'Combattimento: The Black Swan Theory Sylvia Costa / Sébastien Daucé
Klagen in de tijd van Claudio Monteverdi
Regisseur Sylvia Costa en dirigent Sébastien Daucé grasduinden in het oeuvre van Claudio Monteverdi en tijdgenoten, op zoek naar mooie klaagzangen. Uitgangspunt was het bekende ‘Combattimento di Tancredi e Clorinda’ (1638) , het verhaal van een kruisvaarder die in een gevecht de Ottomaanse vrouw doodt waar hij verliefd op is. 'Combattimento: The Black Swan Theory’ is het resultaat. Het ging in première op het Festival van Aix. Je doet er boeiende muzikale ontdekkingen: wie kent de muziek van Buonamente, Massaino of Merula? Theatraal is dit helaas ondermaats werk.

De idee van deze voorstelling komt van Pierre Audi,
directeur van het festival. Costa en Daucé stelden een bloemlezing samen van onbekende
stukken waarin de lamentatio centraal staat. Zo ontdek je de
overeenkomsten in de muziektaal van de generatie van Monteverdi. Ze maakt nog
gebruik van polyfonie, al was dat in 1638 al ouderwets, maar legde ook de basis
voor de grote zangsolo’s die het gezicht van de opera, het nieuwe genre, zouden
bepalen. Je ontdekt hier een hele wereld. Niet alleen de muziek is verrassend,
ook de teksten zijn dat vaak. Jammer dus dat ze niet in het programma opgenomen
werden.
De verschillende stukken worden heerlijk
gezongen, door de zangers in groep of door solisten. Dat zijn hier vooral
vrouwen. De stukken bespelen zowel themas’ uit de Oudheid als uit de Bijbel. Zo
is ‘Didone’ van Francesco Cavalli (1640) gebaseerd op Vergilius, terwijl
‘Jephte’ (1648) van Giacomo Carissimi draait rond het gelijknamige personage in
het Oud testament. Lucile Richardot, Julie Rossel en Caroline Weynants
vertolken de geselecteerde aria’s hartstochtelijk. Valerio Contaldo maakt van
de ‘Combattimento’ van Monteverdi dan weer een spannend verhaal.
Dat is alles prachtig. Maar Sylvia Costa heeft
ook een theatrale actie bedacht. Die is teleurstellend. Het begint al met een
grote beer in neonlicht, waarna de ‘Combattimento’ wordt uitgebeeld. Tot veel
meer dan wat schooltoneel komt het niet. Bij de lamentaties plaatst Costa de
zangers in een grote rouwkapel. Ze stuntelen wat met een witte kist, en later
komt er nog een witte kinderwieg aan te pas. Sluit de ogen en geniet van de
uitstekende zang, is de beste raad die ik geven kan.
Het wordt nog erger voor het derde luik: plots doen de zangers alsof ze architecten zijn. Ze kijken in plannen, stellen een landschap samen, plaatsen er gebouwen in, en tenslotte rollen ze een voorwerp op het toneel dat een atoombom voorstelt – de wetenschap en de vooruitgang lopen dus uit op een ramp. Helaas wordt ook dit idee theatraal erg knullig uitgewerkt.
Zo pover als de esthetiek van de voorstelling
is, zo verzorgd zijn merkwaardig genoeg de foto’s ervan. Verleidelijk zelfs. Op
het toneel merk je helaas niets van die magie. Dat heeft er zeker ook mee te
maken dat de zangers doorgaans zwak uitvallen als acteur. Ze doen vooral heel
erg ‘alof’: alsof ze klagende vrouwen zijn, alsof ze wetenschappers zijn, maar
ze zijn nauwelijks geloofwaardig. Muzikaal scheren ze daarentegen hoge toppen.
Nogmaals: bij dit stuk sluit je maar beter je ogen, want muzikaal is dit wel
een genot.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz