Our solo ECCE - Claire Croizé & Etienne Guilloteau i.s.m. Aisha Orazbayeva

Waakvlam

                                    Zelfs al sta je in je dooie eentje op een podium, dan nog is een danssolo nooit helemaal de jouwe. Ook de kostuumontwerper, lichttechnieker, dramaturg en muzikanten dragen ertoe bij. Zelfs de danstaal komt nooit uit het niets. Op de keper beschouwd actualiseert een solo hooguit op één moment, in één lichaam, een hele context en geschiedenis. Die gedachte speelde wellicht mee toen Claire Croizé haar nieuwe solo, de eerste in tien jaar, ‘Our solo’ heette. Ze grijpt immers terug naar oud materiaal, zoals de tekst van Gustav Mahlers ‘Der Abschied’. Rond die compositie maakte ze in 2009 al een solo. Maar een belangrijker reden was dat violiste Aisha Orazbayeva, die de muziek schreef en speelt en ook meedanst, zo over de voorstelling sprak. Twee solisten, één stuk, en een waakvlam voor de wereld zoals we die kennen/kenden.
Uitgelicht door Pieter T’Jonck
Our solo
Pieter T’Jonck STUK, Leuven
26 oktober 2023

De Studio van het Stuk is een diepe, maar in verhouding smalle ruimte. Dat creëert bijzondere spelmogelijkheden. Hans Meijer, de lichtontwerper van ‘Our solo’, ontneemt je nochtans bij de aanvang van de voorstelling het zicht op die diepte. Hij plaatste twee straallampen op verrijdbare statieven pal voor de tribune. Hun forse omvang en felle lichtstroom verblindt en belemmert zo het zicht op dat speelvlak. Je merkt haast niet dat er halverwege een stel paaltjes staan. De rotsblokken die achterin liggen, of de partituur op de achterwand ontgaan je al helemaal.

Het is ook Meijer die de allereerste handeling van de voorstelling stelt. Onbewogen verplaatst hij de twee schijnwerpers, de ene helemaal naar rechts achter, de andere rolt hij naar links vooraan en keert ze om. De lampen vormen, over de diagonaal van de ruimte, elkaars spiegelbeeld. Tussen beide stroomt een brede lichtvlek over het podium. Dan nemen de danseres en de violiste een plek in aan weerszijden van de middellijn van de ruimte, maar ver van het publiek. Ze staan op enkele meters van elkaar, met de gezichten naar elkaar toe. De diagonaal die hen verbindt kruist die van het licht zodat de performers niet voluit uitgelicht zijn. Croizé kijkt richting podium, Orazbayeva kijkt ons met de rug aan. Dat is meteen spannend om te zien.

Het wordt nog spannender als Orazbayeva begint te spelen. Doordat je ze van op de rug ziet valt op hoe ongewoon ze haar strijkstok hanteert. Die gaat niet op en neer, maar maakt cirkels boven de snaren. Deze compositie, ‘Circular Bowing Studies’ van Angharad Davies krijgt daardoor een ongewone, net niet krassende klank vol boven- en ondertonen. Tegelijk vormt Croizé een reeks zeer doelbewuste, precieze, maar secuur gescheiden gebaren met haar armen. Ze plooit er één voor haar hoofd, of wijst opzij met de ene en naar boven met de andere arm, of ze keert zich opzij en strekt haar armen in een afwerend gebaar omhoog, en later in een afwijzend gebaar omlaag. Dan komen de benen in het spel. Ze steekt het rechterbeen vooruit, en kromt tegelijk haar arm. Heel even lijkt ze een Indische Shiva als ze armen en benen in een complexe figuur laat uitzwaaien. Het is opvallend hoe precies ze elke handeling apart articuleert. Het is alsof je een reeks plechtige allegorische beelden, abstracte belichamingen van gevoelens of ideeën, na elkaar zag passeren.

Dat repertoire werkt ze vervolgens door. Terwijl ze achteruit wijkt begint ze rond te tollen of lange rechte lijnen te belopen. Daarbij combineert ze alle eerder gepresenteerde figuren tot lange zinnen. Die zwemen naar een verhaal. Niet dat ze dan al iets uitbeeldt, maar die figuren, die ‘danswoorden’ vormen ook geen herkenbaar, repetitief patroon, zoals je dat van dans als vanzelf verwacht. Toch beweegt Croizé te beslist, precies en zelfzeker voor een improvisatie. Het is alsof ze haar figuren heel gericht in die, en geen andere, volgorde schikte, net zoals je in een gewone zin de woorden ook in een bepaalde volgorde zet om iets te vertellen. Haar dans ziet er dus uit als een verhaal, maar welk verhaal dat is blijft nog in het ongewisse.

    Haar dans ziet er dus uit als een verhaal, maar welk verhaal dat is blijft nog in het ongewisse.    

De paaltjes op het podium geven ondertussen hun geheim prijs: het zijn lichtzuiltjes die het midden van de zaal tot op de hoogte van het middel aanstralen. Ondertussen draaide de violiste zich om en dwaalt ze heel langzaam af naar de synthesizer die vooraan de zaal stond te wachten. Ze klemt haar viool zo stevig onder haar kin dat ze de hals niet meer moet vasthouden. Met haar vrije hand bespeelt ze zo het klavier. Er komen lichte popklanken uit die het overnemen van de viool. Ondertussen herschikt Hans Meijer – even onbewogen als eerst -het podium: hij verplaatst de paaltjes in het midden naar voor en achter. Ze stralen nu rozig, net als de grote schijnwerpers.

Die wijziging van het licht gaat gepaard met een wijziging in het karakter van de bewegingstaal. Croizé houdt het steeds vaker bij simpele pasjes, als op een feestje: ze brengt de ene voet bij de andere, doet een licht verend stapje naar voor en brengt dan de tweede voet bij de eerste. Haar bovenlijf en later ook haar heupen zwaaien mooi mee, haar armen volgen soms. De plechtige beheersing van het begin sijpelt zo geleidelijk weg. Ondertussen ritst ze ook haar kleurige nylon blouson, een ontwerp van Anne-Cathérine Kunz en Chiara Mazzarolo – open en gaat ze even op de grond liggen.

Zonder dat je het in de gaten hebt neemt Croizé zo een aanloop naar een verrassend moment waarop de titel ‘Our solo’ plots een nieuwe betekenis krijgt. Orazbayeva verlaat dan immers het toetsenklavier, dat autonoom verder speelt, om met de danseres unisono, maar in spiegelbeeld, luchthartige danspasjes uit te voeren. Daarbij zingen ze een song met een romantische-tekst over een avondwandeling in de natuur, vol weemoedige gedachten over ouderdom en dood. Het is de Engelse vertaling van een lied uit Gustav Mahlers meesterwerk ‘Der Abschied’. Je kon in de dans al verwijzingen naar haar solo op die muziek herkennen  -al hoef je dat niet te weten - maar het luchthartige duet en de poppy klank erbij staan ver af van Mahlers zwaarmoedigheid.

Het is om minstens drie redenen een intrigerend en ontroerend beeld. Twee soorten virtuositeit – dans en musiceren – ontmoeten elkaar hier in een tussenzone, waar elk water in zijn wijn doet. De zang is hier common ground. Geen van bieden blinkt erin uit, maar ze leggen er hun ziel in, en niets wekt zoveel enthousiasme op als dat. Het merkwaardigste is echter hun onbevangen houding tegenover de romantische identificatie met de natuur in de tekst. Die klinkt vandaag als een erg valse noot, gezien de door de mens aangerichte vernieling van die natuur. Daardoor krijgt de pop-versie van het gedicht een subversieve lading: ze erkent in de van oorsprong Chinese teksten een pact met de natuur dat ver af staat van de zelfkastijding die vandaag de bon ton is.

Meteen daarna neemt Orazbayeva haar viool weer ter hand voor een tweede, eigen compositie. Die heeft alles van barokke dansmuziek. Croizé komt nu dichter naar voren komt en speelt haar jasje uit. Ze ziet er plots frêler en kwetsbaarder uit. Hans Meijer reorganiseert het podium andermaal, en niet voor het laatst: hij legt de lichtzuiltjes plat en laat de schijnwerpers gelig licht werpen. Orazbayeca verdwijnt al spelend uit de zaal. Je hoort de echo van haar spel op de trappen naar de studio. Als ze weerkeert gaan de schijnwerpers groen stralen en volgt de tweede song naar de tekst van ‘Der Abschied’. Deze keer gaat het over een man die verlaten werd door zijn geliefde, maar in de natuur iets terugvindt van de liefde en levenslust van weleer. Op dat moment haalt Croizé de rotsblokken naar voor, en legt ze als getuigen, of grafstenen vooraan op het podium, tussen de lichtstaven die daar Meijer daar ondertussen opstelde.

Bij de derde song vallen gebaren en woorden steeds meer samen, alsof ze elkaar verklaarden en ondersteunden. Daar gaat een lange aanloop aan vooraf. Eerst is er het geluid van water en vogels. De lichten verschieten van kleur naar blauw en roze, als bij avondschemer. In de achtergrond trekt Orazbayeva een zilverkleurige bloes aan en begint ze nauwelijks hoorbaar, bijna als een zachte ruis ‘Television Continuity Solo’ van Jack Sheen te spelen. Plots begrijp je dat de papieren tegen de achterwand de partituur zijn. Croizé trekt ook haar blouson weer aan, maar nu binnenstebuiten. Die voering van zilverdraad met ingeweven patronen geeft haar een sprookjesachtig uitzicht.

    Opmerkelijk hoe de gebaren van beide performers hier wel, expliciet, de woorden verbeelden.    

Haar bewegingstaal wordt nu steeds explicieter, maar met het formele, nadrukkelijke karakter van haar openingsbeelden. Ze zinkt neer, wijst naar haar hart en haalt haar hand erover. Ze komt overeind wijst nogmaals naar haar hart en klopt voorzichtig op haar borstkas met haar vingers. Als ze zich verplaatst gaat ze sleepvoeten, en zwiepen haar armen hoekig heen en weer. (Ook daar refereert ze aan haar solo uit 2009). Orazbayeva keerde ondertussen terug en kijkt toe van achter haar klavier. Eens ze het bespeelt zingt ze ook de aanhef van een smartelijke tekst over afscheid nemen terwijl de natuur nog in volle bloei staat. Croizé valt na een tijd mee in. Dat is de aanzet voor een laatste unisono duet. Opmerkelijk hoe de gebaren van beide performers hier wel, expliciet, de woorden verbeelden.

Die letterlijkheid lijkt naïef, maar is het allerminst. De hele voorstelling werkt als een lange, lange aanloop naar dit beeld dat zowel onbevangenheid, meesterschap als onbeholpenheid uitdrukt. Onbevangenheid omdat de voorstelling wil benoemen wat de makers begeestert: het plezier van samen/alleen dansen/musiceren, met de gedichten van ‘Der Abschied’ als Leitmotiv. Meesterschap omdat de voorstelling door een secure timing – mee bedacht door Etienne Guilloteau - en een al even secure manipulatie van de dansexpressie laveert van allegorische abstractie naar poppy dans naar Ausdruckstanz en finaal naar letterlijke verbeelding. De hele gereedschapskist van de dans, uitgeladen in krap 50 minuten, zonder enig effect, afgezien van de ‘vervreemdende’ ingrepen van Hans Meijer.

En dan is er de onbeholpenheid. De letterlijkheid van het eindbeeld erkent, op een paradoxale manier, dat we het wel kunnen zeggen, maar misschien niet meer weten. De dingen groeiden ons boven het hoofd. Dat was al zo bij Mahler. Die had het over eenzaamheid en dood, met de natuur als troost. Vandaag gaat het over de verdwijning van die natuur. Toch leeft de romantische beleving ervan verder. Als een waakvlam. Als hoop. Deze voorstelling is een waakvlam.

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login