Ifif Emily Mast / Playground
Onvoorspelbaar helder
Het Playground festival heeft elk jaar wel verrassend werk in petto, maar ‘Ifif’ van de Amerikaanse Emily Mast in Museum M was een werkelijk uitzonderlijk moment. Het werk zit pal op de grens tussen beeldende kunst en choreografie. Het herinnert qua procedure aan het werk van een kunstenaar als Sol Lewitt die zijn werk noteerde als een set instructies die iedereen kan uitvoeren. Maar het is vooral een diepgaande reflectie op samen improviseren.
Op de grijze vloer van zaal 1F zijn met brede witte strepen 3*8 aaneensluitende vierkante vakken van ca. 1m2 getekend. De dansers kiezen min of meer willekeurig een vak aan de buitenzijde uit als het stuk begint. Een doffe dreun, regelmatig als een metronoom -geen ritme dus – weerklinkt en zal een uur lang blijven doorgaan. Als één van de dansers aftelt ‘1-2-3-4-5-6’ schiet de mechaniek van de voorstelling – een beter woord vind ik niet – in gang. Aanvankelijk is dat heel overzichtelijk: bij elke achtste tel stappen de dansers naar een volgend vak aan de rand van de figuur op de vloer, maar steeds vaker maken ze daarbij tegelijk een kwartslag, en kijken ze intens aandachtig, maar zonder te staren, naar elkaar en naar de kijkers.
Een na één voegen ze nu bij elke stap ook een andere beweging, met de voeten, de armen, de romp of het hoofd toe aan de simpele pas, altijd weer met die intense onderlinge blikken. Een gedeelde bewegingstaal valt daar niet in te bespeuren: het lijkt eerder alsof ze in het moment hun handeling bedenken, en die dan acht keer herhalen. Bij de ene is die beweging elementair. Tars Vandebeek priemt vaak met zijn handen vooruit of haalt hoekig uit. Bij anderen zijn die bewegingen soms verbazend complex. Ola Korniejenko verzint zo al eens een hiphop move of balletfiguur in miniatuur. De actie krijgt zo een steeds complexer karakter, zeker als de dansers de vakken in het midden gaan gebruiken, en schuin oversteken van het ene naar het andere vak. Soms belanden ze zo met twee op een vak. Afzonderlijke bewegingen versmelten dan in een oogwenk tot een miniatuurduet waar ze blijkbaar veel plezier aan beleven.
Ondertussen evolueert op de achtergrond ook de dreun die het werk begeleidt. Yehuda Duenyas, die de compositie live vorm geeft, legt andere klanklagen bovenop de basistel. Dat gaat van gerinkel als van een gamelan tot vlottende melodische lijnen of bijkomende percussie, waardoor de metronoomtik allure krijgt van een ritme, zonder zijn dwingende karakter te verliezen. Een laatste element zijn de elementaire instructies die elke danser op een willekeurig moment kan geven zoals ‘escape’, ‘strip’ ‘corners’, ‘ eyes’, of triangles’. De anderen moeten daar dan gevolg aan geven. Bij ‘escape’ breken ze allen tegelijk uit het raster op de grond en hollen eromheen. Bij ‘strip’ trekken ze een of ander kledingstuk uit of stropen een broekspijp op. David Ramalho gaat daar heel ver in: hij host een hele tijd rond met zijn broek op zijn enkels. Interessanter zijn echter bevelen als ‘triangles’, corners’ omdat de dansers dan gedwongen zijn om met elkaar in en oogwenk te onderhandelen over de hoekpunten van het raster die ze bezetten en de driehoeken die ze gaan vormen. Meest dwingend is ‘eyes’: dan moeten een andere danser acht tellen in de ogen kijken.
Die combinatie van parameters levert een uitzonderlijke, uitgelaten, soms haast extatische ervaring op. De dansers laten geen moment blijken hoe inspannend, zelfs uitputtend, dit moet zijn. Het is ook een paradoxale ervaring omdat ze complete onvoorspelbaarheid én compositorische helderheid in één situatie samenbrengt. De onvoorspelbaarheid zit in de bewegingen van de dansers. Die variëren enorm, niet alleen van danser tot danser, maar zelfs per danser. Toch blijft het helder door het strakke systeem, dat je al snel intuïtief vat. Het is in veel opzichten het choreografische equivalent van de kunstwerken van Sol Lewitt die enkel als instructie bestaan, en dus bij elke presentatie geactualiseerd worden door de uitvoerders. Dat gebeurde ooit ook in Museum M waar Emily Mast nu haar werk toonde. De parallel gaat zelfs verder, want zowel Lewitt als Mast bepaalden dat het werk maar uitgevoerd kan worden mits de uitvoerders naar behoren betaald worden.
Je moet het maar eens proberen: het is een haast onmogelijke taak.
Er is echter ook een evident verschil met het werk van Lewitt. Diens abstracte voorschriften leverden abstracte beelden op die gingen over waarneming en beeldvorming. Uiteraard zou dat werk er anders uitzien als pakweg een computer het zou uitvoeren omdat die onregelmatigheden zou wegfilteren. In die zin bepaalt de ‘hand’ van de uitvoerders het resultaat, maar dat is hooguit een detail in het werk. ‘Ifif’ van Mast is even abstract. Er is evenmin een verhaaltje. De ‘hand’, de eigenheid van de dansers staat hier echter wel centraal. Ze verzinnen, schat ik, zo’ n 360 helder van elkaar onderscheiden bewegingen op een uur tijd.
Je moet het maar eens proberen: het is een haast onmogelijke taak. Als je erbij gaat nadenken sla je zelfs meteen in de knoop, en dan hoef je nog geen rekening te houden met onverwachte bevelen, loop je niet de kans om plots in een duet te verzeilen en moet je evenmin uitkijken voor tegenliggers. Het werk vraagt dus een extreme concentratie, niet in mentale maar in fysieke zin. De dansers moeten voortdurend tellen en bij elke achtste tel reageren op de configuratie om hen heen en het momentum dat ze zelf ontwikkelden. Het lijkt op een trance, niet van het zwijmelende maar van het hyperalerte soort. Om het helemaal verbluffend te maken vraagt Mast haar dansers bovendien, met bevelen als ‘eyes’ om elkaar acht tellen in de ogen te kijken zonder verpinken.
Een vergelijking met een voorstelling als ‘Dance’ van Lucinda Childs, waarvoor Sol Lewitt de scenografie maakte, is erg instructief. Ook Childs vraagt van haar dansers een concentratie die dicht tegen de trance aanhangt: twintig minuten lang moeten ze een krankzinnig ingewikkelde herhaling van dezelfde motieven, met minieme variaties, uitvoeren. Elke fout is meteen een ramp. De dansers moeten zichzelf haast vergeten om helemaal op te gaan in het raderwerk van de dans. Bij Mast daarentegen mogen de dansers zichzelf nooit vergeten, want ze zijn hun eigen choreograaf, steeds in contact met de anderen. Toch mogen ze daarover niet gaan tobben, op gevaar af meteen stil te vallen. Ze moeten voortgaan op alles wat hun lichaam en dat van de anderen hen, bij wijze van spreken, influistert. Ze moeten zich laten drijven op de ambiance van het moment, met enkele simpele regels als uitgangspunt. Alsof een griezelig complexe puzzel als vanzelf in elkaar past. Het is een improvisatie die, ook als je enkel toekijkt, een ongewoon gevoel van vrijheid en eenvoud opwekt. Je bent enkel nog bezig met de eindeloze flow die ontstaat. Een topvoorstelling zonder hoogtepunten. Of met uitsluitend hoogtepunten. Lichaamsjazz. Extase zonder pillen.
Het echte raadsel van ‘Ifif’ is echter hoe Mast de dansers op vier dagen tijd het vertrouwen en de zelfzekerheid bijbracht om dit zonder enige hapering tot een goed eind t brengen. Ik had er heel wat voor over gehad om de repetities bij t wonen. Dat is des te opmerkelijker omdat het licht in de zaal van Museum M genadeloos wit en schaduwloos is. Er is geen lichtplan of decor of kostuums om de ervaring te verhevigen. Toch bleek dat de juiste keuze. Dit is een voorstelling voor een museale ruimte: ze vertrouwt uitsluitend op het intense contact tussen de dansers en de kracht van het algoritme. Het doet je met andere ogen kijken, zonder kunstgrepen.
Met als bonus ook dit: hoe abstract ‘Ifif’ ook is, toch toont het op een extreem geconcentreerde manier de expressieve kwaliteit van hedendaagse lichamen. Had Mast met oudere dansers gewerkt, het had ongetwijfeld een heel ander beeld opgeleverd. Ook dat is mateloos fascinerend. Bijzonder jammer dus dat dit werk (voorlopig) niet meer te zien is.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz