Exit above Anne Teresa De Keersmaeker / Meskerem Mees / Jean-Marie Aerts / Carlos Garbin / Rosas
De euforie van de begrafenis
Exit above’ is één van de regieaanwijzingen in ‘The Tempest’ van William Shakespeare waar regisseurs zich eindeloos de kop over braken. Hoe schep je de illusie dat iemand ‘melts into thin air’ Niet zo Anne Teresa De Keersmaeker. Haar nieuwe creatie, met die naam, is geïnspireerd op dat stuk, maar zij creëert geen illusie op het podium, wel in het hoofd van de toeschouwers, door hun emoties briljant te bespelen met al wat dans, zang, muziek en licht aan stemmingen kan oproepen. Ze omringde zich daarvoor met drie generaties kunstenaars: beginnende dansers en singer-songwriter Meskerem Mees, de veertiger Carlos Garbin, zestiger Michel François en rocklegende Jean-Marie Aerts, die net 72 werd. Het gaat haar dan ook om een zaak waar we samen voor staan: hoe vinden we een uitweg uit de crisissen die de planeet treffen?
Als het doek opgaat – lang geleden dat ik dat nog zag - betreden Meskerem Mees, Carlos Garbin en Solal Mariotte als eerste het podium van het Théâtre National. Een vreemde ervaring, want achter dat doek is ‘niets’ te zien. Vier gitaren en wat pedalen links van het podium, een plastic zeil in het midden en een windmachine achteraan, dat is het. Het enige ‘decor’ is het kleurrijke, complexe diagram van cirkels en lijnen op de vloer. Licht komt vooral van de TL-buizen boven de werkpasserelles achter en bezijden dat podium. Alsof de opbouw nog bezig was.
Ondertussen laten spots de parterre in het licht baden, zodat het even lijkt alsof de voorstelling in de zaal staat te gebeuren, niet op het podium. Met plechtig geheven armen klapt Mariotte een paar keer in zijn handen, als om de echo te testen, of om te horen of ergens iemand reageert. Onmiddellijk begint die droge klank te resoneren tot een luid geraas ontstaat.
Zou het de storm zijn waarmee alles in Shakespeare’s ‘The Tempest’ begint? Op het voordoek kondigde een projectie immers met nadruk aan dat ‘Exit Above’ op dat stuk geïnspireerd is. Is Mariotte dan Prospero? Roept hij -met de hulp van Garbin die als de geest Ariel met de pedalen in de weer is – de storm op die zijn vijanden schipbreuk zal doen lijden? Dat verklaart zeker de leegte van het podium: alles in ‘The Tempest’ is zinsbegoocheling. Prospero doet de schipbreukelingen dingen zien die er niet zijn om hen zo te ontmaskeren als usurpators. Antonio, zijn broer, stootte hem immers van de troon met de hulp van Alonso, koning van Napels en nog een stel gewetenloze adellieden. Het diagram op de grond is dan misschien het stramien waarop de illusie zal groeien.
Dat vermoeden wordt meteen tegengesproken als Meskerem Mees het woord neemt. Het geraas is inderdaad een storm, maar niet die van ‘The Tempest’. Het is de storm die woedt in het essay ‘Angelus Novus’ waarin Walter Benjamin nadenkt over het gelijknamige schilderij van Paul Klee. De engel op dat schilderij wordt, aldus Benjamin, door een hevige storm achteruit de toekomst in geblazen, terwijl voor zijn verschrikte ogen al het puin van eeuwen geschiedenis neerstort. Zo wordt de engel steeds verder uit het Paradijs verdreven. ‘Deze storm is wat wij vooruitgang noemen’ besluit die tekst. Mees zegt de tekst nuchter, bedachtzaam, in vlekkeloos Duits.
Een ‘NO FUTURE’ gedicht voor vandaag, al verscheen het dan in 1940
Die aanhef tekent, als een motto bij een boek, al wat komen gaat. De tekst klinkt vandaag profetisch: het is onmogelijk nog in de toekomst te kijken door alle vervuiling en vernieling die de mens door zijn lichtzinnige gedrag veroorzaakte. Het is een ‘NO FUTURE’ gedicht voor vandaag, al verscheen het dan in 1940 – ook toen pakten donkere wolken samen -. Er valt niet meer te dromen, met of zonder Shakespeare. ‘I cried to dream again’ staat op de T-shirt van Mariotte te lezen. Die storm komt op het podium ook echt tot leven. Het zeil van flinterdun cellofaan op de vloer rijst langzaam omhoog. Als de windmachine aanslaat wolkt deze installatie van Michel François op in de grilligste vormen, als een kolkende zee. Op de voorgrond voert Mariotte halsbrekende hiphop sprongen uit als de gevallen engel van Klee. Maar zoals dat met motto’s gaat: je ogen gaan er vluchtig overheen, want het boek -in dit geval de voorstelling – wacht. Die zal je op heel andere gedachten brengen.
In de achtergrond doemen nu tien andere performers op. Ze komen naar voor en sluiten aan bij Garbin, Mees en Mariotte. Onbewogen, dicht bijeen wachten ze voor het doek tot de storm gaat liggen. Er valt een lange stilte, enkel doorbroken door een collectieve tic, een kort schouderophalen. En weer stilte. Een paar keer na elkaar. Tot plots, als bij toverslag, de groep gaat schokschouderen en dan in beweging komt, met gelijke, stevige pas tot aan de rand van het podium, weer naar achter en terug. Dat is aanstekelijk, door het lied dat Meskerem Mees erbij zingt. Als vanzelf glippen we zo binnen in het verhaal van ‘The Tempest’.
Het is een fascinerende bende. Groot en klein, wit en van kleur, man en vrouw, maar allen met intrigerende kostuums -rokken, broeken, broekrokken en doorschijnende topjes waar T-shirts doorschemeren. Sommige met kleurrijke prints, andere met schutbladen van boeken. Van ‘The Tempest’ natuurlijk’, maar ook van ‘Über alle Gipfeln ist Ruh’ van J.W. Goethe of van Walter Benjamin (bij Meskerem Mees). Op de mouwen prijken ook allerlei slogans. Teveel om allemaal te lezen en te registreren.
Enkel Mees draagt kleurige kousen en sneakers, de anderen zijn blootvoets. Dat zet haar een beetje apart. Al is ze klein van stuk, ze staat stevig op haar benen en is breed van schouders, een beetje stoer zelfs. Maar dan is er die hoge stem die ongewoon zuiver, zonder grain de voix moeiteloos langs haar soms grillig-speelse melodielijnen glijdt. Zonder enig effectbejag. Ze gebruikt geen tremolo’s, geen versieringen, zet geen druk op haar stem. De noten komen er loepzuiver uit, net niet onaangedaan. Ook dat is een beetje stoer: ze hengelt niet naar bijval. Het is eerder alsof ze aandachtig luistert naar zichzelf, alsof haar stem haar gemoed vertolkte. De bluesy, staccato gitaarakkoorden van Garbin vormen een sterk contrast daarmee, als een ritmisch canvas, een ruig achtergrondrumoer voor die zuivere stem. De koppeling is verbluffend.
Ondertussen gebeurt er ontzettend veel. Eens de dansers op gang kwamen, is er immers geen houden meer aan. Daar en dan slaat de betovering toe – bij de spelers, maar ook onder het publiek. We zijn vertrokken voor een uur mysterieuze, wilde, uitbundige avonturen. Het licht in de zaal mag uit. Een trip die ons de kale ruimte doet vergeten.
Het begint met de gekke smoelen die de dansers, nog steeds in groep, trekken telkens ze rechtsomkeer maken bij hun gang van voor naar achter en terug. Jacob Storer is de eerste die de groep verbreekt voor een solo. Er volgt een duet tussen Nina Godderis en Mariotte dat wel een toneeltje lijkt. De ontmoeting tussen de verliefde Ferdinand en Miranda misschien? Al trekken ze wel heel vreemde bekken voor een verliefd koppel. De danstaal hier is herkenbaar die van Anne Teresa De Keersmaeker, met lange uithalen van armen en benen, complexe zinnen, hollen rond het podium maar ook prachtige inventieve vondsten zoals een danseres die zich ruggelings laat afveren op de rug van een andere danser. Het is in een flits voorbij, zo’n klein maar wonderlijk detail.
Mees loopt daartussen, en geeft commentaar met haar tedere liedjes, die breekbaar afsteken tegen de bluesy gitaar van Garbin. Die verruilt steeds vaker de akoestische voor de elektrische gitaar, met veel wahwah pedaaleffecten. Zijn spel komt los te staan van de zang, als een zelfstandig spelelement dat de opwinding onder de dansers aanjaagt. Niet zoveel later komt daar ook een elektronisch-akoestische score met percussie, synthesizer en een spoor van drums en akoestische gitaar bij. Die bijdrage van Jean-Marie Aerts is de laatste stap naar een andere, uitbundige wereld vol toverachtige gebeurtenissen.
Een onnavolgbaar complexe werveling van heel diverse bewegingen, als een nachtelijke rave.
Zoeklichten dwalen over de verduisterde scène, en hoewel ik het allang opgegeven heb om één of andere danser te verbinden met een personage uit ‘The Tempest’ herken ik dat zoeklicht wel als een evocatie van de plekken waar de personages verdwalen, ten prooi aan de illusies die Prospero en Ariel hen opdringen. In één van die cirkels verschijnt Mees terwijl ze sax speelt. Het is een omslagpunt, want meteen daarna trapt ze een eigen dans af, met Garbin als compagnon. Haar manier van bewegen zit veel dichter bij streetdance dan bij de taal van De Keersmaeker, en dat straalt af op de groep. Wat volgt is een onnavolgbaar complexe werveling van heel diverse bewegingen, als een nachtelijke rave. Maar die is, op een onnadrukkelijke manier, toch zorgvuldig gestructureerd. Het is alsof de complexe figuur op de grond overeind komt als in een pop-up boek. Cirkels worden spiralen worden een lange lijn die rondzwiert over de vloer, steeds sneller en sneller, als een op hol geslagen wijzer van uurwerk. Een climax waarop duisternis volgt. Het publiek applaudisseert. Een mindere choreograaf zou daar en dan misschien ook stoppen.
Zo niet De Keersmaeker. Ze laat de machine stilvallen, en bouwt de illusie dan weer helemaal op. Even flikkert het werklicht op het podium terug op, dan valt de duisternis weer in, vult rook het podium en flakkeren her en der vlammetjes. ‘Hold me down one more time before I let you go’, zingt Mees. Vervolgens ontploft de scene, onder het dreunende geweld van Aerts’ score. Ik geef het op om te begrijpen wat er gebeurt. Het is te overdonderend en te uitgelaten. Alweer barst het publiek uit in luid applaus. Alweer is dat te vroeg.
‘The Tempest’ eindigt er immers mee dat Prospero zijn helpers Ariel en Kalibaan vrij laat, iedereen vergiffenis schenkt, en afscheid doet van zijn tovermacht, als het publiek hem tenminste ook wil laten gaan. Meskerem Mees vat het samen in een korte song met zinnen als ‘Our revels now are ended. We are melting into thin air. I break my staff’. De dansers vormen een wijde boog om haar heen bij die laatste woorden. Op dat moment kunnen we echt applaudisseren: we onderschrijven mee het einde van de betovering en erkennen dat het ‘maar’ dat was: betovering. Hier is Mees onmiskenbaar Prospero. Maar de echte Prospero, De Keersmaeker, zit in de zaal.
Bij dat meditatieve einde dook één vraag op, die me als een steentje in mijn schoen bleef hinderen. Waar bleef het verband met Walter Benjamin, de wanhoopskreet waarmee alles begon? Was dit spektakel dan een begrafenismaaltijd, een uitzinnig feest dat het verlies viert zoals New Orleans bands na begrafenissen uitzinnig aan het jammen gingen? Een rave als protest? Dansen tegen klippen en bergen? Daar kreeg ik geen antwoord op. Misschien is dat er ook gewoon niet. Misschien verwacht ik van een artiest antwoorden die niet bestaan. Theater kan de wereld niet redden.
Maar wel doen nadenken over wat er op het spel staat.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz