The Honey House Nathan Ooms
De listen van onze natuur
In ‘The Honey House’ leveren vijf jonge dansers/theatermakers denkvoer over de paradoxen van onze menselijke natuur. De kwesties die ze aansnijden zijn van het eeuwig brandend actuele soort. Tekst komt er amper aan te pas, danspassen ook al niet. Wat ze tonen is sterk bewegingstheater gepuurd uit getrainde lichamen, veel expressief talent en kwetsbare ogen.
Het concept van ‘The Honey House’ is van Nathan Ooms. Hij maakte er zijn P.A.R.T.S. Master afstudeervoorstelling van samen met vier medestudenten : Tess Hall, Lydia McGlinchey en Mooni Van Tichel studeerden aan P.A.R.T.S., Anna Franziska Jäger leerde hij kennen tijdens zijn eerdere theateropleiding bij K.A.S.K.. Drie danseressen en twee acteurs die zich perfect thuis voelen in dans.
De eerste publieke opvoering van ‘The Honey House’ gaat door tijdens het ‘Love at First Sight #6’ in Troubleyn/Laboratorium in Antwerpen. De drempel mag hoog voelen, deze werkplaats van Jan Fabre onder de toren van de Sacristiekerk in de Borgerhoutse Pastorijstraat blijft een prachtige ruimte. De kunstenaar stelde ze in 2007 open - met overwegend eigen middelen - als een vrijplaats zonder schotten voor de kunsten. Een baken ook voor de multiculturele wijk waar Fabre zelf opgroeide.
Het is niet alleen een bijzondere plek omdat veel bevriende kunstenaars er werk op maat voor maakten, van Luc Tuymans over Guillaume Bijl tot Marina Abramovic. Het gebouw heeft ook een bewogen geschiedenis. Het diende eerst als lokaal van een werkliedenvereniging, dan als bioscoop, vervolgens als thuisbasis voor Oscar De Gruyters Vlaams Volkstoneel en tenslotte ook als variététheater. Toen nam Julien Schoenaerts er zijn intrek. Vijf jaar later brandde het theater af. Met Fabre verrees het uit zijn as om nu weer onder vuur te liggen....
Met zo’n geschiedenis past deze locatie ‘The Honey House’ als gegoten. Het is een jonge, geactualiseerde kijk op tragische dubbelheid die des mensen is en ze tot uitersten en wanhoop drijft. De kraakheldere dramaturgie laat de voorstelling uiteenvallen in twee tegenpolen die als in een yin yang symbool elkaars kern in zich dragen.
Bij het binnenkomen staan en liggen de performers klaar op de zwarte vloer van de black box. Ze kijken ons uitdrukkingloos aan. Als we onze plek hebben gevonden op de tribune van vier rijen schieten ze in gang met een doelgerichtheid die even genadeloos als onbevattelijk is. Op topsnelheid stappen ze in lijnrechte looprichtingen van het ene ingebeelde doel naar het andere. De hoogdringendheid ervan creëert stress.
In de ruimte gaat een overspannen en stilaan overluid zoemen klinken als de latente agressie van een bijenkorf op speed. Net zo goed kunnen het voorbijrazende auto’s zijn: links achter op de scène zien we de resten van een autowrak. Aan de andere kant staan enkele onuitgepakte kartonnen dozen. Wat de bedoeling ervan is valt voorlopig niet uit te maken.
Geregeld legt iemand zich neer, sleurt zich de kleren van het lijf om die meteen weer aan te trekken. Geen tijd voor rust, geen slaap. Hun acties volgen elkaar op aan razend tempo. Soms houdt iemand ‘vroem vroem’ schreeuwend een verloren wieldop als stuurwiel voor zich uit. Of maakt ‘Yes! Tjak!’ het overwinningsgebaar van een hevig bevochten score. Ter ontspanning zetten ze zich in een sexy pose, zonder aan seks toe te komen. Af en toe plooit iemand kotsmisselijk dubbel. Af en toe houdt iemand halt en staart met opengesperde paniekogen voor zich uit. De tijd komt waar ze allemaal zo kijken. Er daagt iets. Dit kan niet langer. Hun blik is de aanzet voor de ommekeer.
Als de soundscape dan stopt valt de stilte als een fysieke sensatie over ons heen. We mogen samen bekomen. Er is ruimte - in mijn hoofd hoor ik de neuronen zachtjes zoemen.
Op het podium kijken de vijf elkaar wat onwennig aan. Hoe moet het verder? Iemand spreidt een wit doek uit waarop zwarte lijnen – of zijn het tralies? – vierkanten vormen. Een andere kijkt richting kartonnen dozen. Dat blijken schatkisten – of dozen van pandora? - waaruit allerlei picknicktoebehoren getoverd worden als aanzet voor een idyllisch tafereel. Iemand vindt onschuldige zomerjurkjes en ruitjeshemden. Die trekken ze aan. Even onschuldig klinken de flower power liedjes op hun radio. In de kapotte wieldop worden bloemetjes geplant in wat aarde. Samen op een uitje. Men heeft oog voor elkaar, men knikt elkaar welwillend toe, men is lief, men is behulpzaam. Die ene appel op de fruitschaal gooit Ooms in een verre hoek van het podium.
Het mag niet baten. Geleidelijk aan worden de glimlachjes een honingzoete pose richting publiek. Liefjes als ze nog steeds zijn, weet je dat er iets op til is. Het zit in hun blik, in hun ziel. Er sluipt dezelfde paniek in als bij de uitputtingsslag in het eerste deel. Rond hun deken kijken ze ons gezamenlijk wezenloos aan, ondernemen een poging om hun paradijsje nog even vast te houden. Om de beurt debiteren ze een levenswijsheid. Iemand heeft het over de listen van onze natuur.
Opnieuw loopt het uit de hand, alleen anders. Het begint onschuldig, een per ongeluk omvergelopen jampotje. Iemand vindt de appel waar twee van hen elk langs een kant in bijten. Binnen de kortste keren vliegen bloem, suiker, aarde, bloemen, vruchten en jurkjes in het rond. Het podium een slagveld van verloren basics.
Als ze stilvallen kijken ze ons aan, onzeker. Iemand houdt een bovenmaatse houten lepel vast. Wat wordt het volgende recept voor dystopie, lijken ze ons te vragen. Wat moeten we hiermee? Hun blik staat in mijn ziel geëtst.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz