysse wordt Brecht, de psalm een kapitaal gevecht. Hoeveel naturalisme kan het Vlaamse boerendrama verdragen? Een lang verhaal…

Uitgelicht door Wouter Hillaert
Boerenpsalm
Wouter Hillaert Polderdijk 10, Oostende, in het kader van TAZ #2022
09 augustus 2022

Alleen al de gekozen titel ‘Boerenpsalm’ roept een hele erfgeschiedenis op. De gelijknamige  romanklassieker van Felix Timmermans bezong in 1935 de boerenstiel als een vreugdevol contactberoep met de grond van ons bestaan, één met Gods natuur. ‘Ge wipt op van geluk en werklust, uw bloed trilt’, zo begon boer Wortel al zijn dagen op het veld. ‘En ge zwiert, rijker dan een koning, de staldeuren open. Ha, die warme reuk van beesten en mest!’

Timmermans’ lofdicht mag nu wat belegen klinken in steedse oren, toch stak de heruitgave ervan eerder dit jaar prompt Lanoye en Verhulst voorbij naar de top van de literaire hitlijsten. Blijkbaar raakt zijn ‘Boerenpsalm’ nog steeds een snaar. Het harde werken, het stille wroeten, het buigen zonder barsten voor hogere machten: het blijft het diepe (b)oerbeeld dat we allen hebben meegeërfd, bijna als een mythisch zelfbeeld van Vlaanderen zelf. Van Poperinge tot Pelt: de boer is repertoire.

Ook de plek die theatermaakster Martha Balthazar in Oostende heeft ingepalmd voor haar eigen ‘Boerenpsalm’, is deel van een lange traditie. De tribune staat in volle buitenlucht en is met strobalen aangevuld. Tot aan de einder kijken we uit over de mestvaalt, de schuur, de tractor en de achtervelden van bioboerderij Buitengoed. Een gelijkaardig levend uitzicht koos Lucas De Man de voorbije jaren ook voor ‘Wij Varkenland’, net als Het Eenzame Westen voor ‘Zwins’, Jo Jochems voor ‘Boeren’ en Valentijn Dhaenens voor (de première van) ‘Het Gezin Van Paemel’: theater over boeren hoort nu eenmaal direct op het erf.

Is dat niet opmerkelijk? Eeuwenlang is het theater zich blijven ontvoogden in abstractie en representatie, met de huidige black box als zijn oppergrot. Daar zwiert het, rijker dan een koning, steeds weer de gordijnen open: elke wereld kan er worden verbeeld. Voor het boerenbedrijf daarentegen moeten we steevast weer naar buiten. Zegt dat niet veel over de diepe romantiek en misschien zelfs het stiekeme exotisme waarmee grootstedelijke kunstenaars zich vandaag verhouden tot de landbouwerij? Het slagwoord van elk modern boerendrama is ‘terug’. Terug naar de wortels. Terug naar het land. ‘Ha, die warme reuk van beesten en mest!’

Niet zelden gaat die terugtocht ook gepaard met een eerder regressieve genrekeuze. In lijn met Cyriel Buysse wordt het wroeten van de boer ook in nieuwe teksten nog steeds graag ingeschreven en opgevoerd in klassiek psychologisch drama: met enkele vaste karakters en een helder narratief, langs meerdere bedrijven en directe dialogen tussen evenveel acteurs als personages, in typerende kostuums en met een gevoelige climax op driekwart.

De boer, hij zit gevangen. Niet alleen in de klauwen van het grootkapitaal, ook tussen de regels van het naturalistisch drama. Steevast wordt hij geschilderd als slachtoffer van de vooruitgang, maar zijn drama zelf staat stil. Historisch determinisme is zijn lot, zelfs artistiek.

Agrariërs als proletariërs

Precies met die genretraditie breekt Martha Balthazar in ‘Boerenpsalm’, haar masterproef aan het KASK. Tegen het levende schilderwerkje van stal en tractor verschijnen niet twee verklede agrariërs, maar twee toneelspelers, op het randje van technici. Barbara T’Jonck en Mats Vandroogenbroeck worden niet getypeerd door hun bottienen of neutrale werkplunje, wel door de koptelefoon die ze de hele voorstelling zullen ophouden. Met een opwarmende echotest kunnen we alvast wennen aan het basisidee van de voorstelling: hun spel zal er louter uit bestaan om opgenomen getuigenissen van echte boeren en andere betrokkenen ‘simpel’ na te zeggen, zoals die voorklinken in hun oor. Ze spelen geen stuk, maar zijn de uitsprekers-luidsprekers van losse stukjes. Directe docu vervangt klassieke make-believe.

Aan de basis van ‘Boerenpsalm’ ligt immers niet Timmermans, wel een reeks interviews die Balthazar zelf afnam van een waaier aan eigentijdse stemmen uit de akkerbouw. Op twee schermen vooraan in het gras krijg je telkens te lezen wie er aan het woord is. Dat gaat van biomarktkramer Annelies tot Philippe en Roeland die aardappelen verbouwen voor McDonalds. Van Thomas van Natuurpunt tot Vanessa van de Boerenbond. Zelfs voormalig landbouwminister Hilde Crevits laat af en toe haar stem gelden met even zweverige als tsjeverige commentaar. Uren materiaal verknipte Balthazar samen met Jana De Kockere, T’Jonck en Vandroogenbroeck tot één geluidsmontage van quotes die we nu opnieuw uitgesproken horen door twee spelers, right on the spot. Welk verhaal willen ze samen vertellen?

De tafel die gestaag langer wordt in het gras, schraagt de dramaturgische lijn. Eerst biedt ze enkel plaats voor de vuisten van de boeren zelf die erop bonken. Hanne, Marleen, Philippe, Roeland: allen delen ze anekdotes en analyses die van ons blijmoedige (b)oerbeeld nog weinig overlaten. Melk onder de prijs, toenemende zelfmoorden, het grillige klimaat, de negatieve publieke opinie, wurgcontracten met afnemers en verzekeraars, Kafka bij de overheid: algauw klinkt de psalm meer als een litanie, als een lamento met falende financiën als refrein. Het boerenbedrijf: meer bedrijf dan boeren. De vrijheid van de boer: aan handen en voeten gebonden. De agrariër: een moderne proletariër. Zijn verklaring? ‘Er is overal geld genoeg, het is gewoon niet eerlijk verdeeld.’ Boerenwijsheid wordt kapitalismekritiek.

Van de hoofdrol die de boer bij Felix Timmermans nog vertolkte in zijn eigen monoloog, is hij nu slechts de schamele figurant geworden.

Balthazar is bijzonder transparant over haar insteek als maker: ze wil vooral de complexiteit van het hedendaagse boerenwezen in beeld brengen. ‘Als ik alle betrokken partijen rond de tafel zou willen brengen, wie moet ik dan allemaal uitnodigen?’ Ze vraagt het op band, door de mond van haar twee spelers, aan haar Indiase collega-kunstenaar Kinshuk, die een documentaire draait over boerenprotesten in India. Zijn lijstje zegt genoeg: bankiers, schuldeisers, politici, multinationals als Monsanto, klimaatwetenschappers, activisten… De boer zelf komt pas helemaal achteraan. Van de hoofdrol die hij bij Felix Timmermans nog vertolkte in zijn eigen monoloog, is hij nu slechts de schamele figurant geworden.

Ook op scène blijkt dat. Wanneer T’Jonck en Vandroogenbroeck extra tafels aansleuren, is dat niet om nog meer boeren bij te zetten, wel om een koor van randfiguren de eerste viool te laten spelen. Van links naar rechts hollen beide acteurs om allerlei woordvoerders van Bayer, Natuurpunt en de Boerenbond met elkaar in de clinch te laten gaan, steeds verder van elkaar af. Letterlijk worden ze ‘tegen-woordig’ gesteld, om de boer van tafel te vegen met wederzijdse beschuldigingen en ideologische onenigheid. Met hun verbale steekspel drijft ‘Boerenpsalm’ bewust af van zijn hoofdthema én graaft het dieper naar de kern.

Zijn we deel van de natuur of van het kapitalistisch systeem? Over die kernvraag ontspint zich tussen Sustainable Operation Manager Maarten van Bayer en docent natuur- en bosbeleid Myriam op een haar na een relatiedrama. Van hun heen- en weer tikkende quotes maken T’Jonck en Vandroogenbroeck op een monter deuntje zowaar een stukje musical. Balthazars knipoog is niet mis te verstaan: de vaste woordenwisselingen van sectorganisaties en grootbedrijven zijn een vorm van zelfonderhouding geworden, met riedels als ‘niet haalbaar indien niet betaalbaar’. Over de hele lengte van de tafel legt het perverse mondiale systemen bloot rond innovatie, monocultuur en productiemaximalisatie. En de boer? Die zweeg en zwoegde voort.

Boerderij of black box?

Deromantisering is van deze ‘Boerenpsalm’ het codewoord. Inhoudelijk doet Balthazar daarmee niets uitzonderlijks. Ook andere recente boerendrama’s schilderden al met verve de vervreemding van het kleine familiebedrijf. Allemaal vertellen ze hetzelfde grondverhaal: bijna 120 jaar na ‘Het Gezin Van Paemel’ zijn we terug bij feodale uitbuiting. Wel trekt ‘Boerenpsalm’ die hele problematiek veel meer uit de Vlaamse klei, door via Kinshuk de brug te slaan naar de gefaalde green revolution en de boerenprotesten in India. ‘Slow genocide’, zo noemt de filmmaker uit Punjab de mondiale machinaties die de primaire sector in hun greep hebben gekregen.

Uitzonderlijk aan deze voorstelling is veeleer dat die aliënatie ook vormelijk is doorgedacht. Bij aanvang komt het kneepje met de koptelefoons wat gekunsteld en zelfs geknutseld over. Waarom die quotes niet gewoon acteren óf direct laten horen, zoals in de eerste twee scènes? Precies die lichte vervreemding bij de toeschouwer is nu net het oog- en oormerk van dit ‘verbatim theatre’, een methodiek die binnen de traditie van documentair theater wel vaker gebruikt is om weinig gehoorde stemmen niet zomaar te representeren, maar ze direct present te stellen. Het zet je kijken bewust op de wip tussen realiteit en theatraliteit. Aan de ene kant steekt de voorstelling het naturalistisch psychologisch drama langs links voorbij op naturel, door zelfs de euh’s mee te versterken tot ‘het leven zoals het is’. Aan de andere kant houdt ze ook voortdurend afstand tot die realiteit, door twee bemiddelaars tussen de directe weergave te schuiven. Het maakt de deromantisering compleet.

Het effect heeft nu eenmaal iets brechtiaans: voortdurend wordt onze inleving de pas afgesneden, blijven we ons bewust van de artistieke ingreep en blijft onze focus gericht op het gezegde, in plaats van op de zegging zelf. Hoe subtiel (en dus allesbehalve simpel) die ‘afstemming’ is, merk je gewoon al aan de minimale verschillen tussen beide spelers. Terwijl T’Jonck haar klankband doorgaans heel zuiver en transparant door-spreekt, als een ‘waar-zegster’ met neutrale prononciatie, speelt Vandroogenbroeck er spontaan wel eens een interpretatie bij, meer als vertaler-tolk. Meteen voegt die extra inkleuring een oordeel toe en komt de speler zelf in het vizier te staan, terwijl de regie vooral de montage van het stemmenkoor voor zich wil laten spreken.

De locatie houdt de grond van de zaak steeds geruisloos aanwezig onder alle zakelijkheid. 

Zelfs zo radicaal komt Balthazars stijlkeuze over, dat je je gaat afvragen of de black-box als kader toch niet consequenter was geweest. Waarom per se deze hoeve als theatraal decor, als er dan toch zoveel ruimte wordt vrijgemaakt voor onze eigen verbeelding? De rustieke realiteit ervan schept prompt weer alle romantiek naar binnen die er net voortdurend van wordt afgeschraapt.

Bovendien eist die weidse omgeving bijna van nature dat de spelers ze ook beeldend inpalmen en uitbuiten, in plaats van er enkel tekst op te projecteren. Die visuele verwachting lost ‘Boerenpsalm’ slechts met mondjesmaat in, bijvoorbeeld door met een lange rol rood-witte toile-ciré even een stilzwijgend beeld van boerenprotest te maken. ‘Wij zijn de kanarie in de koolmijn’, staat op de banderolle te lezen. Dat ene tussengeschoven beeld zorgt voor zoveel extra adem dat je daar meer van zou willen, maar tegelijk voelt het meteen ook als te véél theater. In de black box zou die paradox zich zelfs niet stellen.

En toch klopt de locatie. Ze houdt de grond van de zaak steeds geruisloos aanwezig onder alle zakelijkheid. Ze houdt het veld meer geworteld dan het geld, het koren rijker dan het meningenkoor, de boer wijzer dan zijn woordvoerders. Tegenover onze verbale aard stelt ze de zwijgende natuur. Ze draait de rollen weer om.

Best wonderlijk is het resultaat. Al maakt deze ‘Boerenpsalm’ het Vlaamse boerendrama weer wezenlijk politiek, uiteindelijk blijkt de voorstelling minstens zo mystiek. Zoals de stille schermen in het gras ons ineens het hele proces beschrijven van hoe wij ooit weer tot grond vermalen zullen worden door de maden, zo blijft na het laatste woord van de klankband ook het applaus verrassend lang uit. In die gewijde stilte spreekt slechts het eeuwige erf. Even naturalistisch als dramatisch, even kunstmatig als authentiek. En toch alle romantiek voorbij. 

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login