Tafukt Radouan Mriziga
van het verleden naar de toekomst en terug naar vandaag
‘Tafukt, de solo die Radouan Mriziga creëerde voor en Maïté Jeannolin had eigenlijk al in oktober 2020 in première moeten gaan in de Singel, maar toen velde corona de danseres. Door de tweede coronagolf schoof de première maanden op, tot aan Kunstenfestivaldesarts. Zelfs daar moest het In open lucht, alweer vanwege de coronamaatregelen en ondanks barre weersomstandigheden. Maar het lange wachten loonde. Niet enkel omwille van het plezier om terug te zien dansen. Ook al is ‘Tafukt’ ‘maar’ een solo, het stuk barst van prachtige bewegingen en uitdagende ideeën.
‘Tafukt’ verrast al door de setting, een ontwerp van Mriziga
en Estelle Gautier. Het is een steile arena, gemaakt van simpele stellages, die
zicht plooit rond de ruime halve omtrek van een piepklein cirkelvormig houten
speelvlak. Je zit als kijker zo met je neus bovenop het gebeuren. Een goudkleurige folie van reusachtige
afmetingen definieert de rug van het podium tegenover die halve arena. Zo krijg
je ‘théâtre en rond’ - en toch ook weer niet.
Goudkleurige tape markeert fel gekleurde segmenten langs de
rand van het speelvlak. Suggereert het een zee rondom, of suggereert Mriziga
hier een oud beeld van de aarde als een schijf die zweeft in de kosmos? Iets van
beide, blijkt later. Hij haalt een vergeten wereld, een vergeten kosmos naar
vandaag, en wijst zo ook vooruit naar een ‘andere’ toekomst.
Ook de entrée van Maïté Jeannolin mist zijn effect niet, nog
voor ze ook maar iets doet, door haar opmerkelijke kostuum, een ontwerp van
Lila John. Ze draagt een bloes van dunne, zilveren reepjes stof,-of is het metaal?
Ze lijken later immers te rinkelen, al komt die klank zeker ook voort van de
belletjes aan haar rechterhand en linkervoet en misschien ook van de zilveren
ringen aan haar rechterhand.
Onder die bloes merk je een spannende body met uitsnijdingen
ter plaatse van de bovenste buikspieren en rechterschouder. Daaronder een kaki joggingbroek
met brede tailleband. Stukken iriserende stof werden erop gestikt werden ter
plaatse van de scheenbenen en één kuit.
Dat kostuum creëert met simpele middelen een mysterieus
beeld. Het meest intrigeert echter Jeannolins hoofddeksel -als dat het juiste
woord is. Het bestaat uit twee delen. Rond haar schedel is een kroon gespannen
van transparante banden kunststof die op haar voorhoofd naar buiten plooien als
een klaverblad. Daaronder zweven ovale ringen, ook in transparante kunststof,
die als grote uilenogen haar ogen en wangen omcirkelen. Een laatste reep
plastic loopt onder haar kin door.
Het kostuum roept meteen vele associaties op. Het heeft door
de belletjes, de felle kleuren en de kroon iets van antieke, rituele kleerdracht,
maar zweemt evengoed naar een futuristisch pak dat Janelle Monaé niet zou
misstaan. Afro-futurisme in een DIY versie, zoiets.
Terwijl je je vergaapt aan de enscenering en het kostuum neemt Jeannolin beheerst en plechtig, kaarsrecht ook, met een zijdelingse blik naar het publiek, het woord.
‘The
past had better be large and demand little. The future had better come closer. Let’s
enlarge the present and the space of the world. Let’s move on. Let’s travel
with crude maps. Between theory and action there may be correspondence but
there is no sequence. We will not necessarily reach the same place and many of
us will not even reach any recognizable place but we share the same starting point
and that’s enough. We are not all headed to the same address, but we believe we
can walk together for a very long time’.
Die korte tekst bevestigt het beeld: dit gaat over een
beweging van verleden naar toekomst en terug naar vandaag. Hoe, dat moet de
dans uitwijzen. Die komt nu bijna onmerkbaar op gang. Het is eerst niet meer
dan een minuscuul schokschouderen, afwisselend met de ene en de andere
schouder. Pas als Jeannolin in beweging komt en de cirkel behoedzaam afstapt zwelt
dat schouderophalen aan, en begint haar kostuum klanken voor te brengen. Ongemerkt
ontstaat een nieuwe beweging: de twee schouders gaan nu tegelijk omhoog en
achterwaarts en komen dan naar voor. De open armen en de rug volgen.
Als een donderslag bij heldere hemel doorbreekt Jeannolin
dan de stilte door met haar volle gewicht rond te hossen, een, twee, DRIE, een,
twee DRIE. Verbazend hoe het podium plots een klankkast wordt. De handen gaan
omhoog en eindigen, alweer verrassend, in extreem precies en sierlijk wapperen
met de handen. Terwijl de belletjes vrolijk rinkelen vormen de vingers van de
rechterhand tekens.
Pas daarna vertrekken de bewegingen steeds vaker vanuit het
middenrif en de heupen. De danseres neemt dan het midden van het podium. Van daaruit
doet ze uitvallen naar de randen, naar de toeschouwers, in alle richtingen. Dat
alles zonder enige andere muziek dan die van het eigen lichaam. Het is, kan je
achteraf denken, een soort aanzet van de bewegingstaal die in het tweede deel
van de voorstelling tot bloei zal komen.
Ze schenkt de kijkers hiermee iets heel bijzonders. Ze voert elke beweging, ook de wilde sprongen, met grote precisie en zelfbeheersing uit, hoewel ze voortdurend andere persona’ s aanneemt. Nu eens, als ze wappert met de handen, heeft ze de gratie van een Balinese danseres. Dan weer straalt ze sensualiteit uit, om een tel later een krijgerin te worden of een uitgelaten feestvierder.
Maïté Jeannolin schenkt de kijkers hier iets heel bijzonders
Al die vormen zijn haarscherp van elkaar onderscheiden, als versies van haarzelf die ze op een vingerknip kan oproepen. Het is geen dans van verwarring, maar een dans van meerduidigheid. Het heeft iets onvatbaars, iets goddelijks, al was het maar omdat ze in totale stilte, en in de bijtende kou, de aandacht van het publiek weet te pakken én vast te houden.
Op dat moment volgt een belangrijk interludium, dat begint met
korte muziekfragmenten van rebelse hip hop artiesten als Dj VAN, Krtas Nssa en
Awache N-haha. Er zit dus toch een soort kwaadheid in deze dans. Of verzet. Dat
komt naar voren in de twee langere teksten die ze kort na elkaar tussen de dans
door, brengt.
Die teksten vertellen hoe Nithe, een Noord-Afrikaanse godin
van de oorspronkelijke bewoners van de streek, de Timazighin, uiteindelijk Athena
werd. Het is een verhaal van wat we nu ‘culturele appropriatie’ zouden noemen.
Het is ook een verhaal over de manier waarop ‘grote beschavingen’ de stem van
die Timazighin smoorden. Een meerduidige godin als Nithe werd Tanit en, na de
oversteek van de Middellandse Zee, Athena. Haar rol en betekenis werden toen
gereduceerd tot die van oorlogsgodin (volgens Mriziga dan toch, want ook bij de
Grieken lag dat toch niet zo simpel).
Het geeft de veelstemmigheid en variatie in de danstaal van
de voorstelling plots een specifieke betekenis: je kan het, denk ik, lezen als
een poging van Mriziga en Jeannolin om de rijkdom, de veelstemmigheid van een
verdrongen cultuur terug te halen, letterlijk
terug te incorporeren.
Dat gaat gepaard met een significante dramaturgische
ingreep. Na de eerste tekst ontdoet Jeannolin zich van haar ‘kroon’ en haar glitterbloesje,
en danst zo verder. Na de tweede legt ze ook haar ‘uilenogen’ (een verwijzing
naar Athena?) af. Op dat moment trekt ze over haar body een doorschijnend bloesje
aan met een felblauw kraagje, een wit voorpand en een geel achterpand. Nu heeft
ze een hedendaagse look, op de belletjes aan hand en voet na. Weg zijn
de referenties naar een ver verleden of een verre toekomst. We zitten in het nu.
‘The present’ die in de inleidende woorden aangeroepen werd. Zo stapt ze terug
de arena in.
Ondertussen weerklinkt steeds luider Noord-Afrikaanse
muziek: fluit, stemmen, handgeklap en percussie in alle toonaarden zoals je het
’s nachts op de markt van Marrakech kan horen. Het is geen kunstmuziek met een spanningsboog,
maar muziek die eindeloos door kan gaan. In ritmisch opzicht is ze echter wel
bijzonder rijk en complex, onnavolgbaar zelfs. Verschillende ritmes razen in
wat klinkt als een vrije improvisatie onder en over de obsederende klank van de
fluit heen om elkaar dan op onnavolgbare
manier terug te ontmoeten.
Tegenover, niet noodzakelijk op, die muziek beweegt de
danseres, met haar eigen ‘score’, een verdere ontwikkeling van de bewegingen
die in het eerste deel van de voorstelling aangezet werden. Als ik het juist lees
heeft ze een repertoire van figuren die ze in steeds andere volgordes herneemt.
De diversiteit van die figuren is ongewoon groot. Er is de
peinzende houding, met voorover gebogen rug, hand voor het hoofd en voeten
wijdbeens uit elkaar. Er is een krijgszuchtige figuur, met armen die rechte
hoeken vormen voor een licht gedraaide, kaarsrechte romp. Of wilde
hinkstapsprongen die de plankenvloer doen dreunen. Vaak volgt dan een
ontspanning waarin de danseres vooruit stapt terwijl haar omhoog gekeerde handen
met uitgespreide vingers omhoog rijzen, als in een offerande. Terwijl ze even
later dan weer in zichzelf keert en vanuit de heupen zwiert en draait op het
ritme van de muziek.
Dit gaat heel lang door, misschien wel een half uur. Dat is
moeilijk in te schatten, want gaandeweg verlies je elk gevoel van tijd doordat
dezelfde figuren maar blijven rondtollen. Net als de muziek steeds weer dezelfde
melodie anders uitwerkt zie je hier ook steeds weer hetzelfde in een steeds
weer ander licht.
Dat is ook feitelijk het geval. Als het duister langzaam invalt flikkert en flakkert het licht dat de spots werpen op het gouden achterdoek steeds sterker op, zeker als er goudgeel licht bijkomt. Die wemeling van lichtflitsen verblindt op de duur bijna, en neemt het podium over, tot de dans oplost in een schittering van kleur.
Uiteindelijk vleit Jeanollin zich op haar rug neer op de
vloer, de armen wijduit naast haar, in volledige ontspanning, ondanks de
voortrazende muziek. Dan zwaait ze haar ene arm over haar lijf tot bij de
andere en kantelt ze zo weer overeind, om het podium te verlaten. De muziek
sterft daarna stilaan weg. Toch heb je het gevoel dat dit eeuwig had kunnen
blijven duren, dat dit geen ‘einde’ is, maar een rustmoment. Dat het zomaar
weer kan beginnen, zoals de muziek elke nacht weer hervat op de markt van
Marrakech: eeuwig hetzelfde, altijd weer anders.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz