Toneel

Louis Janssens & Ferre Marnef / Desnor

Een serenade. Maar voor wie is ze?

De solovoorstelling ‘Serenade’ van Louis Janssens groeide vanuit zijn fascinatie voor de componist Franz Schubert, maar hij betrok er ook een hele rist andere (muzikale) idolen bij . Tot wie hij zijn serenade precies richt wordt echter niet zo duidelijk, noch of hij meer nastreeft dan een opsomming van zijn ‘helden’. Maar misschien is dat ook niet zo belangrijk?


Elie Agniel Carrousel, Antwerpen
Theaterfestival
meer info download PDF
17 september 2021

Het stuk speelt in Carrousel, een tijdelijk theatergebouwtje aan de Antwerpse kaaien. Het ronde bouwsel heeft een dak en tribunes rondom een centraal podium, maar de wanden blijven open. De late zon stroomt er nog binnen als het stuk begint. Louis Janssens ligt alleen in een bed op het podium. Behalve een matras en lakens heeft hij enkel een microfoon en een laptop bij zich. Het stuk opent met het lied ‘Ständchen’ van Schubert. Janssens vertaalt de tekst simultaan. Achteraf vertelt hij over het promiscue en biseksuele leven van de componist. Hij vermeldt ook dat de zangeres die we hoorden, Marian Anderson, zwart was.

Het basistramien is zo gegeven. Janssens brengt talrijke persoonlijke verhalen en anekdotes over artiesten met een volgens hem gevestigde waarde in de queer community: van Patti Smith tot Jessye Norman, via Céline Dion en Liesbeth List. Daar hoort altijd een nummer bij. Soms zingt hij zelf, soms mimeert of danst hij maar mee. Als rode draad door de voorstelling neemt hij het lastige leven van Schubert.

De verhalen zijn best innemend en Janssens tekst is vrij speels. Zo positioneert hij elke datum – en dat zijn er best veel – ten opzichte van zijn geboorte of het overlijden van Schubert. 25 jaar voor Janssens, 149 jaar na Schubert. Erg subtiel, maar zo legt hij wel de link tussen de componist en de verteller.

Of ook: doorheen de voorstelling wisselt hij voortdurend van taal. Als Schubert in het Duits weerklinkt, vertaalt hij de tekst naar het Nederlands of Engels. De Nederlandstalige biografie parafraseert hij in het Duits. Bij anekdotes over zijn persoonlijk leven kiest hij dan toch maar voor het Engels. Die wirwar van talen werkt, het brengt afwisseling in de opsomming en doet de grenzen vervagen tussen de achtergronden van de vele artiesten die hij naar voor brengt.

Je vraagt je wel af waar dit heen gaat, zeker als Janssens na een afscheidslied van Schubert toch nog een half uur verder speelt. Janssens zingt niet uitzonderlijk goed, en is evenmin een volleerd danser Zijn persoonlijke anekdotes komen het sterkst over: als Janssens vertelt over het lievelingslied van zijn overleden moeder of over zijn ontmoeting met Robert Wilson in de Singel voelen de bijhorende liederen logisch.

Maar af en toe bekruipt je het gevoel dat hij maar wat uitleg geeft bij zijn favoriete playlist. De band tussen de kunstenaars waar hij het over heeft verdwijnt, en dan rijzen de vragen op. Alle liederen draaien rond liefde en zijn van artiesten met een atypische achtergrond, maar wat nog? Waarom deze volgorde? Wat verbindt de verschillende artiesten precies? Aan wie is die serenade eigenlijk gericht? In elk geval niet aan elke toeschouwer.

Toch voelt het fijn om daar te zitten, te luisteren naar de bijna eindeloze opsomming van anekdotes, te kijken naar hoe Janssens zijn matras tot zijn wereld omtovert en op het einde een feestje lijkt te willen starten. Misschien ligt de sterkte van dit stuk niet zozeer in de inhoud maar eerder in de best moedige manier waarop hij zijn kwetsbaarheid bijna letterlijk te grabbel gooit. In alle persoonlijke herinneringen klinkt een ondertoon van onzekerheid, van angst om te falen, en toch brengt hij ze met een zelfzekerheid en door zijn présence tot leven.

Als hij vertelt hoe hij zo graag ‘De Toverfluit’ van W.A. Mozart zou willen zingen voor een publiek, kleedt hij zich op met de lakens en mimeert hij een hele aria van de ‘Königin der Nacht’. Bij een herinnering aan een ‘gay queer drag party’ poseert hij verleidelijk bij de lyrics ‘I just wanna kiss every boy in the world’, met alleen maar een onderbroek aan. In deze delen van het stuk slaagt Janssens er telkens in om op een zelfverzekerde manier verhalen te brengen over zijn twijfels.

Had de voorstelling zich beperkt tot het afratelen van een reeks losstaande verhalen en anekdotes, dan zou dit stuk niet veel om het lijf hebben, figuurlijk dan. Maar doordat Janssens zo moedig zijn onzekerheden etaleert in een eenvoudige maar rake scenografie ontstaat er toch een soort verbinding, tussen Janssens en de componisten die hij adoreert en tussen Janssens en ons, zijn publiek.

Naar het einde van de voorstelling toe kruisen onze blikken elkaar kort. Ik vanuit het hoog balkonnetje, hij vanaf het podium. De zon gaat onder met de Schelde als achtergrond. Heel even voelt het als een echte Romeo en Julia-scène. Het is dan wel niet duidelijk naar wie de serenade gericht is, maar voor heel even voelt hij toch voor mij.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login