A day is a hundred years Jozef Wouters / Decoratelier
Een deurstuk
Een deur als protagonist. Op een of ander manier keert Jozef Wouters altijd weer verwachtingen ondersteboven en binnenstebuiten als hij de theatermachine bespeelt. Attributen worden acteurs, technici staan op de speelvloer, wat vast leek komt op losse schroeven te staan. Ook letterlijk. Wouters denkt steevast vanuit een ongewone hoek. In ‘A Day is a Hundred Years’ draait alles rond twee replica’s: één van het Teatro Olimpico in Vicenza en één van de blauwe deur van Wouters’ Decoratelier in Molenbeek. Een vormenspel, maar dan één dat helemaal samenvalt met de inhoud.
De titel ‘A day is a hundred years’ is ontleend aan een gedicht van Masanobu Fukuoka. Daarin merkt een Japanse boer dat landbouwers door het vele werk geen tijd overhouden om haiku’s te schrijven in de winter. Zou dat verwijzen naar de hectische activiteit in het Decoratelier?
Wouters nam voor dit stuk de Antwerpse Bourla-schouwburg in elk geval stevig onderhanden. In de rechterhelft van de zaal dalen vanaf de balkons zwarte doeken naar beneden. Ze overdekken de helft van de stoelen op de parterre. Uit een box aan die rechterkant hoor je iemand een klavecimbel stemmen. Even opvallend: voor de vergulde toneellijst van Philastre en Cambon werd een ‘valse’ lijst, gemaakt van doek en hout, bijgezet die sprekend lijkt op het beroemde vaste decor van het Teatro Olimpico van Palladio en Scamozzi in Vicenza. Achter de lijst duikt die ersatz manteau nog vijf of zes keer op, maar dan telkens iets kleiner.
Terwijl het publiek plaatsneemt worden er nog wel tien steeds kleinere versies van die manteau het toneel op geschoven. Zo ontstaat een infini: een vluchtend perspectief dat een eindeloos diepe ruimte suggereert. Het was een geliefd motief in de barok, maar ook Wouters heeft er een voorliefde voor. Dat bleek bijvoorbeeld in ‘Infini 1-15’ (2016). Deze infini is echter slechts de aanzet voor een heel ander verhaal.
Helemaal achterin zit acteur Barry Ahmad Talib. Zijn rode broekspijp blijft oplichten tot aan het allerlaatste, minuscule doek, kleiner dan een mens, op zijn plaats schuift. Dan dimmen de lichten in de zaal en begint het clavecimbel te spelen, for real. De manteau’ s gaan aan het dansen van links naar rechts, op en neer. De rechte passage naar de diepte vervormt tot een slingerweg. Plots zakt tussen de twee laatste bogen een hand naar beneden, met de handpalm naar zaal. In die handpalm schittert een glinsteren oog. Wat feëriek spel.
Maya Dhondt, in een paars kostuum met een een haardos zo weelderig als een 18e-eeuwse pruik bespeelt ondertussen het klavecimbel op het voortoneel. Als ze aan het draaien gaat merk je pas dat een enorme draaischijf tussen de zijstijlen van de ‘echte’ manteau geschoven werd. Terwijl de klavecimbelklanken elektronisch vervormen komen ook nog kleurige, grote stippen - zijn het sneeuwvlokken? - tussen de doeken piepen. Dit decor leeft! Er volgt nog zo’ n een coup de théâtre: een groot doek zakt naar beneden. Het stelt de vervallen gevel van Wouters’ Decoratelier in Brussel voor: iemand schreef er met een spuitbus ‘Vive la révolte’ op. Centraal staat de blauwe, gesloten deur. Heel wat anders dan de praal van Scamozzi’ s decor.
Bij de deur horen een brievenbus en een bel met toegangscode. Die worden vanaf nu druk gebruikt. Barry trekt een rood sportvest aan boven zijn rode broek. Het is zijn werkplunje als huisbewaarder van het Decoratelier. Iedereen die er komt kent Barry, en Barry kent iedereen. De kunstenaar uit Conakry, Guinea vervult die taak al sinds hij in 2019 deelnam aan ‘Underneath Which Rivers Flow’, een voorstelling met, door en voor ‘nieuwkomers’ in België. Barry werd daarna kunstenaar in residentie én ‘concierge’ van Decoratelier. Het maakt hem tot de spil van wat volgt.
Toch is hij niet langer de enige acteur: Micha Goldberg, Naomi Lilith Quashie en Kamal Tall springen vanaf nu telkens weer van tussen de manteau’ s op de draaischijf. De ene moet aanbellen, de andere kent de toegangscode. Wie aanbelt moet al eens wachten – ter plaatse trappelen dus - . Dat levert absurd grappige taferelen op, zeker als ze almaar grotere spullen, zoals een fiets, een step, een ladder, een vlaggenmast aanslepen. Eens ze door de deur gaan duiken ze direct weer op vanachter het doek en stappen ze weer op de blauwe deur af. Het moet daarachter hollen zijn. Acrobatenwerk.
Die autonome plek van het Decoratelier is in gevaar. Daar ging het hier dus in wezen al de hele tijd over.
Toch gaat het allemaal zonder haasten en stress. De performers, de techniekers en de muzikante werken onverstoorbaar door. Menno Vandevelde en Michiel Soete voeren de technische ploeg aan die Wouters’ ideeën realiseert. Ze komen met hun équipe vaak in beeld. Decoratelier maakt duidelijk geen onderscheid tussen de artistieke en de technische ploeg. Dramaturgie, techniek, verbeelding en budget: alles loopt samen, meent Jozef Wouters. De situaties worden wel steeds speelser en zotter. Tot er zelfs een liedje volgt over de bel (‘Oh, sonnette, tu fais trop de bruit’) en over Wouters (‘Ah, Jozef oublie des fois ses clefs’). In het pralerige decor van de Bourla doet de actie me denken aan etsen van Piranesi van Romeinse ruïnes waar zich dageljkse, volkse taferelen in afspelen. Als de nacht valt in deze theaterwereld verschijnt er zelfs een heuse straatlantaarn op het draaiplateau.
De hele atmosfeer is een er een van ongedwongen plezier, humor, relativering. Als het plateau opeens een andere richting opdraait, zien we de achterkant van het doek met de deur. Vliegensvlug timmert het team nu ook nog een ronde, scheluwe wand à la Richard Serra in elkaar op het gevaarlijk snel draaiende plateau. Bravoure. Een choreografie op elektronische beats, met alle hens aan dek.
De ontknoping brengt echter bepaald minder vrolijk nieuws. Op alweer een nieuw doek verschijnt een ‘rendering’ van het nieuwe gebouw dat in opdracht van het Brusselse gewest binnenkort het Decoratelier zal vervangen. Deze ‘creatieve hub’, naar een ontwerp van BC Architects en Civic Architects, vertoont grote raampartijen waar de blauwe lucht doorheen straalt, maar de spelers zoeken er vergeefs naar een inkomdeur. Het gebouw is gesloten. Potdicht.
Barry vertelt er een verhaal bij. Dat zet het verschil in de verf tussen deze overheidsarchitectuur en de vrijplaats die het huidige Decoratelier is. In Conakry was hij ook al een soort conciërge: hij beheerde de zendmast van Orange Télécom. Vlak erbij stonden vier bomen. Hij richtte er een buurtcentrum in. Bewoners konden er terecht om hun gsm op te laden, video’s te kijken, muziek te luisteren, iets te drinken. Gezellig onder de bomen. Hij noemde de plek Kapitahun. Decoratelier werd mede door zijn toedoen ook zo’n plek. Een ruimte die mensen van alle slag verbindt, een koppelteken tussen binnen en buiten, hier en ginder. Een tussengebied, zonder opdringerige blikken. Een ruimte voor experiment…
Die autonome plek is in gevaar. Daar ging het hier dus in wezen al de hele tijd over. Maar op het podium van de Bourla gaat het spel met doeken en perspectieven verder. Als om het fatale noodlot af te wenden. Barry maakt het slotgebaar: hij legt op het podium opnieuw een nieuw bosje aan, deze keer met bomen die hij samenstelde uit planken en stukjes tapijt. Niet klein te krijgen, dat reiken naar verlangens zonder einde van Jozef Wouters. Met tegendraadse verbeelding en teder verzet.
Het doet denken aan een uitspraak die Wouters ooit deed in Etcetera over de rol van het klatergoud in theater -en dus ook over dit uitbundige spel met de theaterillusie in dit stuk: ‘Ik bedacht dat de zelfzekere theaterarchitectuur met zijn protserige façade misschien niet alleen het verlangen heeft om op te vallen en te imponeren. Misschien dient die ook als bescherming voor het fragiele werk dat binnen plaatsvindt. Misschien zorgen de marmeren vloeren, gouden leuningen en dure programmaboekjes er mee voor dat binnen iets twijfelend plaats kan vinden en rustig vorm kan krijgen.’
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz