Bezoek! Bert Luppes, Piet Arfeuille / Theater Malpertuis
Huiskamertheater met open deur
Een acteur, een tekst en een publiek - het is het eeuwenoude fundament van (westers) theater. Laat het maar aan regisseur Piet Arfeuille om in overprikkelde tijden koppig terug te grijpen op deze eenvoud. In ‘Bezoek!’ van Theater Malpertuis stuurt hij acteur Bert Luppes de huiskamers in, bij zijn publiek op schoot. Kwetsbaarder wordt het niet.

De reden van zijn bezoek is onduidelijk, maar hij komt wél op vraag. En toch voelt het ongemakkelijk, wanneer we onze ‘bezoeker’ (Luppes) samen met zijn ‘taxichauffeur’ (productieleider Wim Loobuyck) voorgaan naar onze huiskamer, waar zich een vijftiental buren, vrienden en kennissen hebben verzameld. Theater ‘werkt’ bij gratie van de overdracht, van de bemiddeling - dat wat we daar zien (meestal op een bühne) blijft gewoonlijk netjes daar, we kiezen zelf of en hoeveel we ervan meenemen naar onze eigen levens. Nu dringt dat metaforische, symbolische domein ook fysiek ons intieme leven binnen, in de vorm van een iets oudere, wat merkwaardige man, die zich schutterig aan ons voorstelt, een glas water vraagt, plaatsneemt op een stoel in onze kring en begint te vertellen.
Piet Arfeuille, al meer dan dertig jaar bezig als regisseur, auteur en later ook artistiek leider van het Tieltse Theater Malpertuis, weet hoe hij een tekst moet schrijven. In ‘Bezoek!’ vervlecht hij personagevorming, existentiële filosofie, maatschappijkritiek en een (persoonlijke) liefdesverklaring aan de kunsten - iets dat in al zijn creaties doorschemert - tot een gebalde monoloog die slechts schijnbaar van de hak op de tak springt.
Hij is geen bezoeker maar een boodschapper, een profeet.
Neem nu het profiel van onze ‘bezoeker’. Een wat verwarde, oudere man, getekend door angst (‘De ramen toe, zo is het veilig’) en het verlies van zijn dochter - maar een vriendelijke oude opa is hij niet. Slechts één keer, in een vluchtige anekdote, laat hij het woord ‘agressie’ vallen, maar wanneer hij even later uit zijn aandoenlijke boekentasje een groot mes bovenhaalt (om er gewoonweg een stukje worst mee te snijden) zie je de vrouw naast hem op het stoeltje subtiel opschuiven. Het zijn theatrale trucs, maar ze werken geweldig, en Luppes’ wat woeste verschijning met het gegroefde gelaat en de sprekende ogen draagt bij tot deze sfeer van ‘gevaar’. Behaaglijk wordt zijn verhaal in ieder geval niet.
En al zeker niet aangezien de bezoeker ondanks zijn menselijke uiterlijk geworteld lijkt te zijn in een andere tijd en realiteit - hij is geen bezoeker maar een boodschapper, een profeet. De kern van zijn verhaal is een allegorie die een kruising lijkt tussen Thomas Manns Toverberg en Dantes Divina Commedia. op hetzelfde moment is het het persoonlijke rouwverslag van zijn eigen verlies. Hij verhaalt van een ‘ramp’ (de dood van zijn dochter / een ecologische catastrofe, de coronapandemie, het maatschappelijke dieptepunt waarin we nu leven…) gevolgd door een tocht waarin hij fungeert als gids voor twee figuren. Enerzijds een professor (de wetenschap, de rationaliteit), anderzijds een schrijver (de verbeelding, de emotie). Als een ware Vergilius gaat hij hen voor door dystopisch wasteland, op weg naar een kamer - geen huis, maar een kamer, de psychoanalytische spreekruimte - waar elk zijn diepste verlangen kan uitspreken.
In de discussie die hij met beide figuren heeft komt de ware Piet Arfeuille boven, die nog steeds met vuur het (maatschappelijke) belang van de kunsten verdedigt tegen reducerende (de wetenschap) of narcistische (de 'ikkerigheid' van de kunstensector) tendensen. En die, zoals hij al heel zijn carrière doet, het vermoeden van een antwoord verkiest boven de schijnzekerheid van het antwoord. Arfeuille/Luppes kiest niet tussen de twee schijnbaar tegengestelden die hij begeleidt, hij laat ze met elkaar (met hemzelf) in gesprek gaan. ‘Het is geen sprookje’, benadrukt onze bezoeker verschillende malen. Helaas niet, neen - we leven de catastrofe waarover hij vertelt.
Er is een persoonlijkheid van het kaliber van Luppes voor nodig om dit aan te gaan.
‘Door te luisteren naar een verhaal beleef je het zelf’, zegt onze bezoeker, en dat is voor de acteur natuurlijk de ultieme uitdaging: door intens gebruik van lichaam, stem en gestiek de toeschouwer het gevoel geven dat hij de tocht, die filosofische verkenning, zélf maakt. Of die overdracht lukt is nooit zeker: elke avond is de concentratie van de acteur anders, de huiskamer verschilt, het publiek is angstwekkend dichtbij, ziet elke spier trillen op het gelaat van de acteur. Mijn god, wat een opgave. Er is een persoonlijkheid van het kaliber van Luppes voor nodig (met zijn lange geschiedenis bij aanvankelijk Hollandia, ZT/Hollandia en NTGent) om dit aan te gaan. Er spreekt daardoor nog een lading mee in Arfeuilles tekst: een verdriet over de manier waarop we omgaan met ouder wordende kunstenaars/mensen, hoe zij niet meer gehoord worden, terwijl hun verhalen wijsheid bevatten voor de toekomst.
Wanneer onze bezoeker ons verlaat, op aangeven van zijn ongeduldig wachtende taxichauffeur, doet hij dat met een bijzondere vraag: een vraag om openheid van huis en geest. Ook dit is kenmerkend voor Arfeuilles schriftuur: ze bevat een politieke drive die geen links of rechts betreft maar simpelweg teruggaat op Hannah Arendts oproep tot ‘beginnen’ - steeds opnieuw terugkeren, beginnen en herbeginnen, de deur openlaten voor de volgende bezoeker. Daarin schuilt, na de apocalyptische tocht die we net in onze verbeelding meemaakten, uiteindelijk toch de hoop.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz