Toneel / Muziektheater

Macadam! Tutti Fratelli

Een asfaltweg met scheuren en valkuilen

Met zowat alle ‘Fratelli’s’ op de scène, zoeken regisseur Nico Sturm en zijn medeplichtigen naar vaste grond – liefst een asfaltweg, een macadam – om kwetsbare levens te tonen, om hun hoop uit te drukken. Deze personages aarzelen twee uur lang om zich te presenteren, maar doen het uiteindelijk wel. ‘Macadam!’ fascineert écht: hilarische verhalen, opwindende muziek, bewegende lijven, verrassende ruimtes, zijdezachte kleuren én goud. Maar er hangt een onbestemde tristesse over deze revue: de scheuren in het asfalt, in de macadam naar de hoop. 

Uitgelicht door Klaas Tindemans
Macadam!
Klaas Tindemans De Roma, Borgerhout (Antwerpen)
15 januari 2025

Al van in hun eerste productie, hun versie van de ‘Driestuiversopera’ van Bertolt Brecht, in 2009, bepaalde krachtige muziek het theater en de theatraliteit van Tutti Fratelli. Dat is niet anders in hun nieuwe productie, ‘Macadam!’ Al een halfuur voor de voorstelling begint, hangt in de Roma een wat ondefinieerbaar geluid, tussen ruis en ambient, terwijl trage figuren over de scène bewegen. Ze doen onduidelijke dingen met onduidelijke voorwerpen. Het licht is overwegend wit. Is dit een verbeelding van het hiernamaals, is dit een gesloten afdeling van een psychiatrische instelling, of is dit zonder meer een theaterscène, waarin de spelers wat rare oefeningen doen om zich op te warmen? Dan neemt de muziek (van Kobe Proesmans, bruitage en percussie, en Laurens Dierickx, keyboards) het helemaal over. De verstrooide figuren smelten samen tot een koor, waar een aanvankelijke Babylonische verwarring toch samenvloeit tot één duidelijk statement: “ikzenwatdakzen”, Antwerps voor “ik ben wie ik ben”. “Zijn wie je bent” is een veel te algemeen thema, ooit gebruikt door het goede-doelen-spektakel van De Warmste Week, en het is dus een heel karwei om hierover iets zinnigs te zeggen in twee uur theater. Maar het is gelukt, door grote en kleine theatrale vondsten, door hoogst persoonlijke verhalen en verlangens te vertalen naar een groepsgevoel, naar een theatrale solidariteit die bewondering afdwingt, zonder reserve.

‘Macadam!’ bevat één grote verhaallijn: een jongeman probeert de anderen te overtuigen om nog één keer hun ding te doen, nog één keer die geweldige act op te voeren waarin ze altijd zo prachtig waren. Hij vraagt het hen altijd in dezelfde woorden, en ze antwoorden ook altijd op identieke wijze: dat ze het niet meer kunnen, dat ze geen zin meer hebben, dat hij moet ophouden hen op te hemelen (want dat doet hij bij iedereen, en ze hebben gelijk). Tot ze het wél doen, in een verhaal, in een aria, in een sketch, op een moment dat de jongeman zijn pogingen stilaan heeft opgegeven. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, ook al zijn hun acts fragiel, vinden ze moeizaam de juiste noten, de juiste woorden, de juiste gebaren. Dat lied van de vrouw met de rollator, met haar ijzingwekkende hoge noten, met een flard uit Carmen, of dat verhaal, met wat versprekingen, van een vrouw over haar tijgers, die ze verhuurt aan een schapenboer, met nogal fatale gevolgen: je wordt er stil van, of je gaat er onbedaarlijk om lachen, met de hele zaal.

Hier houden de mensen nog van elkaar, maar ze kennen de valkuilen. Want ze zijn er allemaal wel eens ingevallen.        

In de grotere vertelstructuur valt nog een andere rode draad op: de spanningen tussen de jonge zoon en zijn dementerende moeder. Hij is een ster in de revue, met zijn oogverblindende mantel van glitters en zijn onontkoombare smartlap – tranen verzekerd. Zij zit nog in een fase van ontkenning van de aftakeling van haar brein, ze doet alles, in beweging en taal, om zich nuttig te blijven maken voor de groep, maar ze vervreemdt steeds meer van voorwerpen en mensen. Hun liefde is misschien onvoorwaardelijk, maar hun omgang met elkaar is hard, genadeloos soms, hoewel nooit gewelddadig. Realistisch wellicht? In ieder geval toont hun drama, nadrukkelijker dan de soms anekdotische nummers van de anderen, uitgeblust of niet, een wijze van leven aan die diep triest is, die met een voluntaristisch beroep op ‘veerkracht’ – een woord dat zelf krachteloos lijkt te worden – niet opgevrolijkt kan worden. Het is de tristesse van het leven zelf, niet enkel van de aftakeling, wel van de vroegere en huidige condition humaine.

Het valt trouwens op dat er van nostalgie amper sprake is in ‘Macadam!’, niet openlijk en ook niet als onderliggend gevoel. Die keuze is erg hedendaags qua gevoeligheid. De vormgeving (scenografie van Koen Van Kerkhoven en Damiaan De Schrijver) onderstreept dat: lichtbruine kisten, waar nuttige en nutteloze zaken uitgehaald worden, en witte, veelvormige sculpturen, beweeglijk en flexibel, maar weinig comfortabel als zitplaats. Herinneringen én verwachtingen/verlangens, allemaal even onduidelijk, ze zijn niet meer of nog niet leesbaar. Zelfs die dingen die vroeger beter waren, zoals de charmezanger of de drag queen, zien er hier uit alsof ze pas onlangs bedacht zijn. Ook de kitsch kijkt niet naar het verleden, of toch niet te vaak. Alle acteurs zijn gekleed in pastelkleuren, vaak een tweedelig pak, ontworpen door Hannah Chebaro. Dat creëert een atmosfeer van lichtheid, van misleidende luchtigheid. Geen Barbie-kleurtjes, het doet geen pijn aan de ogen, het voelt eerder aan als peau de pêche.

Er is nog een derde thema dat terugkeert, als een muziekmotief, maar dan visueel: het plastieken zakje, dat vanuit de nok van de schouwburg neerdwarrelt. Een jonge vrouw krijgt het te pakken, maar dan ontsnapt het zakje opnieuw, samen met een ballon. Een aantal scènes later komen nog meer zakjes en ballonnen te voorschijn, en enkele figuren proberen ze ook te vangen, zij proberen de vluchtigheid en leegheid van die luchtbellen onder controle te krijgen. Maar dat is even moeilijk als wanneer het gaat over je eigen gevoelens: wie ben ik nu eigenlijk, en is mijn bestaan even vluchtig? Dat zou het kunnen betekenen, toch iets van die strekking. Melancholie, als vergeefse zoektocht naar iets, maar je weet niet wat je zoekt.

Melancholie, als vergeefse zoektocht naar iets, maar je weet niet wat je zoekt.    

De muziek houdt nooit op, ze doet mensen bewegen, ze laat beelden in elkaar overvloeien, hoe surrealistisch die ook zijn. Een man galoppeert, omhuld door iets wat op een hobbelpaard lijkt. Een andere man krijgt een robot-achtig kostuum aangemeten. Het is een knipoog naar Hugo Ball, die in zo’n pak zijn ‘concreet’ gedicht Karawane voorlas in Cabaret Voltaire in Zürich, zo’n eeuw geleden. De krachtigste scène, die alles samenbrengt, gestoorde individuen die allemaal iets bijzonders kunnen én een diepgeworteld groepsgevoel, ontstaat wanneer ze een lang lied zingen, ook weer een soort smartlap maar dit keer uptempo, met strijdvaardige ondertoon en lichtjes absurd. Wellicht is dat de handtekening van Hugo Matthysen. Misschien is dit een ode – de zoveelste van Tutti Fratelli, en dat mag écht niet ophouden – aan Reinhilde Decleir, die haar historisch engagement in het volkse strijdtheater zo indrukwekkend vertaalde naar een ander soort samenleving én daarvoor ook een andere theatraliteit uitvond. De kracht zit hier in de naadloze afwisseling van individuen en groep. Zangers bewegen naar elkaar toe, lijken een gezamenlijke vuist te maken, en spatten dan weer uit elkaar, alsof ze door een zachte wind naar de uithoeken van de scène geblazen worden. Dan moet je even anders kijken, niet naar één grote geste, maar naar mensen op hun eentje, die proberen mee te zingen, maar die vooral uitkijken naar het volgende intense, warme moment dat ze samen, front zaal, uit volle borst een refrein zingen. Om elkaar dan weer af te stoten: choreografisch ontzettend efficiënt en theatraal zo eenvoudig. Choreografe Iris Bouche weet met zo’n groep, met al die dissonante en dissidente lichamen, perfect om te gaan, om hen in hun waarde te tonen: ‘ikzenwatdakzen’ (maar nog veel meer).

Tutti Fratelli zit al lang voorbij het stadium van de bekentenissen, van de aarzelende, kwetsbare maar al te sentimentele verhalen over de martelgang van het leven aan de rand – dat was ooit de missie van sociaal-artistiek toneel. Ze hebben daar nooit echt aan meegedaan, er was altijd (en er is ook nu weer) strijdbaarheid, verzet tegen kwetsuren maar wel mét zichtbare littekens. Die zijn er bij deze spelers ook, en ze verbergen ze niet, ze spelen ermee. Dat doen ze met een techniek die je kent uit het liefhebberstoneel: grote gebaren, een té nadrukkelijke zegging en openlijk anticiperen op wat medespelers zullen zeggen of doen. Die ‘ouderwetse’ toneelmatigheid is een schitterend instrument om deze spelers – ze staan met meer dan 20 op de scène – zichzelf te laten zijn, als toneelpersonage welteverstaan. Ik ben onder de indruk van de manier waarop Nico Sturm, als regisseur, deze wereld heeft gecreëerd, of beter, hoe hij deze meer dan 20 werelden heeft samengebracht. In zijn iconische voorstelling ‘Murx den Europäer! Murx ihn! Murx ihn! Murx ihn! Murx ihn ab! / Ein patriotischer Abend‘ (1993), liet Christoph Marthaler in Berlijn ook zo’n theatrale kosmos zien van verdwaalde eenzaten, alleen was daar de solidariteit nog meer zoek na de opgelegde kameraadschap van de DDR, en de onvolkomenheden waren veel minder spontaan. Deze Macadam! biedt wel nog hoop, de liederen worden uit volle borst gezongen en niet in het haardvuur van de geschiedenis gegooid, zoals bij Marthaler. Hier houden de mensen wel degelijk nog van elkaar, maar ze kennen de valkuilen. Want ze zijn er allemaal wel eens ingevallen, en ze weten dat er zich daar, in het ergste geval, tijgers bevinden.

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login