Performance / Dans

Libya Radouan Mriziga

Een meerstemmig geheugen

Wat is kennis en hoe komen we aan die kennis? Wie bepaalt wat we weten? Dat is de vraag die Radouan Mriziga zich stelde in de aanloop naar ‘Libya’, zijn vierde choreografie rond de weggeschreven Amazigh-cultuur uit Noord-Afrika. Met het lichaam als drager van overlevering brengen acht dansers de gezangen, ritmes, dans en muziek uit hun tradities hier en nu voor het voetlicht.

Libya
Lieve Dierckx DE SINGEL Theaterstudio, Antwerpen download PDF
02 oktober 2023

Het Libya uit de titel van deze choreografie verwijst niet naar de huidige natie, maar naar de naam die de oude Egyptenaren en Grieken gaven aan Noord-Afrika, zo lezen we in de tekst bij de voorstelling van de choreograaf zelf. Libisch sloeg dan op de Amazigh-bewoners van dat hele gebied. Hoewel hun orale en matriarchale cultuur van grote invloed was op de bloei van kunst en wetenschap in het Middellandse Zeegebied en in Europa, werd dat door de imperiale geschiedschrijvers nooit geregistreerd.

Mriziga wil ons, toeschouwers, een meerstemmig geheugen voorleggen met acht dansers waarvan er zes de Amazigh-cultuur in hun genen dragen.  De twee anderen, Maïté Minh Tâm Jeannolin en Dorothée Munyaneza, hebben ook weet van uitgewist geheugen: Munyaneza als vluchteling voor de Rwandese genocide, Jeannolin als Frans-Koreaans adoptiekind (ze werkt aan een docu over de intergenerationele impact van internationale adoptie). 

De voorstelling begint met een woestijnlandschap geprojecteerd op twee muren aan weerszijden van de zaal. Op het voorplan een grote rots, met een bergketen op de achtergrond.  De tweede projectie straks zal een zee zijn, en in de derde zoomt de camera in op het gebergte.

Het draait er om de relatie die we aangaan met de ruimte, wat ze absorbeert en weerkaatst, hoever we ze kunnen meedragen buiten de theaterzaal. 

In het werk van Mriziga is ruimte altijd een speler geweest, zowel de aanwezige als de afwezige ruimte. Het draait er om de relatie die we aangaan met de taal van de ruimte, wat ze absorbeert en weerkaatst, hoever we ze kunnen meedragen buiten de theaterzaal. In de Theaterstudio van DE SINGEL is de tribune weggehaald, met de twee schermen hoog tegen de muren om ook de verticale dimensie van de zaal in de verf te zetten.  Voor de toeschouwers staan er twee rijen zitjes langs de vier wanden.  De vier hoeken laten een opening voor het verschijnen en verdwijnen van de performers.

Voordien al zien we bij het binnenkomen een geometrisch sterpatroon van driehoeken op de vloer geplakt met gekleurde tape. Het is nog een spoor dat sinds Mrizigas eerste voorstelling ‘55’ (2014), door zijn oeuvre loopt.  In die eerste solo gebruikte de choreograaf zijn elleboog als ijkpunt en zijn voorarm als passerbeen om met krijt een complex patroon uit te tekenen zoals je ze ziet op oosterse tapijten of tegelwanden, in een overlap tussen ambachtelijkheid en kunst. Hier is het patroon in de kleuren van de Marokkaanse vlag, rood en groen, maar met eronder twee driehoeken in goudgeel.

Dan verschijnen vanuit een hoek vier vrouwen op de vloer.  Het zijn Maïté Minh Tâm Jeannolin, Sondos Belhassen, Dorothée Myaneza en Feteh Khiari. De eerste drie waren ook al te zien in de voorbije trilogie van Mriziga, waar ze elk een solo dansten rond de reis van de mythische Amazigh-godin Neith in ‘Ayur’ (2019), ‘Tafukt’ (2020) en ‘Akal’ (2021). Van die laatste herinner ik me de gouden gloed waarin Munyaneza met haar prachtige présence allerlei transformaties doormaakte tussen dier en godin. Hier zingen ze het landschap open met een lang lied (in het Engels) over de fases van de maan. 

De danseressen dansen in hun kostuums uit de solo’s.  Goud en blauw voor Munyaneza, aardetinten en groen voor Jeannolin, met gouden accenten. Het pak van Sondos Belhassen valt wat uit de mythische toon: katoenen, wit en grijs gestreepte shorts en bovenlijf uit één stuk. Het witte gaas erover uit ‘Ayur’ ontbreekt. Het ziet er nu uit als een eigentijdse strandoutfit. 

Met zijn trilogie zette de choreograaf het matriarchale van de Amazigh-cultuur in de verf, net zoals  Khadija Alami dat ook deed in haar recente ‘Ensemble Piece’. Maar terwijl Alami zich scherp afzette tegen de rol van mannen en vaders, mogen ze in ‘Libya’ voluit aanwezig zijn. Vier mannelijke performers zingen mee met de vrouwen, dragen bij aan de complexe ritmes, al klappend in de handen of stampend op de vloer. Dat stampen doen ze soms zo hard dat de vloer en de ruimte gaan trillen, als om nieuwe resonanties te creëren.  De imposante Tunesische rapper Mahdi Chammem draagt de frêle Sondos Belhassen meermaals van de ene kant van de ruimte naar de andere. In zijn wijde oranje mantel met verticale gouden strepen ziet hij er uit als een zonnekoning, maar wel een die dienstbaar is aan een oermoeder van zijn cultuur. 

De sfeer op het speelvlak is welwillend, met veel glimlachjes tussen de performers, en oogcontact met het publiek. Zo bewerkstelligen ze een gemeenschapsgevoel die de toeschouwer in hun cultuur betrekt. Soms scheren ze rakelings langs ons heen.  Naarmate de voorstelling vordert zit hun wervelende energie ons steeds dichter op het vel. 

Het bewegingsmateriaal in de voorstelling is ondermeer geënt op Noord-Afrikaanse dansen die de performers zich herinneren uit de dorpen van hun ouders en grootouders. Ze dansen in cirkels, schouder aan schouder of in een rij naast elkaar, om dan weer uit elkaar hun eigen ding te doen. Soms met een hand achter op de rug, en de andere gestrekt naar voren, een gebaar dat ik herken uit ‘55’, net als het ritmisch getik van voetpunten. Ander materiaal komt uit de Neith-trilogie. In een volgend deel ontwaar je dierenfiguren, een verwijzing naar de prehistorische grotschilderingen in de regio. 

Maar dat de voorstelling niet in antropologisch of etnologisch onderzoek wil blijven steken is duidelijk als Hitchem Chebli en Feteh Kiari moves uit hun streetdance-achtergrond door het dansen weven, met laag benenwerk en achterwaartse salto’s. (Voor veel jonge dansers uit Noord-Afrika blijft streetdance de opstap naar dans als podiumkunst).

We zien de dansers regelmatig eenzelfde bewegingsfrase herhalen. Zo zet Maïté Jeannolin telkens enkele haast struikelend stapjes naar voren met snel wapperende handen erbij, waarna ze afrondt in een krachtige krijgerhouding. Het geheel combineert mooi met haar opvallend gecenterde bewegingen - scherp en gefocust als metaal. 

Tussen het gezang en de ritmes van de performers horen we op de soundscape een lange sequentie met opzwepende traditionele muziek.  De haast fysieke stilte die erop volgt creëert ruimte voor een prachtige passage waarin Feteh Khiari heel rustig, haast ingehouden, bewegingen herneemt die de performers dansten op de muziek. Ze transformeert als vanzelf van danser naar een drager van herinnering aan een andere tijd, haar bewegingen een verre echo. 

De voorstelling eindigt met een nieuwe samenzang waarin het nu over de aarde gaat.  Er daalt een ernst over de performers die ik lees alsof ze vanuit de oude Amazigh-tradities die ze bezingen meekijken naar wat nodig is voor de toekomst.

Sinds zijn eerste solo in 2014 heeft Radouan Mriziga een hele evolutie doorgemaakt.  Van choreograaf die zich liever niet profileerde vanuit zijn culturele achtergrond, en liefst te weinig dan te veel communiceerde over zijn werk, naar het manifest zichtbaar maken van zijn culturele oerbronnen. Wat hetzelfde bleef is hoe hij ruimtes opent en verbindt.  Daar is hij bijzonder goed in.  Het maakt nieuwsgierig naar wat nog volgt.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login