In the middle of nowhere Kristien De Proost & Frederico Araujo
Het gemiddelde als essentie van de mens
We zijn allemaal het middelpunt van onze eigen wereld. Dat concludeer je toch na ‘In the Middle of Nowhere’. Theatermaker Kristien De Proost en haar Braziliaanse tegenspeler Frederico Araujo gaan daarin op zoek naar de betekenis van ‘het midden’ en naar hoe de grootste gemene deler ons menszijn tekent. Doorsnee is doorslaggevend. Hoe kan het dat we absoluut onszelf willen zijn, maar tegelijk altijd deel willen uitmaken van de (juiste) groep? Geen lichtzinnige zoektocht. Of hoe een voorstelling met een simpel en speels concept diepe filosofische vertwijfeling kan teweeg brengen.
Kristien De Proost opent de voorstelling door een lint te spannen tussen podium en zaal. Daarop staat in grote letters ‘Warning’. Een grens. Met die afbakening staat iets te gebeuren. Dan installeert ze exact in het midden van de speelvloer - tot op de millimeter na gemeten - een fluorroze balance board . Ze zoekt haar evenwicht erop. Ze springt van de ene kant naar de andere, van het ene op het andere been, want in het midden kan je je evenwicht niet bewaren.
Al balancerend somt ze woorden op die haar kenmerken. Het begint heel triviaal: ‘Mid-career, middle class, middle-aged, middle sized middle child’. Ze doet dat dan ook nog in Middle English, de lingua franca van onze wereld. (Maar onze wereld: is dat dan de Westerse?) Later gaat ze over op wat ze noemt haar border-tongue (want het heeft meer met grenzen dan met moeders te maken).
‘La gare de Perpignan est le centre du monde’ verklaarde Salvador Dali in 1965. Hij stond daar zelf op het perron toen hij tot dat besluit kwam. Er zijn vele manieren waarop we als mens kicken op ‘het midden’. Met een rist cijfers maakt De Proost ons dat langzaam diets. Ze heeft het over priemgetallen, over het feit dat het midden van Europa ergens in Monnuste, in het westen van Estland zou liggen. Ze schakelt over op uniseks-kleren en de gemiddelde Youtube-hit (1 oktober in De Standaard: ‘De hitparade valt steeds vaker in herhaling’). Ze heeft het zelfs over het gemiddeld aantal woorden voor een zin (veertien) en de gemiddelde lichtintensiteit. Haar waslijst aan feiten laten je beseffen hoe je als mens vastplakt in het web van middelmaat en doorsnee.
De nulmeridiaan wordt beschouwd als nulpunt van het wereldwijde coördinatensysteem. Is daar dan het ‘midden van de wereld’? Het midden van de wereld bestaat niet: niet aan de bolvormige oppervlakte ervan, en ook niet middenin de aardbol, want de binnenkern beweegt constant een paar kilometer heen en weer. Het wordt met De Proossts simpele cijfers en bedenkingen steeds duidelijker dat ons midden-denken louter een constructie is – een perspectief vanuit ‘ons’ deel van de wereld bekeken. In Canada zag ik ooit een kaart waarbij Europa in de uithoek van de plat uitgetekende aardbol stond. Een veel kleiner gebied dan ik gedacht had. Ik herkende de constellatie eerst niet eens – mijn zelfbeeld werd meteen een stuk bescheidener.
Het gemiddelde, dat wat we gemeen hebben, lijkt wel een universele wet
Niet dat de politieke implicatie van de gemiddeld witte, Westerse, cisgender mannelijke visie somber uitgesmeerd wordt in de performance. Wel leren we dat de gemiddelde mens onmogelijk een man of een vrouw kan zijn, dat die dus per definitie genderfluïde is. Snijdender is de vaststelling dat de gemiddelde Europeaan liever een dier uit de nood helpt dan een vluchteling. Maar de filosofische inzichten gaan dieper. Alles neigt naar elkaar toe te groeien, te evolueren, van vrouwen die samen menstrueren tot hondjes die gaan lijken op hun baas, en baasjes op hun hond. Het gemiddelde, dat wat we gemeen hebben, lijkt wel een universele wet.
Ondertussen heeft de andere speler in de voorstelling, de Braziliaanse excentriekeling Frederico Aroujo, zich nog niet laten zien, maar wel laten horen. Met gemiauw en andere dierengeluiden leidt hij de aandacht af. Hij moet ergens rondhangen op scène. Achter de spiegel? Achter de box vooraan? Als hij eindelijk via wat kunstgrepen tevoorschijn komt, blijkt dat hij als twee druppels water op De Proost lijkt: zelfde beige short en T-shirt, zelfde sneakers, dezelfde lange, zwart golvende haren. Hij is ook ongeveer even groot en heeft eenzelfde speelse blik. Met daarbovenop heel veel présence. Ook hij haalt zijn Middle English boven, naast Portugees. Maar in plaats van nog meer feiten te debiteren, brengt hij liever goocheltrucs. Daarna focust hij op de kleurentheorie, met name op het feit dat de gemiddelde mens kleur fout inschat. Het bewijs volgt meteen aan de hand van een Braziliaanse vlag die op de vloer uitgerold wordt.
Beide spelers wagen zich ook aan een mimespel, dat woorden en begrippen moet verhelderen die op de achterwand geprojecteerd worden. Hun uitbeelding van dieren en concepten laat zien dat ze zich daar soms een zelfde, maar soms ook een verschillende voorstelling van maken. Zo blijkt dat een ander wereldbeeld ook een andere lichaamstaal voortbrengt. Als vanzelf wordt Araujo een goeie tegenspeler voor de woordenvloed van De Proost.
De voorstelling doet geregeld denken aan ‘Toestand’, De Proosts’ vorige productie, én aan ‘Iemand van ons’ van het Brussels theatergezelschap Tristero waar ze ooit lid van was. Opsommen als een beproefd middel om trends en menselijke neigingen in kaart te brengen. Maar hier gaat het nu net om de spanning tussen de waan dat we de navel van de wereld zijn en het feit dat we naar het gemiddelde en het middelmatige graviteren. Een geweldige vondst én een slim uitgewerkte les filosofie. (Filosofie blijkt inderdaad steeds sterker aanwezig in de podiumkunsten. Een existentiële nood?)
Een mooie quote: ‘De gemiddelde mens heeft twee aangeboren angsten: om te vallen en voor felle geluiden. Alle andere angsten zijn aangeleerd ... en dus misschien ook enigszins af te leren, wellicht.’ En nog zo één: ‘What is the middle of pain? The middle of sorrow, is that the place where happiness is equally distant on all sides?’
Niet alle stellingen zijn zo scherp (‘400 km per jaar is de gemiddelde snelheid waarmee een dot Heinz tomatenketchup de fles verlaat’) en soms flauw (‘De gemiddelde mens leeft als hij moet kiezen liever zonder seks dan zonder smartphone’) of volstrekt onbelangrijk (‘De gemiddelde mens heeft de afgelopen 41 dagen niets meer met de hand geschreven’, noteer ik met pen in mijn schriftje – ha, ik ben een excentriekeling!)
Maar als je met elke mens moet rekening houden, is het gemiddelde nog eens zo zouteloos en zonder smaak. Overduidelijk is zeker dat wij, gemiddeld intelligente wezens, een bovengemiddelde drang voelen om alles op te delen in categorieën ook al vertonen die altijd weer zoveel schemerzones dat ze kaduuk worden. Absolute helderheid glijdt altijd weer af naar het veilige ‘ongeveer’. ‘Average’ is de grootste zekerheid die we kunnen bereiken in ons bestaan.
Ook als sociaal dier passen we ons gedrag graag aan de kudde aan. De meeste dieren doen dat: de veiligste plek is in het midden van de troep, weet De Proost nog te vertellen. Ook voelt niks zo ongemakkelijk als eruit gepikt te worden in de massa - al willen we nog zo graag ‘authentiek’ zijn, ‘helemaal onszelf, en ‘stay in our centre’. Nee, het is geen lachertje als je erover nadenkt.
Gelukkig is het spel van Kristien De Proost en Frederico Araujo er een dat je zonder schuldgevoel weer kan loslaten. En met de spiegel die ze ons (ook letterlijk) voorhouden, zetten ze ons meteen aan tot excentrisch verzet. Alleen: als we dat allemaal tegelijk doen, zitten we weer allemaal samen in die excentrische hoek.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz