Dans

Brel Anne Teresa De Keersmaeker / Solal Mariotte / Rosas

Drie generaties - één zoeklicht

In ‘Brel’ komen wel 25 chansons van Jacques Brel voorbij. Anne Teresa De Keersmaeker en Solal Mariotte brengen zo samen hulde aan de chansonnier, maar wel op een heel verschillende manier. ‘Brel’ wordt zo een portret van drie generaties: de wereldberoemde zanger, jaartal 1929, de gevierde choreografe, jaartal 1960, en het aanstormend talent uit 2001.        

Brel
Pieter T’Jonck Concertgebouw Brugge
20 juni 2025

Jacques Brel. Hij was al bij leven larger than life. Toch was zijn zangcarrière kort. Zijn grootste successen boekte hij tussen 1955 en 1967, waarna hij lange tijd stopte met optreden en zich stortte op film- en theaterproducties. Pas in 1978 bracht hij terug een plaat uit. ‘Les Marquises’ werd meteen zijn laatste, want in hetzelfde jaar stierf hij . Minstens tien van zijn chansons bleken sindsdien onsterfelijk. Ze spreken alle generaties aan, maar wel op heel uiteenlopende manieren.

Wie vandaag twintig is, kan zich wellicht weinig voorstellen bij de jonge meisjes die de verbuigingen van het Latijnse woord Rosas opdreunen in ‘Rosa’. ‘Les Flamandes’ zegt je misschien ook niet veel als je het Vlaanderen van de jaren 1960 niet kende. Songs als ‘Ne me quitte pas’, ‘Les vieux’ of ‘Voir un ami pleurer’ daarentegen zijn zo universeel dat ze niemand onberoerd laten, ook al klinkt Brels taalgebruik vandaag ook voor Franstaligen soms al te gezocht of zelfs wat belegen. Ook zijn haast pathetische zangstijl doet vandaag ongewoon aan, al past ze wel bij zijn haast Nietzscheaanse omarming van het leven met al zijn tegenstellingen, conflicten en frustraties, tot in de dood toe. Enkele van je beste songs schrijven met één been in het graf, het is weinigen gegeven.

Dat alleen al maakt ‘Brel’, het duet op muziek van Brel dat Anne-Teresa De Keersmaeker en de Fransman Solal Mariotte samen creëerden, merkwaardig. Er klinken twee stemmen, twee totaal verschillende reacties op deze muziek. De Keersmaeker groeide op met die muziek. Ze herkent wellicht bijna instinctief Brels subversieve parodie op het burgerlijk opvoedingsideaal in ‘Rosa’. Rosas, het gezelschap, ontkiemde immers ook in een subversieve tegencultuur, die van de late jaren 1970. Mariotte daarentegen ontdekte de muziek als bij toeval, heeft niets met België, noch met revolte van Brel tegen Kerk, Staat en Gezin.

Als de voorstelling begint is het podium leeg, op een microfoonstandaard helemaal vooraan na. Het is zo alsof Brel zelf elk moment kon opkomen. Dat podium   - een ontwerp van Michel François – is een donkere, gesloten doos. Vooraan trok Minna Tiikainen een helwitte streep licht hoog boven de vloer, terwijl ze met een ronde, gelig schijnende lamp in de achtergrond een volle maan suggereert.

Die belichting verdwijnt in de hoogte als het eerste chanson, ‘Le diable (ça va)’ weerklinkt. Brel speelt daarin de duivel die tot zijn tevredenheid merkt dat het heel slecht gesteld is met de wereld. De achterwand van het podium verandert daarbij in een projectiescherm waarop de kreet ‘ça va’ telkens oplicht. Pas dan komen De Keersmaeker en Mariotte naar voren. Beide dragen een ruim vallend pak. De Keersmaeker draagt er een trui met rolkraag onder, net zoals Brel destijds.

Die onthutsend directe scène maakt tastbaar hoe naakt men zich kan voelen als men verlaten wordt.

Als ‘Sur la place’ weerklinkt stapt ze op de microfoon toe. De tekst van het lied had voor haar geschreven kunnen zijn: “Sur la place chauffée au soleil, une fille s'est mise à danser. Elle tourne toujours pareille." Toch houdt ze het bij schuchtere pasjes. Ze is dan ook geen jong meisje meer. Ze luister vooral naar het refrein over de ouderen die toekijken: “Ainsi certains jours paraissent / Une flamme en nos cœurs / Mais nous ne voulons jamais / Laisser luire sa lueur / Nous nous bouchons les oreilles / Et nous nous voilons les yeux / Nous n'aimons point les réveils / De notre cœur déjà vieux“.

Mariotte houdt zich ondertussen op de achtergrond, alsof hij hier niets mee te maken heeft of wil hebben. Dat blijkt als ‘Quand on n’ a que l’ amour’ begint. Mariotte schreeuwt vanaf de zijkant de openingszin na, als om de draak te steken met de pathetiek ervan. De Keersmaeker reageert net andersom: ze zoekt het licht van de spot op en begint licht en haast vrolijk om haar as te draaien. Bij ‘La valse à mille temps’ is ze helemaal op dreef: zelfverzekerd toont ze met haar vingers welke tijden Brel aan een wals toekent. Pas bij ‘Les Flamandes’, waarin Brel deftige Vlaamse vrouwen belachelijk maakte, dansen Mariotte en De Keersmaeker even samen. De Keersmaeker neemt de leiding als ze plots, als een karikatuur van haar eigen werk, de rondtollende beweging met uitzwaaiende armen van ‘Piano Phase’ laat zien. Mariotte volgt – een beetje lijdzaam.

De structuur van de voorstelling is zo stilaan duidelijk: de chansons volgen elkaar chronologisch op en krijgen telkens een dansante repliek, voorlopig vooral van De Keersmaeker. Die replieken verrassen vaak. Bij de eerste noten van ‘Ne me quitte pas’ kleedt De Keersmaeker zich vliegensvlug uit en gaat naakt voor de achterwand staan waar net dan het gezicht van Brel verschijnt. Die onthutsend directe scène maakt tastbaar hoe naakt men zich kan voelen als men verlaten wordt.

Dat emotionele moment krijgt echter meteen een komische vervolg. De Keersmaeker trekt op de muziek van ‘Marieke’ snel-snel een hemd aan, en spant rekkers om haar benen, zoals oude mensen dat vroeger deden om hun kousen op te houden (het programma vermeldt dat een oudtante van de danseres, ook een Marieke, dat inderdaad altijd deed). Mensen zijn angstig – maar ook een beetje belachelijk in hun drukdoenerij. ‘Le plat pays’, dat na elkaar in het Frans en het Nederlands volgt grijpt De Keersmaeker dan weer aan om het thema van de klimaatverandering aan te kaarten: op de muziek zien we op het scherm de dramatische beelden van de grote watersnood in 1953.

De Keersmaeker kijkt toe, alsof ze beseft dat dat soort waaghalzerij niet meer voor haar is.

Pas vanaf dat moment komt Mariotte meer in het spel. In ‘Bruxelles’ voeren de twee dansers in een soort sketch de grootouders van Brel in hun koets ten tonele. In ‘Rosa’ mishandelt de Keersmaeker nog eens ‘Piano Phase’ op haar eentje, maar in ‘Les bourgeois’ is het Mariotte die de zatte Jojo uit het liedje verbeeldt. In ‘Les vieux’ beelden de twee dansers met veel overdrijving een stokoud paar uit  – een komisch moment door de sterke frictie tussen de tekst en het overduidelijke leeftijdsverschil van de twee dansers. Vanaf dan neemt Mariotte de leiding, onder meer met een fantastische breakdance solo op ‘Mathilde’, en later ook op ‘Vesoul’. Hij oogst daarvoor telkens een opendoekje. Een keer heeft hij zelfs het podium helemaal voor zich alleen. Brel zwijgt even terwijl hij wild in een cirkel ronddanst om toch maar in de straal van een rondtollende zoeklicht te blijven. De Keersmaeker kijkt toe, alsof ze beseft dat dat soort waaghalzerij niet meer voor haar is.

In dit tweede deel komt zo een andere krachtlijn van deze voorstelling aan het licht: de twee dansers vinden elkaar soms, helpen en steunen elkaar ook, maar vertellen toch een ander verhaal, vanuit een andere (leef-)tijd. Ze benadrukken die verschillen, eerder dan ze uit te wissen. Wat deze voorstelling zeker anders maakt dan eerder werk van Rosas is dat De Keersmaeker zelfs geen poging doet om alles te laten passen binnen een groter choreografisch verhaal of een strakke wiskundige figuur. Ze houdt het bij dat wat terloopse citaat uit ‘Fase’, als om te zeggen ‘Dat was toen, nu is het anders’.

In de finale, met vier nummers uit ‘Les Marquises’ deemsteren de verschillen tussen de dansers echter toch weer weg. Het gaat op die plaat vaak over weemoed, verdriet en dood. Dat leidt ook op het podium tot steeds meer verstilling. Als in de achtergrond de gele maan weer zakt en de witte lichtlijn boven het podium terug verschijnt besef je dat het einde nabij is. De Keersmaeker legt de microfoon op de grond, zingt half ineen gezakt even mee met ‘Jojo’, een eresaluut aan Brels overleden vriend, en legt zich dan neer om te luisteren naar Brel.

Het is een mooi slot van een voorstelling waarin De Keersmaeker zich laat zien van een ongewone kant. Soms onbevangen en zot (zoals ooit in de film ‘Tippeke’), soms denkerig of kwetsbaar zoals in ‘Keeping still -part 1’. Ze is hier ook heel genereus naar Mariotte. Ze laat hem met een goed deel van het applaus lopen en laat hem schitterenn. Alsof ze stilaan de fakkel overdraagt aan een volgende generatie.         

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login