Palace of Justice Sébastien Hendrickx / Kunstenwerkplaats
Een uitgewoond gerechtsgebouw
Het Brusselse justitiepaleis staat al jaren in de stellingen. Het is een eeuwigdurende renovatie. Binnenin is de staat van het gebouw niet veel vrolijker. Wie er voor het eerst komt verdwaalt. Kijken naar de plafonds levert je hoogtevrees op. Dit gerechtsgebouw is zo een gemakkelijk symbool voor wat misgaat in dit land, bij justitie en elders. In ‘Palace of Justice’ toont Sébastien Hendrickx niet de zittingzalen, maar de tussenruimtes, de krochten, die symbool staan voor de kronkelwegen bij de toepassing van de wet. Een concierge, een advocaat, een bode, een cliënt, een rechter, in hallen en gangen, niet in zittingzalen. Je vermoedt een reusachtig parallel universum, maar Hendrickx geeft iets te weinig inkijk.
Ooit kwam ik in het justitiepaleis van Brussel terecht in de urinoirs. Daar liep ik een (extreemrechtse) politicus tegen het lijf die ik kende van de universiteit. We vermeden nadrukkelijk elkaars blik. Ik weet niet of we elkaar nog zagen in de zittingzaal. De herinnering aan die vergrijsde urinoirs bleef me bij, de zitting ben ik compleet vergeten. Ook al ging het over mensenrechten. De figuren in Sébastien Hendrickx’ ‘Palace of Justice’ lopen elkaar tegen het lijf in andere grauwe ruimtes. De habitués hebben er last van chronisch hoesten, ten gevolge van ruim anderhalve eeuw stof.
Hendrickx heeft het voorbije jaar rondgedwaald in het monster van het Poelaertplein, zo genoemd naar de architect van dit gebouw. Het was in de 19e eeuw het grootste gebouw ter wereld! Je ziet het van zowat elke hoger gelegen plek in Brussel als de zon schijnt. Het verguldsel van de koepel is namelijk al een tijdje gerestaureerd. In Brussel schraapt men graag het patina van het stedelijk landschap. Aan de andere kant van de stad schittert ook het zilverkleurige Atomium weer als nieuw. Nog zo’n herinnering aan vergane grandeur, aan achterhaald technologisch optimisme, zoals het Poelaertpaleis herinnert aan een even fragiel optimisme omtrent de rechtstaat. Het centrum van het gebouw is de 3600 m² (!) grote ‘salle des pas perdus’, de onvertaalbare Franse uitdrukking voor de wachtruimte waar rechtzoekenden, advocaten en beschuldigden nerveus heen en weer drentelen. Elk gerechtsgebouw heeft zo’n tussenruimte tussen de échte wereld en de kamers van het recht. Brussel heeft de grootste. Zelfs fatalisme klinkt er monumentaal én poëtisch, maar meer à la Simenon dan à la Verlaine.
De chaos van de ‘salle des pas perdus’ waar iedereen zoekt, fluisterend of schreeuwend, naar de onvindbare zaal waar zij/hij moet zijn
De scènografie van ‘Palace of Justice’ laat daarvan niet veel zien: een metalen kast, een bureau, wat stoelen, grauwe kleuren. Een stapel papiersnippers vooraan, een grijs achterdoek voor tekstprojecties. Maar het geluidslandschap komt wel meteen binnen. Wat lijkt op elektronische jazz evolueert langzamerhand naar een hyperrealistische montage van geluiden opgenomen in de beruchte grote hal, subtiel verspreid over luidsprekers. Sound designer David Helbich vergezelde Hendrickx op zijn verkenningstochten die begonnen bij de chaos van de ‘salle des pas perdus’ waar iedereen zoekt, fluisterend of schreeuwend, naar de onvindbare zaal waar zij/hij moet zijn, waar deuren piepend en kreunend geopend en gesloten worden, waar naaldhakken tikken en bottines stampen op de uitgesleten marmervloeren.
Een steen ploft neer
Dit geluid, vol echo’s, domineert in de eerste scènes. Geleidelijk wen je eraan. Het geluid wordt abstracter, als variaties op een nadrukkelijke ruis. Het geluid dialogeert ook, met de figuren, met de ruimtes die met subtiele lichtaccenten afgebakend worden. Dit is zonder meer een trefzekere vertaling van de zintuiglijke ervaring die deze ‘agora van het recht’ opwekt bij de bezoeker. Toch schrikt zelfs de conciërge, die alles al gehoord heeft, nog op van een steen die neerploft – gelukkig was er niemand in de buurt. Hij legt zich niet helemaal neer bij de afgang, maar beseft wel dat de renovatie een werk van zéér lange adem is. Zoals Mozes het land van Israël niet meer mocht zien na een tocht van veertig jaar, zullen deze vaste bewoners het gebouw nooit in zijn oude glorie, zonder stellingen, hersteld zien. Maar hij wil geen standbeeld, zoals een rechter suggereert, terwijl ze beiden vapen op een balkon. Hij moet onzichtbaar blijven. Dat is zijn conclusie.
Hoewel de aandacht vooral gaat naar de figuren en hun relatie met de ruimte, met het gebouw, zorgen twee rechtszaken wel voor een zekere verhaallijn. De eerste is eerder simpel: een geval van burenhinder, over een tuinbouwer die slachtoffer is van een duivenplaag. De tweede is een principiële zaak: ze vecht de grondwettelijkheid van de COVID-maatregelen aan. In beide zaken gaan eenvoudige burgers in tegen een almachtig overheidsapparaat. Ze lijken wat opgesloten in discutabele theorieën. In de holle klankkast van de justitiepaleis gaan die luider klinken. Niet dat het veel uithaalt: als de echo wegebt verliezen beide klagers hun zaak. De commentaarstem, die weetjes verklapt en duiding geeft, gaat niet in op de zaken zelf. Over de juridische redeneringen kom je weinig te weten. Evenmin blijkt of de ruimte – die zowel prestige als verval uitstraalt – die redeneringen misschien beïnvloedde.
Hendrickx botste in kelders en doodlopende gangen op tonnen versnipperd papier en dossiers overwoekerd door schimmel.
Sébastien Hendrickx verzamelde een berg materiaal over dit iconische gebouw. Hij botste in kelders en doodlopende gangen op tonnen versnipperd papier en dossiers overwoekerd door schimmel. Dossiers over échte mensen die zo juridisch onbestaand zijn gemaakt. Dat is het echte schandaal. Of beter: één van de echte schandalen. Wanneer over iemand recht wordt gesproken, dan heeft dat een bijzonder grote impact op die ‘rechtzoekende’ – jargon dat toch bijzonder toepasselijk is. Hendrikx toont de plek van die impact, de plek waar de gerechtelijke bom inslaat. Die plek oogt zelf soms als een krater – vallende stenen, gebroken vensters, roestende stellingen. Dat maakt het korte verblijf in die ruimte, voor die onwennige burger, nog ingrijpender, op de rand van het traumatische.
Wat ‘Palace of Justice’ daarvan toont is helemaal correct, met respect voor de actoren in dit drama, maar achteraf lijkt het ook wat mager. Er valt zeker meer te vertellen over de eenzaamheid van alle functionarissen in dit systeem, over de onoverzichtelijke chaos van menselijke verhoudingen die, voor een tribunaal beland, altijd wel tot een voorlopige orde leidt. Je verlangt naar meer verhalen, meer ongemakkelijke situaties zoals die van de bode en de advocaat-stagiair die namen op het rottende papier proberen te ontcijferen maar bewijsstukken in hun handen zien verkruimelen. Meer verhalen hadden het betoog veelzijdiger kunnen maken, de ondertoon van systemisch onrecht kunnen versterken. Wat er is overtuigt door het zuinige en efficiënte spel van Yolanda Mpelé en Mats Vandroogenbroeck. Geen grootse gebaren: daarvoor is een mens in de ‘zaal van de verloren stappen / verloren tijd’ te nietig.
Maar er zou nog meer mogen volgen, er zou nog meer opgedolven mogen worden. Rottigheid is er genoeg te vinden. Ergens in ‘Palace of Justice’ klinkt een wanhopig geluid in dit Justitiepaleis. Paleis…: wat een majestueuze benaming, alsof rechters monarchen zijn. In werkelijkheid zijn het archeologen met slecht gereedschap, vechtend tegen het stof. Maar de systematiek is te weinig voelbaar gemaakt. Nu blijf je iets teveel aan de anekdote hangen. Zoals ikzelf ooit, in dat urinoir. Terwijl het over mensenrechten ging.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz