Liefde/Amour Pitcho Womba Konga / KVS
Liefde in donkere tijden
Geen woede in de nieuwe voorstelling van regisseur Pitcho Womba Konga, wel melancholie, zelfs puur verdriet. ‘Liefde/Amour’ is een warme, maar ook bittere reflectie over de liefde die ons kan overkomen, die vaker mislukt dan slaagt. Het eindigt met een breuk, met leegte en verveling, met de dood en het gemis. Vijf vrouwen, allemaal met een geweldige stem en een indrukwekkende présence, zoeken naar woorden en (muzikale) klanken om over de catastrofe van de verliefdheid iets zinnigs te zeggen of te zingen. Ze kijken ons voortdurend in de ogen, ze zoeken de confrontatie, met elkaar en met ons. Brigitte Giraud schreef een bundel kortverhalen rond dit thema, Pitcho bewerkte de tekst en voorzag die samen met de vrouwen van een prachtige partituur. Ondanks haperingen of onduidelijke overgangen, iets te vaak, is ‘Liefde/Amour’ gewoon diep ontroerend, we juichen samen, maar vanbinnen zijn we ook stil.

‘Wat denkt de verliefde over liefde? Hij denkt er niets over. Hij zou graag willen weten wat het is, maar omdat hij er middenin zit, ziet hij enkel het bestaan ervan, niet de essentie. Wat hij erover wil weten (liefde) is hetzelfde als waar hij over praat (het discours van de liefde). Reflectie is zeker toegestaan, maar omdat deze reflectie onmiddellijk gevangen zit in het herhalen van beelden, wordt het nooit reflexiviteit. Uitgesloten van de logica (die een taal van buitenaf veronderstelt) kan hij niet beweren goed te denken.’ Dat noteerde Roland Barthes naast zoveel ander moois in zijn beroemde ‘Fragments d’un discours amoureux’. Wie dus iets wil vertellen over de liefde moet een plek zoeken buiten de verliefdheid zelf, want enkel daar kan zij of hij nadenken. Niet per se zwaar filosoferen, maar gewoon de juiste woorden zoeken die niet alleen het voorwerp van verlangen raken, maar ons allemaal. Dat is een onmogelijke opdracht, want het verlangen naar liefde tout court, toch bij de meesten van ons, bepaalt zelf de taal die we kunnen verzinnen, en bij gemis aan liefde is die taal toch bitter, of minstens melancholisch.
Toch wagen Pitcho Womba Konga (regie en bewerking), Dina Dooreman (bewerking en dramaturgie), Lisette Ma Neza, Marie Daulne, Clarice Malamba (Nsangu), Rokia Bamba en Caro Abutoh (spel, muziek) zich aan deze aartsmoeilijke oefening. Pitcho heeft daarvoor teruggegrepen naar een verzameling kortverhalen, notities in fictievorm eigenlijk, van Brigitte Giraud, uitgegeven onder de veelzeggende titel ‘L’amour est très surestimé’. Die titel is amper ironisch, want het gaat bij Giraud vooral over het uitdoven van de liefde. Geen Alfons Vansteenwegen (‘Liefde is een werkwoord’) dus. Omdat liefde overschat is, suggereert Giraud, wordt bij het ontbreken ervan, en nog meer bij het verlies, een geweldige leegte zichtbaar, die niet lijkt opgevuld te kunnen worden, tenzij misschien door nieuwe liefde of misschien door taal, donkere taal. Die donkere taal van Giraud, die desondanks ook een poëtische lichtheid heeft, vertalen Pitcho en de vijf vrouwen naar de scène, naar beats en melodieën, naar confessies en conflicten, naar uiteengespatte dromen en de ontnuchtering die volgt.
De scène is bijna altijd helder belicht, er ligt een groot wit laken op de vloer en tegen de achterwand, de vrouwen bewegen lichtvoetig en kijken met open blik naar ons, de muziek is aanstekelijk, maar toch is de toon duister. Zelfs wanneer Rokia Bamba, in een imposante slotmonoloog, een ongeremde en aandoenlijke liefdesverklaring uitspreekt – eindelijk hoop –, dan blijkt die geliefde er niet meer te zijn. En gaat alles op zwart.
Daulne gidst ons door de kronkelpaden van de liefde, een heuse helletocht, met de leegte van Rokia Bamba als orgelpunt.
Het begint nochtans erg vrolijk. Een halfuur voor de voorstelling mogen we al binnen, de vrouwen lachen ons toe, verwelkomen ons, ze dansen op de aanstekelijke ritmes die Rokia Bamba, koningin van de Afro-beats in Brussel en ver daarbuiten, uit haar console laat schieten. Marie Daulne, even beroemd als frontvrouw van Zap Mama, al meer dan dertig jaar, en telkens weer grensverleggend, mengt er haar eigen stem doorheen. De anderen, ook zo’n goede zangeressen, spelen er op in. Ze nodigen het binnenkomende publiek uit om mee te dansen, enkelen doen dat ook, tot ze beleefd weer de zaal worden ingestuurd. Want het feestje is afgelopen. We mogen naar huis, de liefde is voorbij. Als een soort MC én als het meest in de kijker lopende slachtoffer van fataal verlangen, gidst Daulne ons wel door de kronkelpaden van de liefde, een heuse helletocht, met de reeds vermelde leegte van Rokia Bamba als orgelpunt. Als er even iemand probeert uit te drukken hoe totaal, hoe totalitair haast, verliefdheid kan zijn, hoe zinsverbijsterend een coup de foudre is, haalt zij zelf haar euforie onderuit: het eindigt onvermijdelijk met een couch potato die drinkt en (in het beste geval) zwijgt voor de televisie. En als een vrouw niet snel of niet scherp genoeg haar conclusies trekt, dan doet Daulne het wel in haar plaats: geen illusies, vooral geen illusies. Toch blijven ze zoeken naar schoonheid, in smachtende samenzang, in wiegende slam poetry van Lisette Ma Neza, de Brusselse stadsdichter, in uitnodigend oogcontact met elkaar en met ons. Maar als ze, vijf op een rij, hun frustraties de zaal in slingeren, dan ziet dat er ook weer gevaarlijk uit. Tot rust komen ze niet, ondanks een bijna permanente aanwezige muzikale onderlaag die eerder smooth is dan ophitsend, maar gelukkig nooit klef – mede dankzij de baslijnen waarop Caro Abutoh alles laat drijven, dankzij de betoverende stem van soulzangeres Clarice Malamba, aka Nsangu.
Ze maken het ons moeilijk om de fascinatie en de ontroering die ontstaat precies te plaatsen, alsof er teveel paradoxen zijn. Tegelijk weet je dat die overvloed precies de kern van de liefde tussen twee mensen vormt, in goede en kwade dagen, nuance is verdwenen, duidelijkheid ook – ook dat laatste is een typische paradox. Klef wordt het nooit, ook niet in de droefenis over wat verloren ging, zeker als je bij voorbaat weet dat het op een mislukking of, in het beste geval, op onverschilligheid zal uitdraaien. Soms krijgt de bitterheid wel iets drammerigs, zoals in de litanie van de weduwes, die alle onheil en vernedering die hen overkomt in lange, venijnige frasen over ons heen spuwen, herhaling met schaarse variaties, en zonder veel muzikale of theatrale knipogen. Dan lijken de vrouwen in opstand te komen, dat is de taal van het protest, maar waartegen is niet duidelijk: protesteer je tegen verlies, tegen vereenzaming? En tegen wie protesteer je dan? Als je je kan voorstellen dat de vrouw die mijmert, die luidop nadenkt, ook zelf iets met haar verhaal te maken heeft (ook al hoeft dat concreet niet zo te zijn), dan werkt dit venijn wel, zeker als ze dan een vrijgeleide krijgt om een mooi lied te zingen, een break-up song af en toe – die zijn erg in de mode.
Pitcho maakt de duisternis tastbaar, in sterke vrouwen die ongerust maar nét niet moedeloos zijn.
Bij de KVS maken twee muziektheatermakers, beiden met een (grondig verschillende) Afrikaanse achtergrond, het mooie weer. Zij openen de wereld, waarin ze niet zozeer eurocentrisme vervangt door afrocentrisme, maar waarin wel de variatie aan perspectief opvalt. Bij Junior Mthombeni (Malcolm X, Dear Winnie, R.I.S.A.) overheerst een strijdbaarheid, soms zelfs optimisme, die verwijst naar historische gevechten voor emancipatie. Pitcho daarentegen maakt meer de duisternis tastbaar, niet als esthetiek, maar als gemoedsgesteldheid in het hoofd van de figuren – personages worden het niet echt – die ongerust maar nét niet moedeloos zijn. Hun verontwaardiging mondt niet rechtstreeks uit in activisme, ook al is die woede zéér groot, zoals in Kuzikiliza (2019), waarin hij de speech van Patrice Lumumba uit 1960, waarover de Belgische koning zo verontwaardigd was, in stukken hakt, vermaalt. Hij speelde toen zelf mee als whiteface, maar zijn personage zag dat zo’n provocatie weinig opleverde. Pitcho is niet defaitistisch, anders zou hij niet voor schoonheid kiezen, en Mthombeni is ook niet naïef, zijn geweld is pijnlijk, voor de personages en voor ons. De energie is even groot, de stemmen zijn even krachtig, het zijn twee kanten van de medaille van het onrecht, hoop en wanhoop, politiek en privé. Voor zover liefde helemaal privé is. In ieder geval is deze meerstemmigheid, deze dialectiek eigenlijk – want hun verschil levert onverwachte inzichten op –, een uitstekende zaak voor het stadstheater dat de KVS wil zijn.
Ook nog dit. Sommigen opperden, bij de eerste teasers die over ‘Liefde/Amour’ werden verspreid, dat er voor de zoveelste keer een cast met uitsluitend mensen van kleur optrad. Over het feit dat driekwart van de theaterproducties in dit land een uitsluitende witte cast opvoert, daarover nooit een woord. Dat hoeft ook geen probleem te zijn, trouwens. Domheid is dat wel.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz