Duet for two string trios Claire Croizé /ECCE/ Karel Goeyvaerts Trio
Een ongemakkelijke ontmoeting
Het Karel Goeyvaerts Trio sprak Claire Croizé aan om een choreografie te bedenken bij twee strijktrio’s van de Amerikaanse componist Charles Wuorinen. Aan de kant van de dans levert dat een mooie avond op, maar een innige band met de muziek blijft uit. Als die al mogelijk was.
In 1968 schreef de Amerikaanse componist Charles Wuorinen (1938-2020) zijn eerste strijktrio. Het beleefde zijn oeropvoering in het Guggenheim Museum in New York. Jean-Pierre Bonnefoux danste bij die gelegenheid op de muziek. Decennia later, in 2017, schreef Wuorinen speciaal voor het Karel Goeyvaerts Trio een tweede strijktrio, uit waardering voor hun uitvoering van dat eerste. Het ensemble ging daarna op zijn beurt op zoek naar een choreografie bij muziek, en kwam zo uit bij Claire Croizé van ECCE.
Croizé danst niet zelf, maar werkte samen met twee prachtdansers. Emmi Väisänen is wellicht vooral bekend van haar werk met Alexander Vantournhout, maar werkte eerder al samen met Croizé, onder meer in het veel te weinig vertoonde ‘Flowers we are’ (2019). Jason Respilieux ken je wellicht van zijn kapitale bijdrage aan de ‘Brandenbeurg Concertos’ (2018) van Rosas. Croizé gebruikt de expressieve kwaliteiten van deze dansers ten volle om vooral de sfeer van de muziek naar dans te vertalen.
Dat is niet zo vreemd, want deze muziek klinkt nauwelijks als dansmuziek. Het strijktrio uit 1968 is strikt dodekafonisch, naar de ideeën van Arnold Schönberg. Het kent dus geen dominante toonaard, noch een melodie of een duidelijk ritme, maar des te meer dramatische verschuivingen in timbre, kleur en volume. Voor een ongeoefend oor klinkt dat als ‘avant-garde uit de 20e eeuw’, maar het pikt de muzikale finesses ervan niet op (Ik pleit ook schuldig trouwens). Maar wat dat ongeoefend oor wel oppikt is een bewogen sfeer. Daar kan je als choreograaf wel iets mee doen.
Het tweede strijkkwartet klinkt in verhouding, vreemd genoeg, veel minder ‘experimenteel’. Het programma spreekt van ‘nauwelijks ingehouden lyriek’, en dat klopt ook. Er waait een dramatische, gevoelvolle wind door deze muziek, die zo eerder bij de vroege Schönberg aansluit dan bij zijn latere werk, dat strakker in de leer was. Alsof de geschiedenis zo in zijn eigen staart beet.
Sfeer is dus belangrijk in dit ‘Duet for two string trios’. De lichtinstallatie van Hans Meijer zet daarbij twee keer de toon, en verduidelijkt zo ook het grote verschil tussen beide trio’s. Bij het eerste komt het licht bijna uitsluitend van links, van een rij PAR-spots die tot in de zaal reiken en daar een hoek om maken. Die spots werpen doorgaans scherpe en harde schaduwen af, zelfs als het licht wegdeemstert. Bij het tweede trio stroomt het licht daarentegen uit een rij vlakstralers die in een rechte lijn tot een heel eind de zaal in gaan. Dat licht is omfloerster, en er vallen ook grote donkere gaten. De rook die net voor dat trio het podium overspoelt versterkt dat effect.
Die éénzijdige belichting doet het podium ook kantelen tussen het eerste en tweede deel. In het eerste zitten de muzikanten net iets links van het midden van het podium, in het tweede verplaatst een technicus hun stoelen naar rechts achter zodat er meer ruimte komt voor de dans. Hij plaatst dan ook een platte, ruwweg vierkante steen net naast de plek waar de muzikanten eerst zaten.
Onvervalste romantiek, zonder overdrijving of opzichtige psychologisering
Dat is niet de enige wijziging in de verhouding tussen muziek en dans. Bij het eerste strijktrio uit 1969 staat violiste Fedra Coppens vooraan op het podium, tussen de twee dansers in, als een derde ‘beweger’. Pas na enige tijd stapt ze op haar plek naast de andere muzikanten toe met een gedecideerde stap. Maar ook daarna bewegen de dansers zich heel geregeld tussen de muzikanten door. Dat gebeurt veel minder in het tweede deel: daar palmen de dansers heel de voorgrond in. Ze wagen zich zelfs, elk op een ander moment, de zaal in om direct voor de voorste rij te gaan verwijlen, want dansen doen ze er niet echt.
Al die verschillen in de omkadering van de dans vergroten ook de verschillen tussen het eerste en tweede deel uit. Het eerste deel begint met wild molenwieken, wilde sprongen tussen de muzikanten door of gekke beelden als de twee dansers elkaar als hondjes achterna zitten op handen en voeten of plots zomaar stokstijf neerzakken en achterover slaan. Het is een dans die niet te beschrijven valt, zo vaak en onverwacht verandert ze van koers en van aard. Circus wordt het echter niet, daarvoor blijven de dansers te beheerst, ernstig zelfs. Maar toch.
Tussen het eerste en tweede deel, als rook over het podium spoelt, valt een lange pauze in de muziek. De dansers bewegen ver van elkaar, sierlijk en traag, een beetje dromerig zou je denken. Het is de aanloop naar een veel inniger verhouding tussen de dansers. Ze dragen elkaar, omhelzen elkaar, zoeken elkaar voortdurend met de ogen en ‘sterven’ uiteindelijk ook samen. Onvervalste romantiek. Maar ook hier gebeurt dat zonder overdrijving, zonder opzichtige psychologisering. Ingetogen maar sterk gevoel is het slagwoord.
Dat is mooi om te zien. Ik genoot van buitengewone performers in een erg fantasierijke choreografie. Die haakte dikwijls mooi aan bij de sprongen in de muziek. Toch bleef ik wat op mijn honger zitten. Er wringt weinig aan deze voorstelling. Volgens mij is dat vooral omdat er zo weinig wringt aan de muziek: ze was al een formule zonder verrassingen geworden toen ze uitkwam. Er gebeurden in 1968 heel wat spannender dingen, ook in de ‘ernstige’ muziek. Het is wellicht geen toeval dat Claire Croizé -volgens het programmaboek toch- haar toevlucht nam tot teksten van Cesare Pavese en Rainer Maria Rilke. Misschien is de muziek van Wuorinen gewoon niet inspirerend genoeg?
Ik kreeg zo het lastige gevoel dat muziek en dans elkaar hier wel beloeren maar niet echt bevruchten, wat in ‘Flowers we are’ overduidelijk wel gebeurde. De relatie tussen de dans en de muziek voelt hier als mensen op de trein die elkaar opmerken, maar geen voorwendsel vinden, of teveel ongemak voelen, om elkaar aan te spreken of te bevragen.
Maar laat daarom vooral niet na om te gaan kijken. Het blijft prachtig om Väisänen en Respilleux bezig te zien.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz