Dans

Tafukt Radouan Mriziga

van het verleden naar de toekomst en terug naar vandaag

‘Tafukt, de solo die Radouan Mriziga creëerde voor en Maïté Jeannolin had eigenlijk al in oktober 2020 in première moeten gaan in de Singel, maar toen velde corona de danseres. Door de tweede coronagolf schoof de première maanden op, tot aan Kunstenfestivaldesarts. Zelfs daar moest het In open lucht, alweer vanwege de coronamaatregelen en ondanks barre weersomstandigheden. Maar het lange wachten loonde. Niet enkel omwille van het plezier om terug te zien dansen. Ook al is ‘Tafukt’ ‘maar’ een solo, het stuk barst van prachtige bewegingen en uitdagende ideeën. 

Uitgelicht door Pieter T’Jonck
Tafukt
Pieter T’Jonck Decoratelier, Manchesterstraat Molenbeek
Kunstenfestivaldesarts
16 mei 2021

‘Tafukt’ verrast al door de setting, een ontwerp van Mriziga en Estelle Gautier. Het is een steile arena, gemaakt van simpele stellages, die zicht plooit rond de ruime halve omtrek van een piepklein cirkelvormig houten speelvlak. Je zit als kijker zo met je neus bovenop het gebeuren.  Een goudkleurige folie van reusachtige afmetingen definieert de rug van het podium tegenover die halve arena. Zo krijg je ‘théâtre en rond’ -  en toch ook weer niet.

Goudkleurige tape markeert fel gekleurde segmenten langs de rand van het speelvlak. Suggereert het een zee rondom, of suggereert Mriziga hier een oud beeld van de aarde als een schijf die zweeft in de kosmos? Iets van beide, blijkt later. Hij haalt een vergeten wereld, een vergeten kosmos naar vandaag, en wijst zo ook vooruit naar een ‘andere’ toekomst.

Ook de entrée van Maïté Jeannolin mist zijn effect niet, nog voor ze ook maar iets doet, door haar opmerkelijke kostuum, een ontwerp van Lila John. Ze draagt een bloes van dunne, zilveren reepjes stof,-of is het metaal? Ze lijken later immers te rinkelen, al komt die klank zeker ook voort van de belletjes aan haar rechterhand en linkervoet en misschien ook van de zilveren ringen aan haar rechterhand.

Onder die bloes merk je een spannende body met uitsnijdingen ter plaatse van de bovenste buikspieren en rechterschouder. Daaronder een kaki joggingbroek met brede tailleband. Stukken iriserende stof werden erop gestikt werden ter plaatse van de scheenbenen en één kuit.

Dat kostuum creëert met simpele middelen een mysterieus beeld. Het meest intrigeert echter Jeannolins hoofddeksel -als dat het juiste woord is. Het bestaat uit twee delen. Rond haar schedel is een kroon gespannen van transparante banden kunststof die op haar voorhoofd naar buiten plooien als een klaverblad. Daaronder zweven ovale ringen, ook in transparante kunststof, die als grote uilenogen haar ogen en wangen omcirkelen. Een laatste reep plastic loopt onder haar kin door.

Het kostuum roept meteen vele associaties op. Het heeft door de belletjes, de felle kleuren en de kroon iets van antieke, rituele kleerdracht, maar zweemt evengoed naar een futuristisch pak dat Janelle Monaé niet zou misstaan. Afro-futurisme in een DIY versie, zoiets.

Terwijl je je vergaapt aan de enscenering en het kostuum neemt Jeannolin beheerst en plechtig, kaarsrecht ook, met een zijdelingse blik naar het publiek, het woord.

‘The past had better be large and demand little.  The future had better come closer. Let’s enlarge the present and the space of the world. Let’s move on. Let’s travel with crude maps. Between theory and action there may be correspondence but there is no sequence. We will not necessarily reach the same place and many of us will not even reach any recognizable place but we share the same starting point and that’s enough. We are not all headed to the same address, but we believe we can walk together for a very long time’.

Die korte tekst bevestigt het beeld: dit gaat over een beweging van verleden naar toekomst en terug naar vandaag. Hoe, dat moet de dans uitwijzen. Die komt nu bijna onmerkbaar op gang. Het is eerst niet meer dan een minuscuul schokschouderen, afwisselend met de ene en de andere schouder. Pas als Jeannolin in beweging komt en de cirkel behoedzaam afstapt zwelt dat schouderophalen aan, en begint haar kostuum klanken voor te brengen. Ongemerkt ontstaat een nieuwe beweging: de twee schouders gaan nu tegelijk omhoog en achterwaarts en komen dan naar voor. De open armen en de rug volgen.

Als een donderslag bij heldere hemel doorbreekt Jeannolin dan de stilte door met haar volle gewicht rond te hossen, een, twee, DRIE, een, twee DRIE. Verbazend hoe het podium plots een klankkast wordt. De handen gaan omhoog en eindigen, alweer verrassend, in extreem precies en sierlijk wapperen met de handen. Terwijl de belletjes vrolijk rinkelen vormen de vingers van de rechterhand tekens.

Pas daarna vertrekken de bewegingen steeds vaker vanuit het middenrif en de heupen. De danseres neemt dan het midden van het podium. Van daaruit doet ze uitvallen naar de randen, naar de toeschouwers, in alle richtingen. Dat alles zonder enige andere muziek dan die van het eigen lichaam. Het is, kan je achteraf denken, een soort aanzet van de bewegingstaal die in het tweede deel van de voorstelling tot bloei zal komen.

Ze schenkt de kijkers hiermee iets heel bijzonders. Ze voert elke beweging, ook de wilde sprongen, met grote precisie en zelfbeheersing uit, hoewel ze voortdurend andere persona’ s aanneemt. Nu eens, als ze wappert met de handen, heeft ze de gratie van een Balinese danseres. Dan weer straalt ze sensualiteit uit, om een tel later een krijgerin te worden of een uitgelaten feestvierder.

Maïté Jeannolin schenkt de kijkers hier iets heel bijzonders

Al die vormen zijn haarscherp van elkaar onderscheiden, als versies van haarzelf die ze op een vingerknip kan oproepen. Het is geen dans van verwarring, maar een dans van meerduidigheid. Het heeft iets onvatbaars, iets goddelijks, al was het maar omdat ze in totale stilte, en in de bijtende kou, de aandacht van het publiek weet te pakken én vast te houden.

Op dat moment volgt een belangrijk interludium, dat begint met korte muziekfragmenten van rebelse hip hop artiesten als Dj VAN, Krtas Nssa en Awache N-haha. Er zit dus toch een soort kwaadheid in deze dans. Of verzet. Dat komt naar voren in de twee langere teksten die ze kort na elkaar tussen de dans door, brengt.

Die teksten vertellen hoe Nithe, een Noord-Afrikaanse godin van de oorspronkelijke bewoners van de streek, de Timazighin, uiteindelijk Athena werd. Het is een verhaal van wat we nu ‘culturele appropriatie’ zouden noemen. Het is ook een verhaal over de manier waarop ‘grote beschavingen’ de stem van die Timazighin smoorden. Een meerduidige godin als Nithe werd Tanit en, na de oversteek van de Middellandse Zee, Athena. Haar rol en betekenis werden toen gereduceerd tot die van oorlogsgodin (volgens Mriziga dan toch, want ook bij de Grieken lag dat toch niet zo simpel).

Het geeft de veelstemmigheid en variatie in de danstaal van de voorstelling plots een specifieke betekenis: je kan het, denk ik, lezen als een poging van Mriziga en Jeannolin om de rijkdom, de veelstemmigheid van een verdrongen cultuur  terug te halen, letterlijk terug te incorporeren.

Dat gaat gepaard met een significante dramaturgische ingreep. Na de eerste tekst ontdoet Jeannolin zich van haar ‘kroon’ en haar glitterbloesje, en danst zo verder. Na de tweede legt ze ook haar ‘uilenogen’ (een verwijzing naar Athena?) af. Op dat moment trekt ze over haar body een doorschijnend bloesje aan met een felblauw kraagje, een wit voorpand en een geel achterpand. Nu heeft ze een hedendaagse look, op de belletjes aan hand en voet na. Weg zijn de referenties naar een ver verleden of een verre toekomst. We zitten in het nu. ‘The present’ die in de inleidende woorden aangeroepen werd. Zo stapt ze terug de arena in.

Ondertussen weerklinkt steeds luider Noord-Afrikaanse muziek: fluit, stemmen, handgeklap en percussie in alle toonaarden zoals je het ’s nachts op de markt van Marrakech kan horen. Het is geen kunstmuziek met een spanningsboog, maar muziek die eindeloos door kan gaan. In ritmisch opzicht is ze echter wel bijzonder rijk en complex, onnavolgbaar zelfs. Verschillende ritmes razen in wat klinkt als een vrije improvisatie onder en over de obsederende klank van de fluit  heen om elkaar dan op onnavolgbare manier terug te ontmoeten.

Tegenover, niet noodzakelijk op, die muziek beweegt de danseres, met haar eigen ‘score’, een verdere ontwikkeling van de bewegingen die in het eerste deel van de voorstelling aangezet werden. Als ik het juist lees heeft ze een repertoire van figuren die ze in steeds andere volgordes herneemt.

De diversiteit van die figuren is ongewoon groot. Er is de peinzende houding, met voorover gebogen rug, hand voor het hoofd en voeten wijdbeens uit elkaar. Er is een krijgszuchtige figuur, met armen die rechte hoeken vormen voor een licht gedraaide, kaarsrechte romp. Of wilde hinkstapsprongen die de plankenvloer doen dreunen. Vaak volgt dan een ontspanning waarin de danseres vooruit stapt terwijl haar omhoog gekeerde handen met uitgespreide vingers omhoog rijzen, als in een offerande. Terwijl ze even later dan weer in zichzelf keert en vanuit de heupen zwiert en draait op het ritme van de muziek.

Dit gaat heel lang door, misschien wel een half uur. Dat is moeilijk in te schatten, want gaandeweg verlies je elk gevoel van tijd doordat dezelfde figuren maar blijven rondtollen. Net als de muziek steeds weer dezelfde melodie anders uitwerkt zie je hier ook steeds weer hetzelfde in een steeds weer ander licht.

Dat is ook feitelijk het geval. Als het duister langzaam invalt flikkert en flakkert het licht dat de spots werpen op het gouden achterdoek steeds sterker op, zeker als er goudgeel licht bijkomt. Die wemeling van lichtflitsen verblindt op de duur bijna, en neemt het podium over, tot de dans oplost in een schittering van kleur.

Uiteindelijk vleit Jeanollin zich op haar rug neer op de vloer, de armen wijduit naast haar, in volledige ontspanning, ondanks de voortrazende muziek. Dan zwaait ze haar ene arm over haar lijf tot bij de andere en kantelt ze zo weer overeind, om het podium te verlaten. De muziek sterft daarna stilaan weg. Toch heb je het gevoel dat dit eeuwig had kunnen blijven duren, dat dit geen ‘einde’ is, maar een rustmoment. Dat het zomaar weer kan beginnen, zoals de muziek elke nacht weer hervat op de markt van Marrakech: eeuwig hetzelfde, altijd weer anders. 

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login