Toneel

De Lehmantrilogie Guy Cassiers / ITA

Bankiers onder een glazen stolp

‘De Lehmantrilogie’ is de kroniek van een Joodse familie. Het verhaal volgt het patroon van de arme migrant die de stamvader wordt van één van de rijkste Amerikaanse families. Handel in katoen en koffie leidt tot de stichting van de Lehmanbank. Zes acteurs van het ITA ensemble nemen in de regie van Guy Cassiers de talrijke rollen voor hun rekening, beurtelings als man, vrouw of kind. Een zalig acteerfeest, ondanks een eerder zwakke tekst.

De Lehmantrilogie
Johan Thielemans Stadsschouwburg Amsterdam - ITA
12 november 2022

De Italiaanse schrijver Stefano Massini, zelf van joodse afkomst, schreef een stuk over de Joodse familie Lehman die in 1847 vanuit Duitsland naar Alabama trok. Daar zetten Henry, Emanuel en Mayer een handel op in katoen en kledij. Dat ze hun kapitaal bouwen over de rug van zwarte slaven leek hen niet te deren. Bij hen stonden familiewaarden,  de trouw aan de religieuze traditie en slim zakendoen voorop. Over antisemitisme in het Alabama van 1850 rept Massini met geen woord.

We volgen de lotgevallen van de drie broers en alle volgende generaties tot in 2018. Tijdens de Burgeroorlog voeren ze als tussenpersoon handel tussen Noord én Zuid. Politiek kiezen ze geen kant. Als er maar geld verdiend wordt. Vooral Philip, een telg uit de tweede generatie, heeft een neus voor steeds nieuwe opportuniteiten. Na handel in koffie investeert hij in spoorwegen en de aanleg van het Panamakanaal. Zijn slogan: wij zijn winnaars. De familie verhuist naar New York en richt een bank op. Handel in concrete goederen verlaten ze voor handel in iets abstracts als geld dat geld opbrengt.

Massini laat zien hoe de familie daarbij zijn religieuze wortels verliest. Bij het eerste overlijden wordt er een week gerouwd, als voorgeschreven. Bij het tweede overlijden (Emanuel) lijken drie dagen te volstaan. Bij het overlijden van zoon Philip is drie minuten al voldoende. Massini suggereert zo dat de religieuze achtergrond steeds minder van tel is naarmate de Lehmans onverbloemde kapitalisten worden. De morele grond verdwijnt. Het is een erg betwistbare stelling en de vraag is of dit historisch juist is. Het lijkt van de kant van Massini eerder een conservatief pleidooi.

Dat blijkt ook uit het beeld dat hij ophangt van de jongere telg Bobby als een losbol, die ook een winnaar wil zijn, maar dan door op paardenrennen te gokken. Vervolgens stort hij zich op de opkomende entertainmentindustrie. Hij investeert in de film ‘King Kong’. Bij de crisis van 1929 toont Bobby zich van zijn hardvochtigste kant. Medeleven kent hij niet. Al wat telt is de redding van zijn eigen bank.

Massini geeft deze Robert Lehman wel erg schematisch weer. Er is wel een anekdotisch verhaal over één van zijn huwelijken, maar dat hij én tot de rijkste Amerikanen van zijn tijd behoorde, én een zeer belangrijke kunstcollectie van 13.000 werken samenstelde (nu te zien het Metropolitan Museum, New York) krijgt nauwelijks aandacht. Hij was allerminst de flierefluiter waarvoor Massini hem verslijt. Massini onderstreept dat hij investeerde in ‘King Kong’ maar vermeldt niet dat hij schilderijen van Rembrandt en Hans Memling kocht.

In het recente verleden gaf de familie de bank uit handen. De nieuwe beheerders stortten zich op de subprime markt, die de bank tot één van de belangrijkste op Wall Street maakte, tot het kaartenhuisje in 2007 Instortte. De bank ging failliet en veroorzaakte een wereldwijde crisis, die vele toeschouwers in de zaal wellicht aan den lijve ondervonden. Massini staat echter nauwelijks stil bij deze affaire. Hij wijdt er hooguit twee zinnen aan. Hij wil vooral het verhaal van opgang en instorting van een familie vertellen. (De familie was overigens niet meer betrokken bij deze catastrofe, maar er rust nu zo wel een smet op de naam Lehman).

Massini’ s stuk bevat materiaal voor minstens vijf uur theater. Bij de Italiaanse creatie door Luca Ronconi kwamen er zestien acteurs aan te pas. In Engeland reduceerde Sam Mendes de rolbezetting tot drie acteurs. Guy Cassiers in Amsterdam koos voor een tussenoplossing. Bij hem staan er zes spelers op het toneel. De tekst kortte hij flink in tot een voorstelling van drie uur.

De lange avond kent zoveel briljante momenten dat het een ode wordt aan de toneelspeler.

De scenografie van Guy Cassiers en Bram Delafonteyne is heel eenvoudig: een leeg plateau met op de achtergrond twee grote torens voor een glaswand/projectiescherm. Daarop geven videobeelden het voortschrijden van de tijd aan. Aanvankelijk spelen die beelden een ondergeschikte rol, maar in het derde bedrijf wordt het scherm overspoeld door beelden uit de actualiteit (video Bram Delafonteyne). Die beeldenstroom is visueel overrompelend, maar staat toch wat los van het verhaal. Daardoor lijkt het een wat gezocht effect, al geeft het wel goed weer hoe we nu constant aan een bombardement aan informatie blootgesteld worden.

Zes spelers -vier mannen en twee vrouwen- vertellen en spelen het verhaal. Ze wisselen zonder moeite van rol. Ze zijn allen nu eens man, dan vrouw, in een spel dat de vertelling toch heel zuiver en theatraal boeiend houdt.  Er zijn wisselende stemmingen, van documentair theater naar gespeelde confrontaties, van grote ernst tot fijne humor. Guy Cassiers leidt dat met vaste hand, maar het succes van de voorstelling is zeker ook te danken aan het talent van de vertolkers.

De voorstelling telt drie bedrijven.  In het eerste deel zijn Chris Nietveld, Maria Kraakman en Jesse Mensah, een nieuw lid van het ensemble ITA, aan zet. Dit bedrijf heeft een sterk informatief, bijna didactisch karakter, maar de spelers blinken hier uit als vertellers. In het tweede bedrijf is Philip de centrale figuur. Het personage wordt met brio vertolkt door Gijs Scholten van Aschat. Hij brengt een staaltje uitbundig toneel. Enthousiast zet hij zijn theorie uiteen over wat het inhoudt om ‘winnaar’ te zijn. Hij betrekt er de toeschouwers bij. Het maakt van Philip een innemend personage, rad van tong. Hij neemt ons op in zijn denkwereld, in die mate dat je elke kritische afstand dreigt te verliezen.

Het derde bedrijf draait rond Bobby, Philips zoon. Aus Greidanus jr. zet het portret neer van een jonge man die geluk heeft bij het gokken.  Hij vertelt met veel enthousiasme over de wereld van het spektakel en de film. Later ontpopt hij zich tot een harteloze bankier, maar wel één die de bank ongeschonden door de Grote Crisis leidt. Ook hij wordt gedreven door hang naar geld. Dit bedrijf springt vlotjes over WO II om te belanden bij het moment dat de familie zich terugtrekt uit de bank. Maria Kraakman laatt, als laatste erfgenaam, de zaken over aan Hélène Devos, in de gedaante van Glucksmann. Als buitenstaander is die zowat de enige onsympathieke figuur in deze saga.

De voorstelling liet mij achter met gemengde gevoelens. Cassiers brengt het verhaal op een boeiende, maar vaak afstandelijke manier. Als je even nadenkt is het niet moeilijk om de dubieuze aspecten van deze familiegeschiedenis te zien. De stamvaders verdienden hun eerste geld dankzij slavenarbeid, maar Massini negeert dat. In de passage over de grote crisis van 1929 gaat het over speculanten die zelfmoord plegen, maar Bobby Lehman’s reactie daarop is eerder lauw. Hij is meer begaan met het financieel-technische probleem. Je kan bijna een ‘oef’ horen als hij de bank door de moeilijke tijden loodst. Zo missen we het bredere plaatje van de sociale context waarin hij opereerde. Het lijkt haast alsof de Lehmans generatie na generatie onder een glazen stolp leefden.

Het grootste euvel is de manier waarop het stuk de crisis van 2007-2008 aanstipt. Dat drama was een gevolg van de mentaliteit van de bankiers (Lehman, Goldman Sachs, Deutsche Bank). Massini gaat een grondige reflectie daarover echter uit de weg. Zo mist zijn stuk diepgang. Hij houdt het bij een familiekroniek, een ballade bijna. Als je zoekt naar het standpunt dat Massini inneemt, kom je niet veel verder dan de gedachte dat de familie belangrijk is. Het stuk is zo op een vreemde manier een ode aan kapitalisme en neoliberalisme, net op het moment dat wij, in de zaal, beseffen dat dit model zijn limieten toont en vele slachtoffers maakt.

Gelukkig verdedigt Guy Cassiers de tekst met een sobere maar boeiende enscenering, die de spelers alle ruimte geeft. Zij schitteren ronduit. De lange avond kent zoveel briljante momenten dat het een ode wordt aan de toneelspeler. Cassiers probeert bovendien het gebrek aan diepgang van het stuk te counteren door in zijn scenografie historische data te laten voorbijlopen op het scherm. Die data hebben echter maar zelden een directe weerslag op de het verhaal van de familie zoals Massini dat vertelt. Zo legt Cassiers (ongewild?) een essentieel gebrek van de tekst bloot. 

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login