Sur le plateau, deux micros sur pied et, en arrière-plan, une pile de huit couvertures rouges pliées. Bien que la scène soit éclairée quasiment à plein feu, elle est vide. L'atmosphère est brute, sans artifice, et donne le ton du spectacle à venir.

Après plusieurs longues minutes, une personne vêtue d'une tenue de tous les jours - jean, manteau et chaussures - descend des gradins du public et monte sur scène pour se déshabiller jusqu'aux sous-vêtements et se mettre une couverture sur le dos. Elle est suivie d'une deuxième, d'une troisième et ainsi de suite jusqu'à la huitième personne.

Cette mise en scène met tout autant à nu la représentation théâtrale en incarnant l'expression elle-même, c'est-à-dire en révélant, au sens figuré, sa vulnérabilité et celle de ses acteurs.

Ces hommes et ces femmes, tous en sous-vêtements sous leurs couvertures rouges, se présentent à nous. Libérés de cette enveloppe textile, symbole de leur identité sociale, leurs corps se métamorphosent. Ils se dévisagent, s'approchent prudemment, se reniflent, s'inspectent en se contorsionnant comme des animaux et laissent tomber leurs couvertures une fois que le danger semble s'être dissipé.

Ils transforment leurs postures tout au long du spectacle : corps habiles d'animaux, corps meurtris de pensionnaires d'asile, corps aguerris de danseurs de vidéoclips, corps immobilisés de bébés couchés sur le ventre. Ils emploient ce matériau corporel dans des contextes variés: actions théâtrales, chansons, gémissements et claquements de dents, mouvements saccadés chorégraphiés à l'unisson, sketchs comiques, poses de défilés de mode ou punchlines scandées de chansons pop.

Ce duo d'une douceur absolue avec l'une de ces âmes solitaires, dans cette lumière crue,  provoque une émotion d'une puissance inouïe.

La prolifération de gestes, d'images et de situations sans contexte unificateur est déconcertante. Il en résulte une certaine lassitude au fil des 90 minutes, notre esprit devant changer de logiciel aussi rapidement que les danseurs changent de peau. C'est comme si nous étions pris dans une scène de 'défilement infini' (cf. l'ingénieur américain Aza Raskin, créateur de l’infinite scrolling sur les réseaux sociaux) dans un smart theater et que les artistes affichaient automatiquement de nouveaux contenus sans que nous n’ayons eu le temps de les assimiler.

Et pourtant, ils portent l'histoire de cette pièce avec beaucoup de considération et avec la prestance de la maturité, malgré la lumière agressive et radicale qui ne fait rien pour romancer leurs corps.

L' une des dernières scènes, celle qui nous emporte émotionnellement, celle qui clôt la pièce si l'on peut dire, est le retour au calme où tous les interprètes avec leurs couvertures sur le dos, comme au début de la pièce, font face au public, et où l'un d'entre eux nous demande de lever la main droite. Nous le faisons tous, puis il ajoute : "Qui veut danser avec moi?". Notre consentement est mignonnement demandé avant que la question ne soit posée, de sorte que nous acceptons tous implicitement de devenir son partenaire.

Bien que personne n'ait finalement été désigné et que la proposition ait eu l'air d'une blague, surprise, une jeune spectatrice monte sur scène de son plein gré. Très délicatement, elle s'enroule dans les bras du danseur sous sa couverture et ils dansent un slow sur une reprise de 'Nothing Compares 2 U' par Jimmy Scott. 

Après tant de gesticulations loufoques et souvent interminables, ce duo d'une douceur absolue avec l'une de ces âmes solitaires, dans cette lumière crue,  provoque une émotion d'une puissance inouïe.

Hélas, vers la fin de la chanson, on le voit lui expliquer comment terminer la scène. Il l’accompagne alors jusqu'au bord du plateau pour qu'elle puisse retourner dans le public. Cet élan émotionnel, qui commençait à prendre forme et à donner un sens à tout ce qui avait précédé, est alors brusquement interrompu.

La performance se termine, les danseurs retournent en fond de scène pour se rhabiller, comme ils s'étaient déshabillés au début du spectacle, et regagnent leurs places dans la salle, nous laissant face au plateau vide. Nous applaudissons alors une scène déserte qui n'a plus tout à fait la même saveur qu'au début, mais qui reste néanmoins chargée de sensations douces-amères.

À quoi ressemblait ‘Out of context- for Pina' avec des artistes trentenaires ? De quoi nous souvenons-nous du monde d'il y a 13 ans ? Comment l'expérience apporte-t-elle de la valeur ? Comment notre discours peut-il continuer d'exister ? Comment le public évolue-t-il ? L'art vivant peut-il perdurer ? Telles sont les questions qui retiennent mon attention dans cette reprise, plus que les chemins chorégraphiques empruntés.

'Out of context - for Pina' van Alain Platel was voor het eerst te zien in Brussel op 13 januari 2010, en keert er nu, 13 jaar en een wereldwijde tournee later, terug. Afgezien van de intrinsieke kwaliteiten van de choreografie is de belangrijkste inzet van het stuk dat het nog steeds gedanst wordt door de originele cast. Het roept de vraag op of je een choreografisch werk dat per definitie vluchtig is, kunt actualiseren en bestendigen via zijn meest actuele factor: het lichaam van de performer in zijn onmiddellijke relatie met het publiek.

Op het podium staan twee microfoons op statieven. Achteraan ligt een stapel van acht opgevouwen rode dekens. Het podium is tot in de nok gevuld met licht, maar verder volkomen leeg. Die sobere sfeer zonder plaats voor kunstgrepen zet de toon voor de voorstelling. 

Na een paar lange minuten klimt een vrouw in een alledaagse outfit - spijkerbroek, jas en schoenen - vanaf de tribune het podium op. Ze kleedt zich uit tot op haar ondergoed en drapeert een deken over haar rug. Er volgt een tweede, een derde tot en met achtste persoon. 

Wat we hier zien is een artistieke visie op enscenering. Platel legt de theatrale representatie bloot via lichamen die zowel de kwetsbaarheid van het theater als van haar spelers onthullen.

Deze mannen en vrouwen, in hun ondergoed onder hun rode dekens, tonen zich aan  ons in al hun naaktheid. Zonder de kledij die hen sociaal bepaalt gaan ze door een metamorfose. Ze staren elkaar aan, benaderen elkaar voorzichtig, besnuffelen elkaar, inspecteren elkaar als dieren. Zodra het gevaar geweken lijkt, laten ze hun dekens vallen. 

Vanaf dan zullen ze de hele voorstelling lang telkens wisselende houdingen aannemen: we zien soepele dierenlichamen, gekneusde lichamen van mensen in een gekkenhuis, geharde lichamen van clubdansers, geïmmobiliseerde baby's op hun buik. De materie die ze uit hun lichamen boetseren plaatsen ze in verschillende contexten: theatrale acties, liedjes, gejammer en tandengeklapper, unisono gechoreografeerde schokkerige bewegingen, komische sketches, poses uit modeshows of in gezongen punchlines van popsongs. 

Maar hun wildgroei aan gebaren, beelden en situaties zonder duidelijke samenhang werkt ontregelend. Vermoeiend is het ook om aan hun tempo anderhalf uur lang telkens de mentale klik te maken bij elk van hun vervellingen. Het is alsof we gevangen zitten in een infinite scrolling (naar de Amerikaanse ingenieur Aza Raskin, bedenker van de term voor ons scroll-gedrag op sociale media) in een smart theater waar de performers telkens nieuwe inhoud bieden zonder dat we de kans krijgen om het vorige te assimileren.

In een van de laatste scènes - de scène die ons emotioneel over de streep trekt, de scène ook die de voorstelling als het ware afsluit – keert de rust terug. Alle performers kijken dan naar het publiek, met hun dekens over hun rug net als bij het begin van de voorstelling. Een van hen vraagt ons om onze rechterhand op te steken. We doen het, allemaal, waarna hij toevoegt: "Wie wil er met me dansen?". Door de volgorde van zijn vragen ingenieus om te keren, maakt hij van ons allemaal zijn onbewuste partners. 

Hoewel hij uiteindelijk niemand uitkiest en het voorstel dus een grapje leek, komt er, surprise, surprise, een jonge toeschouwster uit vrije wil het podium op. Heel zachtjes wikkelt ze zich in de armen en onder het deken van de danser en samen dansen ze een slow op een cover van Jimmy Scott's 'Nothing Compares 2 U'. Na zoveel gekke en vaak uitzichtloze gestiek creëert dit heel zachte duet met een van de eenzame zielen op het podium een bijzonder krachtig beeld onder het harde licht. 

Jammer dat hij het nodig vindt om haar tegen het einde van het nummer te gaan uitleggen hoe ze de scène best beëindigt. Hij begeleidt haar naar de rand van het podium, terug naar het publiek. Zo breekt abrupt een moment af waarin iets van een betekenis begon door te schemeren, weg van de voorgaande rollercaster.  

De voorstelling eindigt als de dansers terugkeren naar de verste kant van het podium om er zich aan te kleden zoals ze zich voordien hadden uitgekleed. Daarna lopen ze opnieuw de zaal in, zetten zich op hun stoelen en laten ons achter met een leeg podium. We applaudisseren voor deze leegte die niet helemaal dezelfde smaak meer heeft als aan het begin: wat nableef is bitterzoete emotie.

Hoe zag 'Out of context - for Pina' eruit toen de artiesten jonger waren? Wat herinneren we ons van de wereld van 13 jaar geleden? Hoe voegt ervaring waarde toe? Hoe kan ons discours blijven bestaan? Hoe verandert het publiek? Kan levende kunst blijven bestaan? Dat zijn de vragen die in mijn hoofd blijven spelen na deze heropvoering, eerder dan het choreografisch pad dat de voorstelling bewandelt.