Muziektheater / Opera

Requiem Romeo Castellucci / Raphael Pichon / De Munt

Het onafwendbare sterven

Het ‘Requiem’ van W. A. Mozart is zo’ n sterke partituur, dat je je de vraag zou kunnen stellen of de Munt daar een theatrale uitwerking aan moet geven. Die twijfel bekroop me bij de eerste taferelen van deze bewerking door Romeo Castellucci. Maar al gauw brengt zet hij mijn verbeelding toch aan het werk. Zoals altijd, moet ik hier aan toevoegen. De voorstelling, eigenzinnig en verrassend zoals we het van deze regisseur gewoon zijn, blijkt een fascinerend werk.

Requiem
Johan Thielemans De Munt, Brussel meer info download PDF
02 mei 2022

Deze toneelversie verenigt diverse elementen. Er is in de eerste plaats een overkoepelend ‘verhaal’. Als zo vaak bij Castellucci is het vertrekpunt een alledaagse, realistische situatie. Een oude vrouw kijkt in haar slaapkamer naar het TV-journaal. (ik zie de voorstelling op 29 april). Onbewogen slaat ze de drama’s in de wereld gade. Dan neemt ze een appel en bijt erin.

In de wereld van Castellucci, doordesemd als ze is van religieuze ideeën en symbolen, leidt deze appel ons naar de Bijbelse Eva, nu een vrouw op leeftijd. Ze gaat in bed liggen en sterft. Is de aanwezigheid van de appel een antwoord op de vraag waarom er zoveel onheil in de wereld is? Met een theatertruc zien we de vrouw in haar bed wegzinken. Het is de eerste verdwijning van de avond.

Later duikt deze Eva weer op als jonge, dansende vrouw, en nog later als een meisje. Ze is dan het voorwerp -of slachtoffer- van een vreemd ritueel: ze wordt overgoten met verf die haar witte kleed besmeurt en vervolgens gekruisigd. Na de kruisafneming wordt haar hoofd met honing overgoten en tenslotte gooit men haar vol zwart stof.

Dat zwart stof is voortdurend aanwezig in het toneelbeeld én in de tekst -want tot stof en as zal iedereen vergaan. Het meisje wordt weggeleid met een pelgrimsstaf in de hand. Is ze uitverkoren? Ze komt op het einde nog een laatste keer terug, nu als baby. Het is niet voor het eerst dat Castellucci een baby moederziel alleen op het reusachtige toneel zet. Hier kan je het kind vele betekenissen toekennen. Als slot van deze dodenmis kan de zuigeling op een nieuw begin wijzen. Omwille van de tragische teneur van het ‘Requiem’ kunnen we dit ‘onnozele’ kind ook zien als een nieuw wezen dat in zijn onschuld niet bevroedt in welke tragische wereld het is belandde (‘geworpen’ zou Sartre zeggen). Het is voor dit kindje een (laatste?) moment van ongecompliceerd geluk.

Een tweede belangrijke lijn in de voorstelling is verrassend genoeg een feest, ook al gaan tekst en muziek over sterven en het leven na de dood. In de tekst van Mozarts werk lijkt een wrede God de plak te zwaaien in de wereld. Zijn onderdanen, de gelovigen, leven in vrees voor deze opperrechter. Ze smeken schuldbewust om vergiffenis en hopen dat ze, door engelen begeleid, naar het paradijs zullen mogen.

Zo creëert Castellucci een spanning tussen leven en dood.

Die negatieve visie op de mens leidt hier echter niet tot donkere kleuren. Castellucci kiest voor een witte kubus en kleurrijke kostuums.  De visuele woordenschat van hoofddeksels, hemden en broeken stamt uit de folklore. Ik denk aan Oost-Europa, maar choreografe Evelin Facchini, met wie Castellucci nu reeds een aantal jaren werkt, haalde haar inspiratie volgens het uitstekend programmaboek uit een afgelegen dorp in de Griekse bergen.

De keuze heeft niet noodzakelijk een diepgravende reden. Ze verraadt eerder een persoonlijke fascinatie van Facchini voor folkloristische dansen. Gelijkaardige rondedansen creëerde ze als voor Castellucci  in ‘De Democratie in Amerika’. Ze ontleent ook in haar eigen werk vaak elementen aan folklore. Dat levert hier een vrolijke dans op, in sterk contrast met de toon van rouw in de muziek.

De vitaliteit die in de dans van het podium spat staat in een dialectische verhouding tot het gegeven van rouw en afscheid. Zo creëert Castellucci een spanning tussen leven en dood. Hij grijpt ook naar niet-christelijke symbolen voor het nieuwe leven, zoals de Meiboom.

Anderzijds is er het sombere beeld van het gekruisigde meisje. Ook dat zou je als een niet-christelijk ritueel kunnen lezen: een offer dat deze gemeenschap brengt – buiten tijd en ruimte- vanuit de waan dat ze dit nodig heeft voor het eigen sociale overleven. Er is ook een passage waarin een man met bloot bovenlijf gegeseld wordt. Dat verwijst dan wellicht weer naar Jezus als zoenoffer. Na zijn dood nemen zijn volgelingen hem in de armen, ook al een Bijbels beeld. Het krijgt echter weinig nadruk. Het speelt zich af tegen het zijtoneel, maar Castellucci leunt hier, naar goede gewoonte, wel weer sterk op de barokke beeldtaal.

De folklore heeft natuurlijk ook een nostalgisch kantje- de vormentaal grijpt terug naar een sociale praktijk die buiten het moderne leven staat. Er schuilt, bij Castellucci, een droom achter, of een verlangen naar een samenleven waar het individu nog volledig kon opgaan in de groep. Feesten is een samenhorigheid, die belaagd is door het neoliberalisme met zijn extreem individualisme. Die afwijzing van de moderne tijd krijgt nog een pakkende vorm in de scene waar een beschadigde auto het toneel wordt opgeduwd. Verschillende koorleden treden naar voren en mimeren hoe ze bij een auto-ongeluk omkwamen. De consumptiemaatschappij als fataliteit.

Castellucci voegt echter ook in dit werk aan zijn schokkende en sterk emotionele beelden een rationele, koel wetenschappelijke toe. Op de achterwand verschijnen steeds nieuwe teksten, die samen een Atlas van het Grote Uitsterven vormen. Je leest een eindeloze lijst van dieren, mensen en objecten die uitsterven. Het begint bij de dinosauriërs. Daarna volgen de oermensen, meren, architectuur, religies, kunstwerken. Eens ons tijdperk bereikt is gaat de lijst door met een beeld van de toekomst. Ook de Munt ook zal verdwijnen. Dat lijkt misschien een grapje, maar het is ook een onvermijdelijke zekerheid. Ook het Christianisme zal verdwijnen, lezen we.

Maar met de wetenschap valt niet te spotten

Castellucci toont zo de onverbiddelijke kracht van de entropie. Die staat wetenschappelijk vast, in tegenstelling tot de religieuze fantasie in de tekst van het ‘Requiem’. De lijst verdwenen of te verdwijnen dingen biedt je een standpunt buiten de godsdienst. Vergiffenis, schuld, engelen en het paradijs behoren dan tot een eeuwenoude stroom aan fake news. Maar met de wetenschap valt niet te spotten.

Als je dit laat doordringen, besef je dat alles wat er gebeurt op het toneel in wezen zinloos is, een hersenspinsel. De vrolijke dansen ontsnappen slechts in schijn aan de wetten van de natuur. De kruisiging is plots niets meer dan een sterk verhaal. Maar tegen de geprojecteerde tekst is er geen verhaal mogelijk. De entropische visie op de gang van het universum confronteert ons met een verlies van alles, en laat een pessimistische ondertoon doorschemeren. De belofte van een paradijs – een ontsnappingspoging aan de algemene ondergang- doet je slechts glimlachen. De makers willen eindigen op wat hoop, zeggen ze, maar Castellucci ondergraaft deze stelling. We bevinden ons in een stervend universum. Dat is een tragisch, terneerdrukkend gevoel.

De voorstelling eindigt dan ook met een verontrustend beeld. De mensen op het podium -tevens de koorleden- trekken hun kleren uit. Naakt en kwetsbaar verlaten ze het podium. Het feest is voorbij. Plots komt nu de vloer omhoog. De achtergelaten klederen, de zwarte aarde, alles schuift naar beneden. Je ontdekt dat de vloer bedekt is met een mysterieus schilderij, waarin je een wiel kan onderscheiden. Het is een leegte, een niets, maar geen einde, want in deze ruïne ontdekken we dan het pasgeboren meisje. In het einde is er een begin.

Blijft de vraag of op dit ‘Requiem’ te dansen valt. Het is niet de geringe verdienste van dirigent Raphael Pichon dat hij overtuigend demonstreert dat het kan. Met zijn orkest Pygmalion schenkt hij ons een uiterst dynamische lezing van de partituur. De uitvoering (op originele instrumenten) zit vol kleur en kreeg stuwende ritmes. Pichon was overigens zeer nauw met het project verbonden: hij selecteerde mee de partituren die het ‘Requiem aanvullen en sfeer scheppen.

Ook qua zang is deze voorstelling van hoog niveau. Het koor dient Pichon uitstekend en dat is des te merkwaardiger omdat het niet enkel zingt maar ook vrij ingewikkelde danspatronen uitvoert. Daarnaast schitteren ook solisten als Sandrine Piau, Sara Mingardo, Ancio Zorzi Giustiniani en Luca Tittoto. Ze zijn niet alleen gedroomde zangers, ze dragen ook bij aan de beeldtaal van de voorstelling. Zonder moeite sluiten ze zich bij de reidansen aan.

Een heel bijzonder moment is de verschijning van de jongen Chadi Lazreo. Hij sluit de voorstelling af met een kwetsbaar, ontroerend ‘In paradisum’, woorden die Mozart niet op muziek heeft gezet, maar waarvoor Pichon, als een volwaardige muziekdramaturg, een anonieme Gregoriaanse compositie heeft gekozen. Bij die kwetsbare zang wordt de zaal muisstil. Zo werd dit Requiem een voorstelling die in schoonheid baadt en tegelijk doorstoot naar een kosmische waarheid. Het grote uitsterven is onafwendbaar. Et alors on danse.


Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login