Buster Romeo Castellucci
De verwarrende gedaantes van een politiecorps
Omwille van coronamaatregelen moest Romeo Castellucci zijn ‘Buster’ op het Kunstenfestivaldesarts realiseren buiten de theaterzaal. Hij vond een bijzondere oplossing: hij palmde de Esplanade van het Rijks-Administratief Centrum, net achter de Congreskolom, in. Het weidse panorama vanaf dat plateau op de Brusselse benedenstad klopt als achtergrond elke scenografie. Voor een regisseur die houdt van symbolen is de Esplanade bovendien een prachtig objet trouvé,. Een voorstelling over de politiemacht die zich afspeelt pal naast het hoofdkwartier van de Federale politie, mooier kan het niet. Fictie sluit aan bij de realiteit, of is er een spiegel van.
De titel ‘Buster’ verwijst naar Buster Keaton.
Die filmde ‘Cops’, een parel van een komische film over de Amerikaanse politie.
Vandaar dat de veertig politiemannen die we in Brussel zien het uniform dragen
van de NYPD. We stoten hier op enkele wezenstrekken van de denkwijze van Castellucci
stoten. Hij mengt uiteenlopende elementen of koppelt ze aan elkaar. Zo doet de
titel ‘Buster’ het goed op de affiche, maar speelt Keaton hier verder geen
enkele rol. De politie-uniformen komen uit New York, maar Keatons
agenten kwamen wel uit Los Angeles. Het zijn verschuivingen die meer zeggenover
de associatieve denkwijze van de maker dan dat ze de betekenis verrijken.
Op de uitgestrekte vlakte zien we een aantal
losse acties. Geen verhaal, maar toestanden. Eerst komen de agenten als een dreigende
rij, gewapend met revolvers en geweren, op
het publiek af. Drie politiehonden versterken het gevoel van ongemak. Daarna
voeren ze enkele als groep enkele acties uit. Ze richten bijvoorbeeld hun
wapens op elkaar, helemaal zoals in een politiefilm. Maar anders dan
gebruikelijk in zo’n films hebben ze geen andere tegenstrevers dan leden van
het eigen korps. Dat is verwarrend.
Al staat er wel één burger op het plein. Die
wordt aangehouden, van zijn klederen ontdaan en helemaal wit geschminkt. De
opeenvolging van de beelden suggereert dat dit een slachtoffer van
politiegeweld is. Maar even later treedt de witte man op de voorgrond, en trekt
zelf een politiekostuum aan – van slachtoffer naar wetsdienaar. Op het einde van
de voorstelling zie je een witte pop op een verhoog staan, als een soort God.
In een gezamenlijk ritueel aanbidden de agenten dat beeld.
Dat godsdienst bij Castellucci nooit veraf is,
blijkt al eerder als de contratenor Logan Lopez Gonzalez het klaaglied ‘Mea
tormenta, properate’ van barokcomponist Johann Adolf Hasse zingt. Deze
klaagzang van Petrus aan het kruis heeft een sterke masochistische inslag,
getuige woorden als: ‘Ik wil gekruisigd worden en met U wil ik sterven’.
Het levert een complex beeld op: de hoge breekbare stem, de vreemde tekst én de uniformen. Wreedheid en religie worden hier met elkaar verbonden. In de tekst in het programmaboek krijg je een verrassende extra leessleutel. Je kan de politieagenten ook interpreteren als ‘soldaten van Jezus’. De associatieve machine, die Castellucci is, draait hier op volle toeren.
Castellucci plaatst de politieacties in een tragisch kader
Om de verwijzing naar Buster Keaton toch even
zin te geven is er een komische scène waarin een agent verstrikt raakt in de
draden van zijn microfoon. Maar verder zie je alleen mishandeling. Een agent
wordt achtervolgd en op de grond vastgepind – George Floyd passeert als een
schim. Een agent sterft tijdens waterboarding, een verwijzing naar Abu
Graib. Het toppunt: als het lijk verdwijnt in een lijkzak amuseert het korps
zich kostelijk door erop te kloppen. Hun gelach bij deze actie doortrekt als thema
de hele voorstelling als het contrast tussen de gruwel en een bende mannen die
zich kostelijk amuseren.
Castellucci plaatst die acties in een tragisch
kader. De luide elektroakoestische muziek van Scott Gibbons, die bij elke
voorstelling van Castellucci weer een aanslag op het gehoor van de kijkers
pleegt, voegt daar een agressieve, akelige sfeer aan toe. Zijn compositie is een
wezenlijk onderdeel van dit particuliere, tragische universum.
Technisch is de voorstelling een hoogstandje.
De politieagenten zijn Brusselaars die als vrijwilligers deelnemen. Castellucci
maakt zich sterk dat er niet gerepeteerd werd. Gelet op de perfect uitgevoerde
acties en bewegingen moet je dat met een korrel zout nemen, maar het is wel zo
dat elke speler instructies krijgt via een koptelefoon, met de opdracht die stipt
te volgen. Wat we ervaren als spontane acties, is in wezen sterk geleid door de
‘god’ van de koptelefoon.
Door de snelle opeenvolging van vele kleine acties boeit de voorstelling van begin tot eind, maar ze laat de toeschouwer ook in verwarring achter. Dat deze politieagenten kicken op geweld is een te makkelijk idee, maar als dat een spirituele dimensie krijgt verzeilt ‘Buster’ in de heel persoonlijke denkwereld van deze regisseur. Het is een denken dat zich niet kan losmaken van zijn katholieke achtergrond, maar toch opaak blijft. Het geeft zijn geheimen niet prijs, of creëert er zelfs. Zo blijft de vraag hangen of dit nu een stuk voor of tegen de politie is? Eerder tegen, lijkt me, maar een duidelijke aanklacht is het niet.
Tot slot dit. Er zijn twee periodes te onderscheiden
in het werk van Castellucci. Eerst was er zijn uiteenzetting met de Westerse
cultuur – dat ging van de Grieken over de bijbel naar Auschwitz. Daarna ging de
Amerikaanse cultuur, in al zijn uitingen, hem boeien. Hij exploreerde de
Amerikaanse literatuur, de Amerikaanse religieuze vroomheid, en nu dus ook de filmcultuur.
De wetsdienaars in ‘Buster’ zijn een alweer een indicatie van deze verrassende
perspectiefwissel.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz