Steal you for a moment Meg Stuart / Francisco Camacho
Le roi des cons onttroond
Meg Stuart brak in 1991 in België én Europa door met ‘Disfigure study’. De titel zei precies wat het stuk deed: het lichaam als in een schilderkunstige studie zo tonen dat het al zijn evidentie verliest. Anders kijken, laten zien wat we niet (willen) zien, werd het handelsmerk van de Amerikaanse choreografe. Francisco Camacho was toen naast Stuart één van de performers in dat stuk. Het begin van een levenslange vriendschap. Toch stonden ze nooit meer samen op een podium. Tot nu, in ‘Steal you for a moment’. Een pleidooi voor de vrije verbeelding.
Meg Stuart en Francisco Camacho sluiten ‘Steal you for a moment’ af met een lange reeks wilde ideeën. Geëerd worden met een borstbeeld in goud is daarvan nog het meest haalbare. Ze gesticuleren wild terwijl ze als kinderen hun fantasie de loop laten, om beurt in het Amerikaans en het Italiaans. Plots is het dan op. Uitgeput gaan de twee performers op hun rug liggen. Na een lange stilte beginnen ze in het halfduister een intiem gesprek. Stuart bekent dat ze in 1991 een crush had voor Camacho. Dat liep uit op een sisser (Camacho is homoseksueel), maar het gekeuvel over ditjes en datjes dat volgt laat voelen hoe sterk hun vriendschapsband bleef. ‘Steal you for a moment’ is een gestolen moment van twee innige vrienden, zonder echtgenoten in de buurt.
Maar die innige ontmoeting gebeurt dus wel voor een publiek, als afsluiter van een meer dan een uur lange, grotendeels woordeloze, grillige trip waarin de performers elkaar op verschillende manieren kruisen en begeesterd lijken door dezelfde invallen, toevallen en stemmingen.
Als iets deze trip stuurt, dan wel de ongewone scenografie van Gaëtan Rusquet. Hij bekleedde de vloer van de Kaaistudio’s met een wit zeil. Daarop trok hij met gekleurde tape lijnen. Die lopen waaiervormig uit vanuit twee punten: één hoog op de achterwand, een ander links opzij. Ze vormen zo een raster op vloer en muren. Het lijnenspel is zo precies dat het een lichtprojectie lijkt, maar toch is het handwerk. Het moet Rusquet uren, zelfs dagen kosten om dit telkens weer op te bouwen.
Enkele van die vlakken zijn met een dikke laag zand bedekt. Her en der staan ook houten vormen op of naast die zandtapijten: kleine en grote piramides en balkvormige objecten die zo verzaagd zijn dat ze in de grond lijken te zinken. Er liggen ook nogal wat L-vormige bekistingen in multiplex, die soms dienen als bekisting voor objecten in nat zand. Rusquet spant één zo’n bekisting op met een band als de opvoering begint. Elders lost hij een andere bekisting om een zandpiramide met een driehoekig grondvlak van wel een halve meter hoog te onthullen. De meest gewaagde constructie is een geheel van drie L-vormige poten waarop een plaat in wankel evenwicht een piramide van zand torst. Er hangt ook nog een schietlood boven een dubbele kring punten en grasstengels met een pluim vormen tegen de achterwand een natuurlijk decor.
De zandkastelen en de tapes zijn een en al vergankelijkheid, maar oervormen als piramides, de verzonken blokken en het primitief-futuristisch-lijnenspel op vloer en wanden suggereert toch iets ‘eeuwigs’.
Al die objecten vormen samen een paradoxaal beeld. De zandkastelen en de tapes zijn een en al vergankelijkheid, maar oervormen als piramides, de verzonken blokken en het primitief-futuristisch-lijnenspel op vloer en wanden suggereert toch iets ‘eeuwigs’. Het programma stelt dan ook dat dit beeld geïnspireerd werd door de Nuraghe-ruïnes op Sardinië, relicten uit de Bronstijd. Niet dat je dat zou merken – ik had er zelfs nooit van gehoord – maar intrigerend is het resultaat zeker, mede door de gesofistikeerde belichting van Frank Laubenheimer.
Doordringend gesjirp van krekels vult deze ruimte als beide performers verschijnen. Stuart in een erg ruimvallend, helblauw pak met blitse witte knopen, Camacho in een nauwsluitend, auberginekleurig pak. De twee performers zijn ongeveer even groot, maar verschillen als dag en nacht. Stuart heeft halflang, gebleekt haar, Camacho een hip kapsel met opgeschoren nek en slapen die afsteken tegen een uitbundige kuif.
Zonder enige omhaal laten ze hun stemmen kriepen, zwieren dan mechanisch met armen en benen en belanden op de grond waar ze als lappenpoppen hun ledematen heen en weer laten zwaaien, nu eens unisono, dan weer in tegentijd. Het gesjirp op de achtergrond verandert ondertussen in het machinaal gezoem van de score van Vincent Malstaf. Er volgen meer van die bizarre rituelen. Soms lijken de performers te slaapwandelen door het vreemde landschap. Dat is even vaak komisch als bevreemdend. Zo staan ze een tijd stokstijf bij elkaar, koppig elk een andere richting uitkijkend, als twee wildvreemden die in een lift proberen elkaars blik te mijden. Maar dan volgt er uit het niets een huilbui of gaan hun handen onwillig aan het wapperen.
Verrassend is het moment dat een hoempapa walsritme overvloeit in ‘Oorlogsgeleerden / Masters of War’, de cover die Wannes van de Velde en Roland Van Campenhout in 2000 maakte van Bob Dylans song. Die klinkt vandaag actueler dan ooit. Het nummer wordt een tweede keer half hernomen en dan nog eens gevolgd door een cover door een Amerikaanse (Joan Baez?). De performers begeleiden het lied met een hoekige, soms stampvoetende dans.
Het is een niet mis te verstane opgestoken vinger naar de idioten die ons vandaag in een gareel van stompzinnigheid dwingen .
Daarop grijpt Rusquet weer in, nu met een lasertoestel dat een groene horizonlijn laat verschijnen op de vloer en de objecten. Die lijn verdubbelt al snel: een tweede lijn tekent zich iets hoger af. Als de scenograaf het toestel dan kantelt lijkt het hele decor uit zijn lood geslagen. Verbazend eigenlijk, hoe weinig er nodig is om de perceptie ook figuurlijk te laten kantelen. Van dat moment profiteert Stuart om de plaat met de zandpiramide op te tillen en te schenken aan Camacho. De piramide glijdt natuurlijk weg lang voor het zover is.
Vanaf nu moeten meer zandkastelen er zonder pardon aan geloven, maar experimenteren de performers ook steeds vaker met alle houten objecten. Onvergetelijk is het moment dat Camacho met platen en L-vormige bekistingen een harnas rond zijn lijf hangt. Ingenieus is dan weer hoe het schietlood, dat aan het slingeren gebracht werd, een bromtoon produceert elke keer als het raakt aan een hoopje zand op het laagste punt van de slingerbeweging. Hilarisch is het als Stuart urineert op de zandpiramide die ze baldadig vertrappelt. Dit is een vertoning met een meer dan één hoek af.
Op al die ongein volgt ‘Le roi des cons’ (1974) van Georges Brassens. In dat chanson betoogt hij dat Franco, de Sjah van Perzië en vele andere potentaten eerder ten val zullen komen dan de koning van de idioten. Die zal altijd op zijn troon blijven. Net als ‘Masters of war’ is het een niet mis te verstane opgestoken vinger naar de idioten die ons vandaag in een gareel van stompzinnigheid dwingen. Deze artiesten gaan daar tegenin door een spel zonder grenzen of geboden, een ongeremde verkenning van alle mogelijke manieren om er (samen) te staan.
Deze zotte, ontregelende vertoning loopt op zijn einde als Rusquet alle stukken op het podium langs één straal op de vloer naast elkaar schikt, in een vruchteloze poging om ze in elkaar te laten passen. Het deert hem niet: onverstoord gaat hij door, terwijl de performers de gekste invallen en verlangens uitgelaten gesticulerend ventileren. Of die haalbaar zijn? Who cares? In de verbeelding (en de vriendschap, in dit geval) kan alles. Het is zelfs de enige plaats waar le roi des cons geen troon heeft. Waar echte vrijheid heerst.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz