Dans / Performance

8.3 Radouan Mriziga / hetpaleis

Ik protesteer, jij protesteert, wij protesteren

In 2019 maakte Radouan Mriziga een eerste voorstelling in hetpaleis, met jonge mensen, geen professionele dansers, als performer. ‘8.3’ is een vervolg daarop. Ook hier staat muziek centraal. Deze keer gaat het echter om protestmuziek uit het verleden, niet om rapmuziek. Het gaat tegelijk over het onbehagen die jongeren vandaag voelen bij de gang van zaken in de wereld. Je ziet de spelers hier, binnen het uur dat de voorstelling duurt, een merkwaardige ontwikkeling doormaken, zowel collectief als individueel, en zowel in hun présence als danser én als protestgeneratie. Het levert geen ‘perfecte’, maar wel een erg boeiende voorstelling op. 

8.3
Pieter T’Jonck hetpaleis, Antwerpen meer info download PDF
22 november 2022

Op de achtergrond van het podium zweeft een cirkel met een diameter van wel drie meter. Ze is gemaakt van een glanzend materiaal. In het midden prijkt een geometrisch motief, een vernuftige combinatie van vier driehoeken of acht lijnen, die samen een complexe ster vormen. Een donkere bol in het midden van de figuur suggereert de pupil van een oog. Het is, dat verneem je later, een religieus symbool van een Godin uit de Imazighen cultuur.

De sfeer op het podium is naargeestig door het vale, schaduwloze licht van een natriumlamp hoog boven het podium. Links en rechts van het lege podium bakenen witte cilinders, waar later soms rook uit kringelt, een vierkant speelveld af. Het zijn de ‘coulissen’ van de spelers. Eén meisje in een roze broek en bloemig hemd, Selma El Yazidi, stapt als eerste het veld op. Ze plaatst een kruk pal in het midden. In haar dooie eentje loopt ze dan naar achter en maakt enkele eenvoudige armbewegingen: ze heft ze hoog boven het hoofd of wijst ermee rond. Daar voegt ze afgemeten stappen volgens rechte lijnen, heen en weer over de vloer, aan toe. Haar wat werktuiglijke uitvoering verraadt dat ze het heel goed wil doen, maar wat onzeker is over het effect van haar dans op de kijker.

Die onzekerheid verdwijnt als sneeuw voor de zon als ze even verdwijnt en weerkeert met een zither (denk: een horizontale harp met snaren gespannen boven een houten blad). Zodra ze die op haar kruk bespeelt heeft ze ieders aandacht. Na enige tijd komen de zes andere performers er nu bij. Het is een opvallend diverse groep, in alle opzichten. Twee spelers, Ebe Meynkens en Sadie Vermeiren herken ik uit 8.2. Samen met de piekfijn gekapte Emma Van Abbenyen en de zwarte performer Kelly Stassyns zijn ze de meest podium-vaste leden van de cast. Dat geldt minder voor de iets jongere Anneleen Lambrecht en de duidelijk nog heel jonge Mado Pomero. Die twee malen ook minder om hun voorkomen, en lijken ook minder zelfbewust (net als Selma) dan de ouderen. Toch hangen de spelers als groep goed aan elkaar: niemand probeert hier de show te stelen ten koste van anderen.

Ze declameren, door elkaar, een lang gedicht dat ze zelf schreven tijdens het creatieproces. Om beurten, soms samen, dragen de zes jongeren het voor terwijl ze net als Selma patronen op de vloer afstappen. Na elke paar zinnen dient Selma hen van antwoord met haar instrument, in een woord-wederwoord spel dat doet denken aan traditionele Afrikaanse muziek. De tekst is geschreven in het Engels, en dat is jammer, want op het ogenblik zelf begreep ik er weinig van. Als ik ze achteraf las herkende ik echter veel van wat ik later zag in de voorstelling. Het gaat aanvankelijk over de woede dat teveel krachten in de samenleving de wereld kapot helpen. Het gaat daarna over verzet, en over de nood om samen op te treden, en daar wordt het interessant. De jongeren laten daar immers in hun ziel kijken: ze merken dat ze zelf ook deel zijn van ‘het systeem’ en dat het voor hen niet evident is om een groep te vormen, uit schrik hun eigenheid te verliezen. Maar ze streven er toch naar.

Pas als de jonge performers zelf gaan zingen, vinden ze hun eigen kracht

De voorstelling neemt nu een heel andere wending. Er komt meer en helderder licht en ook meer kleur op de achterwand, tot zelfs een helder blauw. De cirkel met het grafisch symbool wordt nu een gong, die telkens een andere speler beroert bij de vijf volgende scènes, waarin telkens een andere protestsong centraal staat. Een opname van ‘Zombie’, een nummer van de Nigeriaanse verzetsstrijder en saxofonist-bandleader Fela Anikulapo Kuti opent de reeks. Het is hitsige, swingende muziek, met een vrouwenkoor dat steeds weer ‘Zombie, zombie’ zingt na een strofe waarin Fela Kuti het leger aan de kaak stelt. Opnieuw voeren de spelers een abstracte choreografie van lijnen en armbewegingen uit op deze muziek, maar er komen nu ook andere figuren, zoals glijbewegingen over de vloer bij. De combinatie met de muziek wringt echter vaak wat, omdat de dansers wel het obsessieve ritme van de muziek, maar niet de swing ervan oppikken. (Je krijgt ook niets mee van de tragische geschiedenis van dit nummer, datFela Kuti heel duur te staan kwam. Het leger vernielde als ‘straf’ zijn compound, verkrachtte zangeressen en sloeg hem de kliniek in…).

Het is pas als de jonge performers zelf gaan zingen dat ze een eigen kracht vinden, er werkelijk staan. Dat begint met ‘Get up, stand up’, a capella gezongen door Emma Van Abbenyen. Je voelt dat ze wat teveel kracht zet op haar stem om overtuigend, opruiend, kwaad te klinken, maar ze doet het. Het is een interessant moment, want deze performer lijkt in niets op een protestzangeres. Haar imposante CV, met musicals van Music Hall en Studio 100, optredens in TV series en eigen muziekoptredens wijzen ook een heel andere richting uit. Toch klinkt ze volkomen oprecht en gemeend. Daardoor besef je plots dat ze tijdens het creatieproces nieuwe inzichten moet opgedaan hebben.

Net zoals de anderen, vermoed ik. Je ziet ze allemaal zoeken om zich te verhouden dit soort muziek en attitude. ‘We will Rock you’ van Queen is dan nog een makkie. Dat nummer wordt door Ebe Meynkens, die apart gaat staan, alweer a capella gezongen. Bij ‘Paper Planes’ van M.I.A. (een opname) is de groep helemaal in zijn sas. Het geluid van geweren en van vallende kogelhulzen wordt overtuigend gerepresenteerd in een rondedans. De groep troept nu ook geregeld samen in zorgvuldig uitgedokterde poses als voor een groepsportret, en vooral Kelly Stassyns en Sadie Vermeiren blinken uit in tafereeltjes van geweld en ontzetting die kleine verhalende accenten accenten aanbrengen in de verder strikt abstracte dans. Pas bij deze muziek komt Mado Pomero ook helemaal los en brengt ze een eigen bewegingstaal binnen, die zweemt naar hiphop.

Bij het laatste nummer komt ook Anneleen Lambrecht, die mee zingt-spreekt (ik kende het nummer niet) helemaal tot haar recht. Quasi cynisch heeft ze het erover dat we met maar een graad of vier meer alle beesten dood krijgen en de natuur om zeep helpen. Niet verwonderlijk dat bij die sombere conclusie het heldere licht dat scheen weer plaats moet maken voor het vale oranje van de natriumlamp.

Zo zijn we, in zekere zin, weer teug bij het beginpunt waar de jongeren hun protesten, maar ook hun vragen formuleerden. Maar ondertussen heb je ze wel zien groeien, als groep  ̶ in de poses die ze samen aannemen of in de rondedans  ̶ en als individu. Die evolutie, zeg maar groei, is wat deze voorstelling bijzonder en zelfs ontroerend maakt. Ze hebben zich een danstaal eigen gemaakt en een gedachtengoed opgebouwd. Het rammelt nog wel hier en daar, het is niet perfect, maar het is er wel. Dat moet het oogmerk geweest zijn van Radouan Mriziga. Hij omschrijft de voorstelling als 35% protest, 40% concert en 25 % togetherness. Ik denk dat hij het eerste en het laatste aspect onderschatte. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login