Dans

Torment of hearts Femke Geyselinck / B'Rock Orchestra

Samen alleen - Alleen samen

Je zou denken dat na de ‘Warmste week’ in Brugge wel het aller-allerlaatste woord over eenzaamheid gezegd is. Femke Gyselinck voegde daar, met de hulp van B’Rock Orchestra, toch nog een choreografische voetnoot aan toe. ‘Torment of the heart’ , met composities van barokcomponisten Johann Philipp Krieger, Johann Sebastian Bach en van Gustav Mahler en nieuwe muziek van Hendrik Lasure ging inderdaad in première in de Magdalenazaal in Brugge. Ze overklaste, als je het mij vraagt, meteen al wat die ‘Warmste week’ te berde bracht.        

Torment of hearts
Pieter T’Jonck Magdalenazaal, Brugge
27 januari 2025

Muziek was het vertrekpunt van deze voorstelling, en is een verhaal op zichzelf. Het begon ermee dat B’Rock Femke Gyselinck vroeg om een choreografie te creëren op de cantate ‘Liebster Jesu, mein verlangen’ (1726, BWV 32) van J.S. Bach. In de cantate drukt een ziel zijn twijfel aan het geloof uit. (Het zou hier gaan om de wanhoop van Maria toen ze haar twaalfjarige zoon Jezus drie dagen kwijt was tot ze hem terugvond in de Tempel, maar de tekst zwijgt daarover). Jezus antwoordt de ziel als een volwassene: ze zal altijd troost zal vinden in zijn huis, in de Tempel dus.

De ziel wordt vertolkt door sopraan Kristen Witmer, in een intense dialoog met de hobo (Nele Vertommen). Jezus wordt vertolkt door de bas Jonathon Adams. Zijn woorden krijgen vleugels door de strijkers (Cecilia Bernardini en Rebecca Huber, viool; Raquel Massada, altviool; Julien Barre, cello; Tom Devaere, bas). Claudio Ribeiro begeleidt op harmonium. Het moeilijk van deze muziek, merkt Gyselinck op in een gesprek met Louise Raes, is dat ze zo ‘compleet’ en afgerond is. Wat kan je daar nog naast stellen als choreograaf?

Gyselinck ging dan samen met B’Rock op zoek naar aanvullende muziek. De avond opent daardoor met het meer intieme lied ‘An die Einsamkeit’ (1689) van Krieger, een hartenkreet van een vrouw en een man die snakken naar liefde en geluk maar gekweld blijven door eenzaamheid. Opmerkelijk is dat ook Hendrik Lasure, waarmee Gyselinck al vaker, bijvoorbeeld in ‘Moving Ballads’ samenwerkte, een nieuwe partituur schreef die haast onmerkbaar Krieger inleidt met een triangel, een brug maakt naar de Bach-cantate en dan een royale overgang uitwerkt naar het haast drie eeuwen later geschreven lied  ‘Ich bin der Welt abhanden gekommen’ (1901) uit de Felix Rückert cyclus van Gustav Mahler.

Dat levert een verrassend klankbeeld op. Lasure is vooral bekend als jazzmuzikant, maar de compositie die hij schreef voor dit barokensemble neigt door zijn strakke, trage ritme en repetitieve melodische lijn eerder naar minimalisme. Dat kleurt naar het einde toe wel steeds rijker en loopt zo onmerkbaar over in het Mahlerlied. Dat herkende ik zelfs gewoon helemaal niet, niet alleen omdat de zang achterwege bleef in de instrumentale bewerking door Marcel Ponseele, maar vooral doordat de klankkleur van dit orkest zo sterk verschilt van de somptueuze orkestratie van de ‘klassieke’ uitvoering. Het eindigt weer met een licht gerinkel van de triangel.

Zo ontstaat een muzikale reis die erg verschillende werelden en even verschillende opvattingen van eenzaamheid verbindt. Bij Krieger is het één en al smart en verlorenheid. Bach is dan weer troostend en helend: er is een veilige haven in de smart. Mahler, met Rückert, roemt eenzaamheid echter als een vluchtheuvel, weg van de opdringerige wereld. Die tekst hoor je dan wel niet, maar je krijgt ze wel mee in het mooi vormgegeven programmaboekje.

Muziek verenigt mensen, zelfs in momenten van hopeloos alleen zijn – en dat zijn we zeker in de dood.    

En de dans dan, hoor ik U al vragen. Het bijzondere van deze voorstelling is dat die zich in zekere zin weinig gelegen laat aan de muziek, en dat de drie dansers zich evenmin veel gelegen laten aan elkaar. Je ziet drie figuren – Gyselinck zelf, Amanda Barrio Charmelo en Thomas Vantuycom - met een zeer verschillende expressie en lichaamsbouw als  drie aparte planeten bewegen over het podium. Aanvankelijk is dat wat verwarrend. Het podium is namelijk zo breed dat ze vaak mijlenver van elkaar verwijderd zijn. Je ziet ze dus nooit in één oogopslag samen. Je moet kiezen wie je voor even volgt.

Toch merk je dat ze elk hun repertoire hebben. Gyselinck beweegt bijvoorbeeld altijd weer vederlicht, bijna grillig over het podium. Haar armen vormen daarbij merkwaardige figuren. Als ze die zijwaarts vouwt tot een ruime kring zou je daar een hart in kunnen zien – daar spreekt ze zelf over in het interview – maar wat het betekent als ze haar armen over en rond elkaar laat wriemelen bleef voor mij in het midden. Ondertussen stapt of loopt Vantuycom heftig heen en weer, met bruuske stops of veranderingen van richting en onverhoedse uithalen van armen en benen. Zijn achtergrond bij Rosas schemert daar duidelijk in door. Barrio Charmelo glijdt tussen beiden soepel en lenig door.

Wat ze wel gemeen hebben is dat hun gezicht weinig verraadt van wat er in hen omgaat, en dat hun bewegingen ook nooit nadrukkelijk illustratief worden. Bijzonder is ook dat geen van de drie dansers zich strikt aan het ritme van de muziek houdt, laat staan dat ze de muzikale structuur zouden illustreren. Toch verhouden ze zich, in de intensiteit, de levendigheid, de versnellingen en vertragingen van de bewegingen wel tot de affecten en emoties die uit de muziek en de teksten spreken. De dansers weten allemaal van eenzaamheid – in goede en kwade zin - van smart en troost, en dat sijpelt door in hun houding.

Een heel enkele keer frappeert dan toch een beweging die onmiskenbaar ontreddering uitdrukt, bijvoorbeeld als Vantuycom strompelend van achter naar voor komt. Steeds vaker nemen ze ook  bewegingen van elkaar over, maar steeds met een persoonlijke toets. Pas naar het einde krijg je twee maal een soort unisono als ze, enkele keren na elkaar, achterover neerzakken en eindigen op hun rug. Alsof ze het opgaven, neerzinken, sterven. De scenografie van Aslι Çiçek en de belichting van Elke Verachtert dragen sterk bij tot de sfeer die zo ontstaat. Boven het podium hangen netten in verschillende kleuren, als een hemel. De belichting doet die hemel soms scherp oplichten, creëert er dan weer geometrische schaduwlijnen mee maar zorgt nog vaker zelf door abrupte wisselingen van kleur en helderheid voor stemmingswisselingen.

Daar zit, naar mijn gevoel, de betekenis van deze ontmoeting tussen dans en muziek. Die kan je, naar de Britse rapper Dave, samenvatten als ‘We’re all alone in this together’. De dansers zijn de ene pool: ze zijn all alone, al staan ze er samen, kijken ze soms naar elkaar en weten ze zeker van elkaar. In smart en eenzaamheid blijf je echter hopeloos alleen. De muziek is de andere pool: together. Hoewel niemand ooit de smart of (het verlangen naar) eenzaamheid van een ander volledig kan bevatten, herkent iedereen zich toch in de muziek die zo'n gevoelens oproept. Muziek verenigt mensen, zelfs in momenten van hopeloos alleen zijn – en dat zijn we zeker in de dood. Dat zegt het laatste beeld van de dansers. Dat blijft hangen.         

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login