Dans / Performance

Dark Red – Beyeler/RPS Anne Teresa de Keersmaeker / Rosas

Als drie genieën één atelier delen

Anne Teresa De Keersmaeker ontwikkelde met de dansers van haar gezelschap Rosas een performance voor de expositie Rodin/Arp van de Fondation Beyeler. Nu brengt ze die vormentaal weer terug thuis, in de Rosas Performance Space in Brussel. Met een ogenschijnlijk gemak roepen de dansers hun inspiratiebronnen op en blazen ze die nieuw leven in. (Gezien op 23 én 24 april)

Uitgelicht door Daphne de Roo
Dark Red – Beyeler/RPS
Daphne de Roo Rosas Performance Space, Vorst meer info download PDF
26 april 2022

Frank Gizycki balanceert op een been en pakt zijn opgetrokken voet vast — Auguste Rodins ‘Nijinsky’ (1912) verschijnt. Dan strekt hij zijn arm en opgetrokken been uit, als in een stretchoefening of yogapose. Op de tonen van Bob Dylans ‘The Times They Are A-Changin’’ lopen Michaël Pomero en Marie Goudot naar elkaar toe. Ze pakken elkaars handen stevig vast. Zij leunt achterover, en gebruikt dan hun beider kracht om op Pomero’s schouders te springen — even is daar Rodins ‘Je suis belle’ (1885). Langzaam laat hij haar zakken, haar borst tegen zijn gezicht gedrukt. Wanneer ze op de grond staat, lopen ze beiden door naar de andere kant van de zaal.    

Anne Teresa De Keersmaeker roept de spanning op tussen statisch en vloeiend, of concreter; tussen rotsblok en rivier, tussen beeldhouwwerk en levend lichaam. De dansers naderen de beelden van Auguste Rodin en Hans Arp, houden die houding soms even vast, en bewegen dan op een natuurlijke manier verder, waardoor het stenen of bronzen kunstwerk dat de inspiratie vormde oplost in een vloeiende beweging. De werken die de inspiratie vormden, de titels staan op de muren gekrijt, worden niet zozeer geïmiteerd, als wel vervolledigd.

In een ander deel van de performance bewegen de dansers samen, met een hypnotiserende harmonie, op een langzame uitvoering van ‘Take Five’ (Paul Desmond, @Derry Music Company). Elke beweging die ze maken lijkt als vanzelf voort te komen uit de vorige en doet op zijn beurt weer een nieuwe beweging ontspringen. Het geeft een gevoel van spontaniteit, van vanzelfsprekend naturel, maar het gelikte unisono verraadt de uren studie en repetitie die voorafgingen. En wie goed kijkt, ziet hoe de dansers zich hyperbewust zijn van hun omgeving. Dat moet ook, want het publiek kan overal gaan zitten en er zijn grenzen aan de fysieke nabijheid die ze verlangen.

Dat spanningsveld tussen natuurlijke processen en menselijke ingrepen is continu voelbaar. Het ene moment kijk je naar een stille, uitgepuurde ballethouding, het andere moment springt iemand fluks door de zaal, als een blad dat dwarrelt in een vrolijke lentebries. Ook spelen De Keersmaeker en choreografisch assistenten Diane Madden en Michaël Pomero met de expressie van lichaam en gezicht. Zo zijn er veel kleine duetjes, die bijvoorbeeld refereren aan Rodins ‘De Kus’ en ‘Paolo et Francesca’. Die bekende beelden krijgen nieuwe expressies in de verschillende lichamen. De dansers complementeren de beweging die in de sculptuur vervat zit met hun gevoelens of de sensualiteit die ontstaat in hun interactie.

Als een blad dat dwarrelt in een vrolijke lentebries...

Ze kleden zich aan en uit tijdens de voorstelling, en gebruiken hun truien als sluiers, voor zichzelf of voor de ander. Hun kleding, een mix van spijkerbroeken, sportkledij, zachte truien en zijden tops, draagt bij aan een idee van kracht en kwetsbaarheid als twee zijden van een medaille. Dat idee is ook terug te vinden in de sculpturen: een werk als ‘Femme accroupie’ (1880-82) kon, horen we, van zijn sokkel rollen en perfect heel blijven, maar dan is er ‘Je suis belle’, een assemblage van ‘Femme accroupie’ en ‘L’homme qui tombe’ (1882). Daar is de hurkende vrouw plots niet meer een in zichzelf gekeerd geheel, maar het hoogste en breedste punt van een verder uitgestrekt beeld.

Indringer in de danszaal

Rosas’ fascinerende ‘Dark Red-project’ loopt al sinds 2019. Eerder gingen de dansers de dialoog aan met de abstracte kunst van Constantin Brancusi (o.a. in het MUHKA en Bozar) en met de werken in het Kolumba, en het museum Louvre-Lens. In 2021 werd het gezelschap uitgenodigd door de Zwitserse Fondation Beyeler om de sculpturen van Auguste Rodin en Hans Arp te onderzoeken. Het is niet de eerste keer dat het werk van Rodin een uitgangspunt vormt voor De Keersmaeker: in 1995 ontwikkelde ze ‘Verklärte Nacht’, waarin Rodins silhouetten inspiratie leverden voor een vertolking van de menselijke driften.

‘Dark Red - Beyeler’ is een soort culminatiepunt van al die eerdere projecten. De symbiose van realiteit en abstractie, die bij Brancusi ook een onderwerp vormde, komt hier enorm sterk naar voren. Dat was immers ook een uitgangspunt van de tentoonstelling van Fondation Beyeler: Arp was enorm onder de indruk van Rodins kunst, en vertaalde de scherpe emoties en de vele details van diens werk naar volumes, krommingen en lijnen. De beweging van Rosas is de perfecte voortzetting van dat levenswerk.

Na de uitvoering in Zwitserland van de performance tussen de beeldhouwwerken die de inspiratie leverden, keert het gezelschap nu met ‘Dark Red - Beyeler RPS’ (Rosas Performance Space) terug naar zijn thuis aan de Van Volxemlaan in Brussel. Het is daar waar het onderzoeksproces begon, waar de dansers uren repeteerden om de beelden van Rodin en Arp in hun lichaam te laten huizen.

Die setting heeft voor- en nadelen. De ruimte is groot, maar rechtlijnig, zonder architecturale opsmuk. Iedereen met een ticket mag naar eigen goeddunken binnen- en buitenlopen. De dansers plaatsen her en der bankjes en het publiek mag overal gaan zitten. Wanneer je de performance tegenaan de avond bezoekt, geven de opeenvolging van schemering en kunstlicht op de dansvloer de performance een extra dimensie. Maar wie aan het begin van de dag gaat, bevindt zich door de vele grote, open ramen in een gastvrijere ruimte.

 Je gedraagt je in zo’n repetitiezaal minder vrij dan in een museum

Dat laatste is prettig, want dat we als publiek het ‘huis’ van Rosas betreden, heeft zijn effecten, of beperkingen. Je gedraagt je in zo’n repetitiezaal minder vrij dan in een museum, waar je het gewend bent om rond te wandelen. Waar de dansers in het museum misschien een soort indringers waren, zijn de bezoekers nu indringers in de danszaal. Ze lijken mede daardoor het hyperbewustzijn van de dansers over te nemen. Op een van de bankjes neemt iemand als vanzelf een ‘Denker’-houding aan, en prompt verschijnt er nog een ‘Denker’ op een bankje tegenover hem. Naast hem zit dan weer een vrouw met haar benen lichtjes gebogen, haar hand uitgestrekt en bíjna rustend op haar knie: alleen haar pink raakt het vel van haar been. 

Dat verhoogde zelfbewustzijn wordt versterkt, allicht, door De Keersmaeker, die in haar zwarte kostuum en op hoge zwarte hakken een zekere strengheid binnenbrengt. Wanneer ze niet meedanst, staat of zit ze in de zaal, keurig rechtop, met haar armen gekruist. Ze observeert elk detail en fluistert af en toe iets in het oor van een van de dansers. Dat schept een intieme sfeer, maar die intimiteit werkt ook intimiderend. Het is alsof je op een feestje bent waar het gastkoppel ruzie begint te maken. We zijn zeker uitgenodigd, maar horen we hier wel?

Van steen naar broze huid

Gelukkig is er dan de scène waarin De Keersmaeker met Cynthia Loemij naar het midden van de zaal stapt. Ze trekt snel haar jasje uit en trekt het andersom aan, het rugstuk tegen haar borst. Ze kijkt ons indringers aan vraagt ons van alles, terwijl Loemij bijpassend beweegt. Van ‘What would Michelangelo do?’ over ‘How much should I charge for this?’ tot ‘What if Paolo and Francesca never got caught?’ De honderd vragen zijn opgesteld door onderzoekers Tessa Hall en Némo Flouret, die zich voorstelden waarover Rodin en Arp zouden praten als ze elkaar zouden ontmoeten. Door ze luidop te stellen geeft De Keersmaeker zich bloot, ze nodigt de mensen rond haar  letterlijk uit om mee te denken en voelen. Het zijn evengoed háár vragen. ‘Can I turn this woman of stone into a woman of flesh? (…) Am I a genius?’

Af en toe wordt het schuchtere publiek door het onderzoek gegidst door Némo Flouret. De briljante rasperformer toont al zingend en dansend hoe het figuratieve en het abstracte in elkaar overlopen, en welke elementen van Rodins en Arps kunst welke bewegingen inspireerden. Is een rotsblok dat afbreekt van een klif en te pletter stort op de grond een sculptuur, herhaalt Flouret een uitgesproken vraag/ambitie van Arp. Intussen springt hij op banken en laat hij zich neerstorten, en opnieuw en opnieuw en opnieuw. Vervolgens legt hij zich neer voor bezoekers, kijkt hij hen aan en imiteert hij lichtjes hun houding.  Het is een extraatje dat je niet wil missen.

Maar ook voor wie komt op een moment dat er geen gids is, is er genoeg zachtheid om de verlegenheid te overwinnen. Aan het einde van elke cyclus wandelt Lav Crncevic de zaal in met een gitaar. De andere dansers positioneren zich onopvallend aan de zijkant en zingen zachtjes Pete Seegers ‘If I had a hammer’, terwijl Crncevic al spelend de sculpturale vormentaal nog eens doorloopt. Enkele bezoekers hummen voorzichtig mee. Tussen alle verstildheid en diepgang door heeft het een haast grappige luchtigheid en vriendelijkheid. Een perfecte afsluiting. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login