Dans

Hyena Hyena Marc Vanrunxt - Kunst/Werk

Choreograferen: bundelen, uitpuren en dan reiken, zo ver als mogelijk, in tijd en ruimte

Geen gepolitiseerde lichamen, geen trendgevoelige boodschappen – in ‘Hyena Hyena’ doet choreograaf Marc Vanrunxt waar hij goed in is: hij legt zijn oor te luisteren vanuit een welhaast kosmisch perspectief om de verhoudingen tussen beweging, tijd en ruimte bloot te leggen. In de sobere blackbox van het corso-podium stutten spannende soundtracks en lichtplannen drie geweldige dansers - Robson Ledesma, Nathan Ooms en Igor Shyshko – om gaandeweg meer prijs te geven van zichzelf, als danser en als mens. 

Uitgelicht door Lieve Dierckx
Hyena Hyena
Lieve Dierckx Corso, Berchem Antwerpen meer info download PDF
30 april 2023

Verspreid op het witte speelvlak liggen drie zilveren doeken klaar, elk in een lange wrong. Uit vier grote ronde lampen vooraan in het podiumgrid valt helwit licht neer tot in de zaal.   Als de dansers hun intrede doen van achter de zwarte dubbele deur aan de zijkant van het podium, in witte shorts en roze of beige shirts, plooien ze zich naar de muziek. Een klankweefsel van Ruth Anderson - ‘I Come Out of Your Sleep’ - dat alles openlaat: kosmisch, dystopisch, apocalyptisch. Tijdloos of van een oeroude wiskundige orde. De performers stellen zich ingetogen op tegenover de zwarte wanden en de drie asymmetrisch geplaatste spiegels achteraan, als neutrale lichamen in de ruimte, liggend, zittend, of staand.

Vervolgens verglijden de dansers in opeenvolgende poses. Ik zie verstilde, soms verwrongen halfgoden of archetypes uit een ver verleden. Er zit een traagheid in hun verplaatsingen. Hun meditatieve modus wrikt aan onze bereidheid om in te tunen op een andere tijdsbeleving. We krijgen de tijd om binnen te komen in hun universum. Later sluipt in de soundscape een hartslag binnen, dan volslagen stilte waarin we de adem van de dansers horen. Er komt ruimte voor een ander soort aanwezigheid.

Al meer dan veertig jaar is Marc Vanrunxt bezig met zijn kunst: in ‘Hyena Hyena’ zien we de hand van een meester-vakman. De titel refereert naar Hyena, de naam die hij tussen 1984 en 2001 aan zijn organisatie gaf. Vooral was ‘Hyena’ ook de titel van een eerdere voorstelling uit 1985 voor het legendarische Klapstuk-festival in Leuven. Maar de nieuwe voorstelling is er geen remake van, waarschuwt de choreograaf ons in de programmatekst.

Dat kunnen we met eigen ogen vaststellen in een kleine studio bij Corso waar ter inleiding (of als afsluiter) een loop van videofragmenten uit de voorstelling draait. In ‘Hyena’ was het symbolisme uit de beeldende kunsten een inspiratiebron –  dat van Fernand Khnopff, in punk-modus dan. Daarmee ging Vanrunxt dwars in tegen de toen heersende trends in de postmoderne dans zoals die nog heette. Op de zwart wit beelden een plastic zwaan zwemband waaruit witte sneeuw valt om het middel van danser Eric Raeves, een opgebaarde Marc Vanrunxt tussen witte lelies. Op de soundscape een track van Thierry Genicot met huilende hyena’s en muziek van Siouxsie and the Banshees uit hun toenmalige post-punk lp ‘Hyæna’. Prachtig toch om de soevereine, dwarsige drive te herkennen in het dansende lichaam van de toen 25-jarige Vanrunxt – met naast hem Linda Swaab en Eric Raeves.

Geen remake dus, maar doorheen de jaren is uit zijn voorstellingen wel een fijnmazig weefsel ontstaan van echo’s, geheugen en herinnering, van opnieuw beginnen en hergebruik. Niets gaat verloren, zo ook in ‘Hyena Hyena’. Dat begint hoogst prozaïsch bij de witte vloer van beschermfolie uit de bouw industrie. Ik herken hem uit ‘Pink & Orange’ (2021). Daarnaast zijn er de zilveren doeken, lange handschoenen en spiegels - scenografische objecten die regelmatig weerkeren in zijn voorstellingen.

De energie zo hoog, zo ver en zo weids mogelijk de ruimte in sturen

Herkenbaar zijn ook de ‘lichamen als sokkels’, waarover Myriam Van Imschoot al in 1997 schreef in een eerste uitgebreide terugblik op het oeuvre van Marc Vanrunxt voor het ‘Kritisch Theater Lexicon’: ‘hoge torens op een stevig fundament, volgens het bouwprincipe van een neogothische kathedraal’. Dansen voor Marc Vanrunxt is richting geven, de energie zo hoog, zo ver en zo weids mogelijk de ruimte in sturen, in organische spiraalbewegingen vanuit de torso naar de armen. Zo zag ik het bij open toonmomenten tijdens zijn lessen aan studenten (KASK-Drama, PARTS) of tijdens repetities met de dansers.

Maar waar eerdere voorstellingen vaak hevig clashen in bewegingsmateriaal of muziek van het ene deel naar het andere - een Krzysztof Penderecki naast punk en Bowie, barokcomponist Jean-Baptiste Lully naast de Pet Shop Boys – verlopen in deze ‘Hyena Hyena’ de overgangen meer organisch, van weidse en grootse aanwezigheid naar een kern van diepe menselijkheid.

Dat menselijke van het danslichaam is iets wat de choreograaf doorheen de jaren uitdiepte. Zeker vanaf 1997 toen hij - beginnend met Marie De Corte in ‘Mijn solo voor Marie (Vernietigd)’ - op het lijf van dansers begon te schrijven, vaak op hun specifieke vraag, zoekend naar de eigenheid van hun lichaam en naar hun specifieke présence. In ‘Hyena Hyena’ lijkt die zoektocht an sich geformaliseerd. We zien een vierledige compositie van soundtracks en lichtplannen (Stef Alleweireldt) als evenveel gefaseerde aanzetten voor de performers om zich niet alleen als danser, maak ook als mens bloot te geven.

Na het tijdloze ‘I Come Out of Your Sleep’ uit het eerste deel komen taal en namen tot leven. In ‘A piece of names’, een  compositie van Els Mondelaers voor deze voorstelling in samenwerking met Dyane Donck zindert het gebeier van zware kerkklokken als een aankondiging tot diep in het bot. Op een weefsel van stemlagen horen we gefluisterd en in zuchten de namen van de dansers en de titel van de voorstelling, als bezwerende mantra’s: Ooms…, Shyshko… Robson… Hyena… Hyena… Later volgt het geluid van een tikkende wekker op de achtergrond: de chronos van mensentijd komt op gang.

Op het podium nemen de performers de handschoen op. Dat doen ze letterlijk: ze schoeien handen en armen in de oksellange gele, oranje en groene paren die naast het speelvlak lagen. Ze gaan een spel van positionering en reflectie aan met de spiegels, tegenover elkaar en het publiek. Je kan zeggen: een oude truc, met allerlei theorieën eromheen over identiteit, kijken en bekeken worden. Hier voelt de ingreep  heel fris en direct aan, door spannende verschuivingen in de opstellingen. Intussen gaat de resonantie tussen dansers en soundtrack zo juist zitten dat ze ontroert. Aanvankelijk is de sfeer nog dromerig, maar dan gaat een van hen sneller stappen en komt hun armenwerk goed op gang. De dansers gaan ervoor. Igor Shyshko maakt enkele perfect getimede sprongen rond zijn eigen as. Er ontstaat ruimte voor dans. Vanaf nu wordt ook het stamina van de dansers op de proef gesteld.

Een primitieve vitaliteit die zich van normen niets aantrekt

Dan verandert alweer het licht en de sfeer : 14 vierkante, getande spots lichten op, rechts in het grid terwijl een omineuze elektronische soundtrack, ‘Aqua Regis’ van Coil uit ja, 1985 stroomstoten door de ruimte en de lijven van de dansers jaagt. Shyshko maakt zijn haar los, er staat iets te gebeuren.  De dansers gaan in battle-mode,  terwijl ze elkaar observeren vanaf de zijlijn. Opnieuw ontstaan magische momenten. Robson Ledesma die uit het dansante bewegingsmateriaal lijkt te zullen breken, net geen grens overschrijdt naar iets onbenoembaars, een primitieve vitaliteit die zich van normen niets aantrekt. De ruimte warmt op. Shyshko stampt op de grond en slaakt een kreet. We worden meegezogen in een stuwende bewegingsvortex.

In een laatste fase, onder blauw licht, zullen ze zich binnenste buiten keren. De muziek - ‘Deep Inside You’ - vraagt om een intieme sensualiteit. De componist van de track, Patrick Cowley, stierf in 1982, op zijn tweeëndertigste, als een vroeg slachtoffer van aids.

Tegen de achtermuur waar ze enkele minuten uitgeteld tegenaan hangen trekken de performers een coming out op gang, een organische catwalk van voortgang en terugwijken richting publiek, elk op eigen tempo. Je ziet hen in zichzelf keren, kijken hoe diep ze willen gaan, hoever ze zich bloot zullen geven. Want dat doen ze: ze geven een intieme taal vrij.

De zilveren doeken helpen in hun spel van verschijnen en verdwijnen. Nathan Ooms posteert zich als een pin-up tegen de muur, wikkelt het doek om zijn heupen, pakt onderweg een cool ritme dat hij aanhoudt tot hij als eerste vooraan staat - het zilveren doek losjes achter hem aan. Igor Shyshko toont de moeite die hij heeft: wikkelt zich van kop tot teen in zilver, en zal ergens onderweg blijven steken, met zijn rug naar ons toe. Robson vindt het heupenwerk en de moeiteloze tijgerkracht van zijn Braziliaanse roots, en loopt souverein cirkelend naar voren met het doek over zijn schouder gedrapeerd. Hij blijft als laatste ons aankijken.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login