Amours aveugles Rosalba Torres Guerrero & Koen Augustijnen/Siamese Cie
Barokke pathetiek
Opera’s wemelen van de ongelukkige liefdes. Mannen die vrouwen ongewild kwellen en zelfs doden. ‘Amours aveugles’, een choreografie van Koen Augustijnen en Rosalba Torres Guerrero verbeeldt twee zo’n werken van barokcomponist Claudio Monteverdi. Wat je ervan onthoudt is echter niet de dans van Torres en Elie Tass als twee onfortuinlijke geliefden, wel de briljante arrangementen voor twee accordeons van Philippe Thuriot en Gwen Cresens en de zwierige zangvertolking door Liesbeth Devos en Ed Lyon.
Van hoog boven de podiumvloer werpt een felle spot een driehoekige, uiterst smalle lichtbundel naar de vloer van het podium. Daar landt ze als een brede streep wit licht. Zes performers, de buitenste met een accordeon, lijken gevangen in dat licht. Ze kijken ons ernstig en onbewogen aan, maar als de lichtbundel naar voren kantelt stappen ze met vaste tred mee op het publiek toe. Dat plechtige moment krijgt echter een vrolijke toets als het driehoekige lichtvlak om zijn as begint te draaien, en de performers volgen, als de wijzers van een klok.
‘Amours aveugles’ neemt zo heel slim een aanloop naar twee barokopera’s van Claudio Monteverdi die volgen. Met slechts één (weliswaar erg gesofisticeerde) spot ontstaat hier een verbluffend, barok beeldeffect. De vreemde, brommerige tonen van de accordeons - een voorsmaakje van de rijke klank die Philippe Thuriot en Gwen Cresens in het komende uur uit hun instrumenten zullen halen – prikkelen de verbeelding nog meer. De spelers hebben meteen al je aandacht.
Zonder verder dralen pakt het ensemble daarna ‘L’ Orfeo’ aan. Dat meldt het tekstbord achter op het podium toch, maar een ‘best of’ uit Claudio Monteverdi’s meesterwerk is dit niet. Op aangeven van Christina Pluhar van barokensemble L’ Arpegiata, met wie Augustijnen en Torres Guerrero eerder al de mythe ensceneerden plukten ze ook aria’s uit het oeuvre van minder bekende tijdgenoten van Monteverdi als Stefano Landi, Luigi Rossi, Girolamo Frescobaldi, Marco Uccelini en Antonio Sartorio.
Dat de muziek niet direct bekend in de oren klinkt kan de pret niet drukken, alleen al omdat het hier gaat om een arrangement van deze barokmuziek voor twee accordeons (en een mondharmonica) door Philippe Thuriot en Gwen Cresens. Die zijn niet aan hun proefstuk toe: in 1995 maakten ze samen al deel uit van de tienkoppige groep accordeonisten die ‘Hark!’ creëerden, Dick van der Harst bewerking voor tien (10!) accordeon van muziek van de Engelse barokcomponist Henry Purcell. ‘Hark!’ was ook de score van ‘La Tristeza Complice’ van Alain Platel, een baanbrekende coproductie van Het Muziek LOD en Les Ballets C. de la B. Ik luister nog steeds met plezier naar die cd.
‘Amours aveugles’ bewijst echter dat Thuriot en Cresens zich sindsdien fors ontwikkelden als arrangeurs-componisten. Hun accordeons zijn hier geen ‘piano van de armen’, maar een rijk kamerorkest. En meer dan dat. In de bruggetjes de ze leggen tussen de opeenvolgende aria’s smokkelen ze ook al eens de sound van een rockband of een experimenteel ensemble binnen – zoals de curieuze brommerige tonen waarmee het stuk opende.
Die sound geeft sopraan Liesbeth Devos en de tenor Ed Lyon vleugels. Vanaf hun eerste samenzang, als Orfeus en Eurydike – die dan nog levend en wel hun liefde vieren - palmen zij het podium in door hun levendige, theatrale vertolking. Ook hier is de opzet van de voorstelling slim: de zang wordt licht versterkt zodat de zangers alle energie in expressie en nuance kunnen steken, zonder zich al te veel te bekommeren om klankprojectie of volume. Ze leven zich dan ook met zichtbaar genoegen in hun personages in. Ze dansen zelfs mee met Torres Guerrera en Tass van zodra die zich in het spel mengen. De uitbundige kostuums van Eleni Eliada Damiano, zoals de haast opzichtige rode splitjurk van Devos, vergroten hun schittering nog uit.
De uitstekende (en goed leesbare) simultaanvertaling van de teksten wijst erop dat de makers expliciet willen dat je het drama volgt. De dans van Rosalba Torres Guerrero en Elie Tass speelt dan ook, dat blijkt haast meteen, vooral in op het drama van de tekst. De muziek kleurt de danservaring, maar stuurt ze niet, soms zelfs niet qua ritme. De dans zet al zijn kaarten in op de expressie van de stormachtige gevoelens van de personages als ze geconfronteerd worden met de plotse dood van Eurydice.
Dans wordt hier een vorm van mime, illustratie, eerder dan een vorm met zijn eigen logica en kracht, naast die van de muziek.
Dat blijkt dan weer geen erg slimme keuze. Dans kan sowieso al moeilijk optornen tegen de gecombineerde kracht van sterke, beeldende zangvertolkingen en muziek die zoet in je oor binnendringt. Als daar geen sterke structuur choreografische structuur tegenover staat – en die ontbreekt hier totaal - moet ze overtuigen door de gebarentaal. Dans wordt dan een vorm van mime, illustratie, eerder dan een vorm met zijn eigen logica en kracht, naast die van de muziek.
Of dat ‘werkt’ hangt dan uitsluitend af van de kijker, van wat die daarbij ervaart of herkent, van smaak en aanvoelen. Hoe je in gebaren omzet wat Orfeus en Eurydice doorstaan is immers arbitrair: het kan op wel honderd manieren. Torres Guerrera en Tass kiezen hier voor het pathetische, grote gebaar. Kronkelende lichamen, dramatische blikken, heftig tegen elkaar aanstotende lijven. Beelden die suggereren dat de dansers het allemaal zelf ter plekke beleven, zo grillig is het. Dat is een merkwaardig ouderwetse vorm, die volkomen voorbij gaat aan het gegeven dat dit theater is, en dus kunstmatig. Het wringt echter ook met de vormelijkheid van de barokmuziek en de oude teksten, die de muzikanten en zangers net wel, op een heerlijke manier, naar vandaag vertalen.
Dat verandert niet als de ‘Il Combattimento di Tancredi e Clorinda’, een mini-opera van Monteverdi aan de beurt is. Dat werk kent een merkwaardige plot. Tijdens de kruistochten raakt de Westerse edelman Tancredi verliefd op de Saraceense prinses Clorinda. Een onmogelijke relatie uiteraard. Clorinda is echter geen braaf meisje. Ze trekt mee ten strijde tegen de kruisvaarders en komt zo, zonder dat één van beidenhet beseft, tegenover Tancredi te staan. In een strijd op leven en dood delft ze uiteindelijk het onderspit, waarna Tancredi beseft dat hij zijn geliefde over de kling joeg. Daar zit zeker stof in voor een spannende lezing, maar de dans tapt hier uit hetzelfde vaatje als in ‘L’ Orfeo’. Dat is op het irritante af teleurstellend.
Aan de kostuums van de zanger kon ik in dit deel overigens geen touw vastknopen. Ed Lyon duikt hier op in een pak dat een kruising is tussen een glitterkostuum van Elvis Presley en een smoking. Devos daarentegen kreeg een woestijntuniek aangemeten. Torres Guerrero verschijnt dan weer in een woest pluimenkleed dat haar schouders bloot laat, terwijl Tass als een mannetjeputter slechts een lendendoek omheeft. Hoogst bizar allemaal.
Toch redden ook dan de zangers en accordeonisten de zaak. Moeiteloos zelfs. Het is een avond die ik niet licht zal vergeten. Maar helaas niet omwille van de dans of de (virtueel afwezige) choreografie.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz