MadDog Lydia McGlinchey
Of dogs and dread
In ‘MadDog’ by Lydia McGlinchey, a disorienting narrative develops around three beings—Estefanía Álvarez Ramírez, Mate Jonjić and McGlinchey herself—that wrestle with the contemporary crisis of self. They are the products of an ethos of self-realization bent to the relentless machinery of (neo) liberal capitalist performativity, where values are commodities, appearance is identity and thoughts and habits are governed by the invisible hand of the algorithm. (NL vertaling onder)
‘[…] inside there is only darkness and rot. Outside is where all the vital organs lie.’ In this upside-down world, the only path to resistance is through cold (self-)irony. Anti-feminism is feminism, shallow superficiality reveals penetrating depth, horror is joy and heavy metal is lyrical poetry to the mind. ‘I’m a dog’, McGlinchey declares, ‘I prefer being a dog […] I can look up at people and they will tell me I’m cute and that they love me’. The self-conscious naivete reveal a bitter truth about our surreal world, where no-one really believes, no-one really cares, and the hollow persona sinks into a chasm of self-destructive nihilism: ‘When I feel really bad, I like to watch my computer on split screen, on one side of the screen I watch people saving dolphins, on the other side I watch nuclear waste spreading through the ocean’.
Yes, as you might have understood by now, this is a difficult piece. Clocking in at 75 minutes, it’s not for the faint-of-heart.
As the performance begins, it’s immediately clear that we’re entering a world both strange and unsettling. To fully step inside, you must first grasp its peculiar logic—but once you do, expect encounters with terrifying creatures, a gothic-queer-glitch-horror aesthetics, and movements laced with sharp, playful sarcasm. Beneath this uncanny framework pulses a critique of contemporaneity, coming to life through the spoken text, threaded throughout the piece, as essential as an incantation. Yet each line of text is woven with raw physical expression, with gestures that seem to destabilize the very space they inhabit, with movements that feel fragile, uneasy, but alive.
The t
‘MadDog’ gives exactly what its title promises: a dog slipping into madness in a world already unhinged.
Meanwhile, an assortment of objects populate the stage. Each is tinged with a strange familiarity. Even the most mundane, like chairs and tables, are altered: the heavy stainless-steel table is stretched and fragmented in individual planks, the string chairs are cut up and tied in tangled knots, visually echoing the web of knots and ropes hanging from the right side of the stage which is made in collaboration with a textile designer Elena Vloeberghen. This careful attention to the objects suits the theme: talking about the surface quality of objects in a materialistic world.
The three performers—two females and a tall, commanding male presence—interact through their physicality. Despite his height and intensity, the male performer doesn’t dominate; instead, he weaves into the group’s dynamic, subtly part of the ensemble. Like everything on stage, they become tangled with each other, forming tense, static poses that often pulse with a sexual connotation. Pop-cultural references flicker in rapid succession. Here we have hands spread in front of the face like the pale man from ‘Pan’s Labyrinth’, and a scene where the two women crawl on all four, extending a limb here and there, speaking with the intimate confidentiality of vapid ‘Mean Girls’. Yet in the empty space lacking in any safe holding points, they are frightened and lost:
B1: ‘Babe, did you just feel something change?’
B2: ‘Totally, I just realized I’m in a wet space immersed in materials which are turning bad.’
‘MadDog’ gives exactly what its title promises: a dog slipping into madness in a world already unhinged. Yet this dog’s descent isn’t frenzied or hysterical—it’s a slow, calculated descent, a rational response to the desolate chaos surrounding us. The idea of madness as a path to clarity is well-trodden in art. But this dog isn’t simply obedient; beneath its surface lies a mix of vanity, desire, and selfishness. It yearns not just to be loved and petted, but to lead the pack, to be adored. ‘A dog,’ it proclaims, ‘is so much more than a dog; a dog is a mental space, a way of life, a spirituality.’
In the end, the performers finally attempt to ascend the ladder that’s been hanging invitingly, but unused, on the right of the stage. Are they trying to break free? The performers twist and turn in the air, in movements reminiscent of pole dance—a dance both alluring and entrapping. Are they the bitch-dog-Barbie queens of today, perhaps even of our future? They descend back to the ground, the ladder only leads to a dark ceiling.
The horror is disconcertingly familiar. The visceral, object-like bodies—the ‘surfaces’—wade with brutal slowness through a sublime and darkened wasteland, through an atmosphere thick with fear and bewilderment. The setting is phantasmagorical, and frighteningly real.
NL Vertaling: Over honden en afgrijzen
In 'MadDog' van Lydia McGlinchey ontwikkelt zich een desoriënterend verhaal rond drie wezens - Estefanía Álvarez Ramírez, Mate Jonjić en McGlinchey zelf - die worstelen met de hedendaagse crisis van het zelf. Ze zijn het product van een ethos van zelfverwezenlijking dat onderworpen is aan de meedogenloze machinerie van (neo)liberale kapitalistische performativiteit, waarin waarden handelswaar zijn, uiterlijk identiteit is en gedachten en gewoonten worden beheerst door de onzichtbare hand van het algoritme.
Van binnen is er alleen duisternis en rot. Buiten liggen alle vitale organen.' In deze wereld op zijn kop is de enige weg naar verzet koele (zelf)ironie. Anti-feminisme is feminisme, oppervlakkigheid onthult doordringende diepte, horror is vreugde en heavy metal is lyrische poëzie voor de geest. Ik ben een hond”, verklaart McGlinchey, ‘ik ben liever een hond [...] ik kan naar mensen opkijken en ze zullen zeggen dat ik schattig ben en dat ze van me houden’. De zelfbewuste naïviteit onthult een bittere waarheid over onze surrealistische wereld, waar niemand echt gelooft, niemand echt om iemand geeft en het lege karakter wegzinkt in een afgrond van zelfdestructief nihilisme: “Als ik me echt slecht voel, kijk ik graag naar mijn computer op een gesplitst scherm, aan de ene kant van het scherm zie ik mensen dolfijnen redden, aan de andere kant zie ik nucleair afval zich door de oceaan verspreiden”.
Zoals je inmiddels wel begrepen zult hebben, is dit een moeilijk stuk. Met een duur van 75 minuten is het niet voor watjes.
Als de voorstelling begint, is meteen duidelijk dat we een wereld binnengaan die zowel vreemd als verontrustend is. Om er volledig binnen te treden, moet je eerst de eigenaardige logica ervan begrijpen - maar als je dat eenmaal doet, verwacht dan ontmoetingen met angstaanjagende wezens, een gothic-queer-glitch-horror esthetiek en bewegingen doorspekt met scherp, speels sarcasme. Onder dit griezelige kader pulseert een kritiek op de huidige tijd, die tot leven komt door de gesproken tekst die als een bezwering door het hele stuk is geregen. Toch is elke regel tekst verweven met rauwe fysieke expressie, met gebaren die de ruimte waarin ze zich bevinden lijken te destabiliseren, met bewegingen die fragiel, ongemakkelijk, maar levend aanvoelen.
De drie schijnbaar saaie wezens navigeren door een verwrongen, vervormde narratieve en scenische ruimte. De dramaturgie houdt een constant ritme aan door de opeenvolging van scènes, zodat zelfs als de verbanden ons ontgaan, hun verbeelding onze aandacht vasthoudt gedurende dat ruime uur. De bewegingen van de acteurs zijn tergend langzaam en grillig, ledematen worden in scherpe, hoekige posities gehouden die elke vloeiendheid weerstaan. De voorstelling opent met de spookachtige zang van McGlinchey - een zachte, melancholische blues, engelachtig en droevig. De sereniteit valt al snel weg als haar stem overgaat in keelklanken, gebroken klanken. Deze dunne, schorre tonen hebben iets weg van de death growl van metalmuziek, maar dan zonder gebrul: ze blijven dun en breekbaar, als gefluister van een schorre keel. Het is ronduit lelijk, maar het snijdt met indringende kracht door de melodieuze muziek heen. De soundscape overspoelt de ruimte niet alleen met versterkers maar ook met de live gitaar van Iris Therasse die heavy metal riffs combineert met progressieve, spiralende akkoorden.
'MadDog' geeft precies wat de titel belooft: een hond die afglijdt naar waanzin in een ontregelde wereld.
Ondertussen bevolkt een assortiment objecten het podium. Elk object heeft een zweem van vertrouwdheid. Zelfs de meest alledaagse voorwerpen, zoals stoelen en tafels, worden veranderd: de zware roestvrijstalen tafel werden uitgerokken en versplinterd in afzonderlijke planken, de stringstoelen werden verknipt en in kluwen geknoopt, als een visuele echo van het web van knopen en touwen dat rechts van het podium hangt en gemaakt werd in samenwerking met textielontwerpster Elena Vloeberghen. Deze zorgvuldige aandacht voor de objecten past bij het thema: praten over de oppervlaktekwaliteit van objecten in een materialistische wereld.
De drie performers - twee vrouwen en een lange, dominante man - interageren door hun fysieke aanwezigheid. Ondanks zijn lengte en intensiteit domineert de mannelijke performer niet; in plaats daarvan voegt hij zich naar de dynamiek van de groep, als een subtiel deel van het ensemble. Zoals alles op het podium raken ze met elkaar verstrengeld en vormen ze gespannen, statische poses die vaak pulseren met een seksuele connotatie. Popcultuur referenties flikkeren in hoog tempo op. Hier hebben we handen gespreid voor het gezicht als de bleke man uit 'Pan's Labyrinth', en een scène waarin de twee vrouwen op handen en voeten kruipen, hier en daar een ledemaat uitstrekkend, pratend met de intieme vertrouwelijkheid van flauwe 'Mean Girls'. Maar in de lege ruimte zonder veilige houvast zijn ze bang en verdwaald:
B1: 'Schat, voelde je net dat er iets veranderde?'
B2: 'Helemaal, ik realiseer me net dat ik in een natte ruimte ben ondergedompeld in materialen die slecht worden.'
'MadDog' geeft precies wat de titel belooft: een hond die afglijdt naar waanzin in een ontregelde wereld. Toch is de afdaling van deze hond niet uitzinnig of hysterisch - het is een langzame, berekende afdaling, een rationeel antwoord op de desolate chaos om ons heen. Het idee van waanzin als een pad naar helderheid is al veelvuldig gebruikt in de kunst. Maar deze hond is niet gewoon gehoorzaam; onder zijn oppervlak schuilt een mix van ijdelheid, verlangen en egoïsme. Hij verlangt er niet alleen naar om geliefd en geaaid te worden, maar om de roedel te leiden, om aanbeden te worden. 'Een hond', verkondigt hij, is zoveel meer dan een hond; een hond is een mentale ruimte, een manier van leven, een spiritualiteit.'
Uiteindelijk proberen de performers de ladder te beklimmen die uitnodigend, maar ongebruikt, rechts van het podium hangt. Proberen ze zich te bevrijden? De performers draaien en keren in de lucht, met bewegingen die doen denken aan paaldansen - een dans die zowel verleidelijk als beknellend is. Zijn zij de bitch-dog-Barbie-koninginnen van vandaag, misschien zelfs van onze toekomst? Ze dalen weer af naar de grond, de ladder leidt alleen maar naar een donker plafond.
De horror is onthutsend bekend. De viscerale, objectachtige lichamen - de 'oppervlakken' - waden met brute traagheid door een sublieme en verduisterde woestenij, door een atmosfeer dik van angst en verbijstering. De setting is fantasmagorisch en angstaanjagend echt.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz