Usher Claude debussy / Annelies Van Parys
Debussy herrezen uit het graf
Claude Debussy’s project voor een opera rond Edgar Allan Poe’ s kortverhaal ‘The Fall of the House of Usher’ raakte nooit voltooid. Het bleef bij 20 minuten muziek. Toch presenteren Muziektheater Transparant en OB Vlaanderen nu onder de titel ‘Usher’ een volwaardige opera op dat thema. Annelies van Parys vulde Debussy’s partituur immers aan met nieuwe muziek er perfect bij aansluit. De regie van Philippe Quesne en het nieuwe libretto van Gaea Schoeters overtuigen echter niet helemaal.

Edgar Allan Poe’ s kortverhaal ‘The Fall of the
House of Usher vertelt het verhaal an Roderick en Madeline, de laatste telgen
van het geslacht Usher. In de loop van het verhaal blijkt dat ze een tweeling
zijn, met daarbovenop de suggestie van een incestueuze relatie. Dan sterft
Madeline. Daar heeft het alle schijn van althans, maar het bloedstollende einde
van het verhaal blikt dat ze levend begraven was. Op dat ogenblik scheurt het
huis in twee en stort in. Zo gaat het geslacht Usher plastisch en concreet ten
onder.
Claude Debussy vond het een ideaal onderwerp
voor een korte opera. Omdat Poe maar weinig dialogen weergeeft en er ook
slechts drie personages zijn, voorzag hij extra tekst en voegde hij een dokter
toe aan het verhaal. Het project bleef echter onaf. Annelies Van Parys Van
Parys, die gefascineerd is door Debussy,
besloot om op basis van diens materiaal de partituur te completeren. Het is
verbazend hoe haar muzikale bijdrage zich rond
de muziek van Debussy slingert. De kameropera die er het resultaat van
is staat over de hele lijn op het peil
van het Debussy’ s fragment. Geen kleine verdienste.
Vooral her orkestrale deel overtuigt sterk.
Het orkest is rijk, gedetailleerd, laat verschillende instrumenten goed aan bod
komen. Ik heb wel wat bezwaren tegen de gezongen partijen. Daar zit wat te
weinig variatie in. Vanaf de eerste repliek hebben we een gespannen parlando,
dat weinig ontwikkeling vertoont. De opera wordt daardoor een opeenvolging van
momenten voor ofwel stem, ofwel orkest. Daardoor ontbreekt een grote boog.
Het verhaal zelf blijft trouw aan Poe, op de
grotere rol van de dokter na dan. Hij zou een griezelige aanwezigheid moeten zijn.
Zijn monoloog op het einde van het verhaal trekt het gegeven naar de wereld van
vandaag. Maar librettist Gaea Schoeters komt daarbij niet verder dan een paar modieuze
uitspraken. De bescherming door een man wordt als een soort misdaad geduid. De vrouw ontworstelt zich op het einde aan het
mannelijk gezag.
Het is een wending die niet organisch aansluit
bij het gegeven van Poe, en klinkt als een nogal slappe uiting van hedendaags feminisme.
Iets bezwaarlijker is dat Schoeters de dokter laat beweren dat geneeskunde
teert op angst en hij daardoor macht over mensen kan uitoefenen. Op zich is het
al een nogal ongenuanceerd statement, maar in de huidige coronacrisis, waarin
veel domme of zelfs ronduit gevaarlijke uitspraken circuleren, klinkt dat toch
als een valse noot.
Qua regie is deze kleine opera van Transparant
en OB Vlaanderen minder overtuigend. Het belangrijkste verwijt treft de Franse regisseur
Quesne. Zijn spierwit decor straalt geen enkele dreiging uit. De zangers, die
toch al mooie prestaties op hun conto hebben staan bij andere producties van OB
Vlaanderen, ontbreekt het hier sterk aan een goede leiding. Ze geven het beste
van zichzelf als zanger, maar als het op acteren aankomt is het behelpen
geblazen. De zwakste schakel is de dokter van Daniel Arnaldos – houterig en
zonder uitstraling als acteur. Dat doet het griezelige van zijn personage volledig
teniet.
Als het op zingen aankomt is deze kleine groep jonge vertolkers wel opgewassen tegen zijn moeilijke muzikale taak. De meeste indruk maakt de Zweeds sopraan Alexandre Büchel in de rol van Lady Madeline. Zij krijgt ook de mooiste muziek. Die wordt met veel inzet en precisie gedirigeerd door de Zweedse Marit Strindlund.
Zo is deze opvoering van ‘Usher’ een half
succes. Hopelijk krijgt het stuk later nog kansen, zodat de echte kwaliteiten volledig
aan het licht kunnen komen. Misschien dat we dan toch nog echt huiveren, zoals
het hoort bij Edgar Allen Poe.