Toneel / Muziektheater / Performance

Ode to a Love Lost Benjamin Abel Meirhaeghe / Toneelhuis

De leegte na de breuk

In ‘Ode To a Love Lost’ onderzoekt Benjamin Abel Meirhaeghe de leegte die ontstond na de breuk met zijn geliefde in het echte leven. Deze derde en ook soberste voorstelling van de flamboyante jonge regisseur zwalpt tussen werk vol van potentieel en iets wat op nihilistisch gestuntel lijkt. Meirhaeghe drijft het zover dat je je afvraagt: wil hij met zijn ingebakken theatrale dwarsigheid bewust de emotionele rollercaster van afgewezen liefde lijfelijk overdragen bij de toeschouwer, of is hij gewoon niet klaar met deze voorstelling? Voer voor vragen. 

Ode to a Love Lost
Lieve Dierckx Bourla Schouwburg, Antwerpen
22 januari 2023

‘There is no way out’, verkondigt muzikant/performer Finn Ronsdorf in een sterke openingsscène nadat hij in complete stilte ongemakkelijk ronddrentelde op de podiumvloer. Hij durft er stil te staan, met kleine, onzekere bewegingen te tonen dat hij zoekende is. ‘I am not a musician’ zegt hij en richting publiek: ‘you are not an author’. Hij leidt ons zo naar een ruimte van wat niet is, en toch ook wel want hij zet zich dan aan de vleugelpiano links op scène om zichzelf met simpele akkoorden te begeleiden in enkele bluesy soulsongs. Mooi, dan zijn wij ook wél auteur van de voorstelling - in de manier waarop we kijken, leid ik er uit af. 

Net als je gaat vrezen dat deze voorstelling een popconcert wordt, doet Meirhaeghe zijn intrede van achter de gordijnen tegen de verste wand. Opnieuw heerst de stilte. Licht door de knieën gebogen zet hij in kruisvorm sobere stappen neer.  Voor, achter, opzij.  Zijn zwarte kostuum en kaalgeschoren hoofd verlenen hem samen met zijn beheerste bewegingen zowel de uitstraling van een beat poet uit de vorige eeuw als van een zen monnik. Hij vult de leegte in een meditatieve modus waar ook de dichters van toen zich aan laafden. Boven hem hangt in de podiumhemel een woud van stalen pinnen die meebewegen met elke zucht. Onder zijn voeten een podiumbreed tapijt met wazige symbolen rond een centrale cirkel met daarin een vroegchristelijk kruis.

Eens Meirhaeghe zich bij Ronsdorf achter de vleugelpiano posteert is het de beurt aan performers Désirée Cerocién en dan Jelle Haen. Ook zij weven draden doorheen de geschiedenis van leegte en verlies. In een Romeinse vrouwentunica danst Cerocién met een melancholisch pathos dat doet denken aan het vroege expressionisme uit het begin van de vorige eeuw.  

Jelle Haen hoeft niet onder te doen voor Nijinski als het om sensualiteit en erotische lading gaat.

Dan verschijnt Jelle Haen. Hij is gekleed – of ontbloot - in een geactualiseerde versie van Nijinskis kostuum voor de legendarische voorstelling  ‘L’Après-midi d’un Faune’ uit 1912. Het is even uitdagend als toen. Op foto’s van de Ballet Russes zie je hoe de zwart en wit gevlekte léotard Nijinski zat als een tweede huid. In dat kostuum verwekte hij schandaal door zich met erotische dierlijkheid neer te vlijen op de sluier van een gevluchte nimf. De update van kostuumontwerper Oumar Dicko is even inventief als geslaagd : de blootheid die Leon Bakst destijds suggereerde in de bleke vlekken maakt hij écht bloot door ze uit de stof te knippen. Wat overblijft zit Jelle Haen als gegoten. Ook in zijn bewegingsmateriaal hoeft hij niet onder te doen voor Nijinski als het om sensualiteit en erotische lading gaat. Meirhaeghe en Cerocién kijken van achter de piano toe.

Die animale uitstraling zet Jelle Haen verder als hij later, in een beklijvende passage, op handen en voeten in de lichamen van de andere performers hapt en bijt. Hij vreet aan hen – letterlijk en figuurlijk, in het licht van de pijn van verlies in ‘Ode to a Love Lost’. Het is in deze momenten dat Meirhaeghe de anekdotiek van singuliere liefdespijn overstijgt. Er ontstaat ruimte om in te tunen op universele kwesties en actuele inzichten.  In mijn geval: hoe we vreten aan elkaar en aan de natuur en hoe die op haar beurt terugbijt.

Naar het midden van de voorstelling zakt de energie in de performance onverklaarbaar weg: de volle leegte wordt een betekenisloze opeenvolging van sequenties die als los zand aan elkaar lijken te hangen. Er is de passage met een onhandige ruimtelijke constellatie waarin de vier performers elkaar aan het zicht onttrekken, terwijl ze na de introductiescène net zo’n krachtig geheel vormden in hun opstelling achter de piano.  Volgen enkele lang uitgerekte, nietszeggende danssequenties van Haen en Cerocién die plots hun eerdere présence verloren lijken te hebben. Er is de bloedeloze manier waarop Cerosién vooraan in een micro vertelt over een verdwenen menhirconstructie in haar geboortedorp waar feeën verschenen, toch een verhaal met veel dramatisch potentieel. Knap is dan weer hoe ze de grote foto die ze ervan toonde verscheurt en vervolgens met de resten een kleine, papieren menhir bouwt op scène.

De spanning van onverwerkt verlies en onbekende toekomst is geniaal vervat in de soundscape.

Gelukkig blijft intussen de soundscape van Wouter Deltour zijn werk doen. Naast flarden uit Debussy’ s compositie bij de ‘Faune’ van Nijinski, wordt telkens opnieuw één lang aangehouden klank aangehouden in een spanningsboog die op Wagneriaanse wijze nooit tot ontlading mag komen. De spanning van onverwerkt verlies en onbekende toekomst is er geniaal in vervat. Ook het universum dat Bart Van Merode en Zaza Dupont met hun lichtplan en scenografie creëren maakt indruk. Hoe ze met strijklicht langs de stalen hemel een ruimtelijke metamorfose op de podiumvloer teweegbrengen, hoe ze van boven af met bewegende lampen de stalen pinnen tot leven wekken.  Later laten ze de rijen staal naar beneden zakken in een prachtige choreografie van scenografische objecten.  Nog verder laten ze twee performers elkaar tegemoet lopen tussen hun rijen staal door, zonder dat ze elkaar ontmoeten.

Maar toch, als de performers ergens driekwart in de voorstelling alle vier minutenlang languit op hun buik blijven liggen, begint iemand in het publiek opzichtig te klappen: het mag gedaan zijn, zeggen de handen. Naar het einde van de voorstelling lijken meer toeschouwers de gezamenlijke illusie van het theater niet meer te accepteren. Er wordt geginnegapt, iemand krijgt een slappe lach die klinkt als plaatsvervangende gêne. De mooi uitgesponnen tijd doet zijn werk niet meer. De dramaturgische en performatieve spanningsboog liep leeg, voelde ik ook aan. Als tegen het einde de performers een zware rookwolk creëren die recht de zaal ingaat  beginnen mensen op de eerste rijen geïrriteerd met hun armen te zwaaien, even verderop houden enkelen het voor bekeken – ze verlaten de zaal.

En hoewel ook het eindapplaus eerder lauw klinkt – al helemaal gezien de premièrecontext en de beau monde in de Bourla schouwburg - blijf ik met de twijfel zitten of de dwarse maker in Meirhaeghe zijn publiek wetens en willens tegen de haren instrijkt. Of hij bewust van gespeeld ongemak gedeeld ongemak maakte. Over een jaar of wat wil ik deze voorstelling opnieuw bekijken. 

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login