Libertango Ensemble Libertad / Ballet Vlaanderen
Ballet op z'n kop gezet
Het voelt nog altijd onwennig: in je luie zetel naar een live-opvoering op het scherm kijken. Toch deed ‘Libertango’ van Ballet Vlaanderen je dat even vergeten. Niet in het minst door de spannende bewerking die muziekensemble Libertad live bracht van Astor Piazzola’ s ‘Nuevo tango’. Maar zeker ook omdat de choreografie van Nancy Osbaldeston bij momenten een verfrissende kijk bood op wat ballet vandaag kan zijn. En gewoon ook: na al die tijd dat het ons verboden was om te dansen is het heerlijk kijken naar deze vurige dansers. Al mag je zelf niet deelnemen.
Het toneeldoek is in het midden even opgetild, net genoeg om er doorheen te lopen. Alles zal zich dus op het voortoneel afspelen, dicht bij het -helaas afwezige- publiek. De camera dwaalt nog even rond op het achtertoneel waar danseressen hun pointes aansnoeren. Als de camera naar de zaal draait zie je een figuur in een wit gewaad tussen de zetels zwerven.
Dan begint het. Een klein ensemble -piano (Vincent Bruyninckx), viool (Ann Vancoillie) en cello (Sigrid Vandenbogaerde)- zet de toon met ‘Primavera Porteña’, het eerste deel van de cyclus ‘Cuatro Estaciones Porteñas’ (Vier Seizoenen). Het is leuk om dit ensemble -waar later Dick van der Harst op bandoneon bij komt- van dichtbij aan het werk te zien. Het spelplezier spat er, zeker bij de violistes, van af als ze hun boog weinig orthodox over de snaren laten slepen of die staccato aanslaan.
Als ze ‘Otoño Porteño’ (Herfst) inzetten strooit Gary Lecoutre, in rokkostuum, plechtig-vrolijk rozenblaadjes op de vloer voor de artiesten, als de gastheer die het feest opent. Meteen daarna palmen Mikio Kato en Ruka Nakagawa het podium in voor een duet, dat achteraf het sterkste moment van de avond zal blijken te zijn.
Ze dragen net hetzelfde, genderfluïde kostuum: een wit rokvest met daaronder een mouwloos kanten hemd, een zwarte strik en dito strakke broek. En -als ik me niet vergis- lopen beiden op pointes, zij in elk geval. Dat genderfluïde past precies bij de manier waarop ze zich tot elkaar verhouden. Dit zijn balletdansers, geen twijfel aan, maar dan zonder een spoor van de romantische balletclichés. Hij of zij, de genderrollen en de (fysieke) krachtsverhoudingen zijn haast uitgewist.
Het duo neemt ook een loopje met de strakke balletvormen als ze vervaarlijk uitschuiven met de benen, over de grond glijden of een precair evenwicht vertonen. Ze kruiden hun dans met krachtige geuren van streetdance, hip-hop , tango en hedendaagse dans, zonder daarom de virtuoze beheersing van de balletdanser te verliezen. Ze zijn vaak ook gewoon grappig. Nakagawa laat bijvoorbeeld plots haar hoofd stuiteren over het lijf en de benen van haar partner, alsof het los was gekomen van haar lijf. En ze eindigt op haar kop, met gestrekt lijf, naast een al even stokstijve Kato..
Er zit geen verhaal in deze dans, al suggereren de kostuums een formele dansavond. Dat ligt anders bij ‘Invierno Porteño’ (Winter), een duet van choreografe Nancy Osbaldeston en James Waddell. Hij zit aan uitgezakt aan een tafeltje, met losgeknoopte strik, een brief te lezen. Zij spookt rond hem in een wijd wit gewaad, als een slaapkleed bijna. Uiteindelijk komen ze samen, maar in een smartelijke toonaard. Hij sleept haar zelfs even voort alsof ze een pop met wijd uitgestrekte benen was. Uiteindelijk stapt zij op, met zijn jasje over haar schouder.
Hij of zij, de genderrollen en de (fysieke) krachtsverhoudingen zijn haast uitgewist
Die toon, een dansavond die niet de verhoopte uitkomst biedt, zet zich door in een licht komische solo van Gary Lecoutre op ‘Fuga y misterio’: hij speelt de ober die vruchteloos aandacht probeert te wekken voor zijn kunsten. Volgens twee trio’s: een voor mannen (Kato, Phlippe Lens en Brent Daneels) en één voor vrouwen (Nakagawa, Osbaldeston en Lara Fransen). Het zijn terug formele verkenningen. Minder krachtig dan het eerste duet, maar met net zoveel dansplezier en mooie vondsten.
Het volgende duet tussen Daneels en Fransen op ‘Michelangelo 70’ komt het dichtst in de buurt van de hitsige sfeer van ‘echte’ tango, soms zelfs op een erg nadrukkelijke manier als Fransen haar armen mee laat schokken op de klankstoten van snaren en bandoneon. En ook hier weer is er die ongewoon vrije verhouding tussen man en vrouw. Op het einde loopt Daneels haast letterlijk op en over Fransen -echte acrobatie- maar keert zij de rollen om door nog sneller recht te veren en hem overeind te trekken. Het daarop volgende duet van Osbaldeston met -alweer- Waddell keert dan terug naar de smartelijk-amoureuze sfeer van hun eerste duet, maar na de krachtexplosie van Daneels en Fransen overtuigt zo’n tafereeltje niet meer helemaal.
Op dat moment neemt het Ensemble Libertad weer het voortouw met ‘Libertango’, ongetwijfeld het bekendste nummer van Piazzola. De dansers passeren op die muziek nog allemaal even, één na één, de revue als het ‘karakter’ dat ze in de voorstelling speelden. Het is een feestelijke finale van een dansavond die een dansfeest verbeeldt. Met al wat daarbij hoort aan passie, smart, plezier. Bij momenten heel subtiel in zijn voorstelling van de verhouding tussen mannen en vrouwen -in elke denkbare combinatie- en genderverhoudingen, af en toe ook een tikje sentimenteel. Wat de voorstelling vooral een plezier maakt om te zien is de onbekrompen manier waarop Osbaldeston en de dansers lucht en plezier brengen in het ballet.
Eén technische opmerking toch. Ik las ergens dat voor de captatie van de voorstelling wel acht camera’s ingezet werden. Dat merk je nauwelijks, bij gebrek aan een duidelijke beeldregie. De gekozen zichthoeken imiteren meestal slechts de ‘echte’ blik van een kijker in de zaal. Ze krijgen zelden een goede ondersteuning van close-up’s of interessante alternatieve blikrichtingen. Sommige shots zijn zelfs ronduit onhandig gemaakt, zoals de close-up’ s van de gezichten van de dansers waarop ook de hoofden van de muzikanten wat wazig mee verschijnen.
Maar het voordeel van een filmcaptatie van een voorstelling is nu net dat ze montage en ongewone zichten toelaat (en zo de bittere pil verguldt dat je de voorstelling niet live kan meemaken). Zo trekt ze ons dieper in de voorstelling binnen. Dat zag je bijvoorbeeld in de brijante verfilming van ‘Bruges-la-Morte’ in de Munt. Die kende wel een doordachte beeldregie, met zijn eigen grammatica. Die vertaalslag is hier te weinig gemaakt. Het programma vermeldt trouwens niet eens wie tekende voor deze verfilming. Dat zegt genoeg. Als we -al hoop ik van niet- het nog lang met zo’n captaties zullen moeten stellen, zullen theatermakers zich meer op die kunst moeten toeleggen.
Wat niet wegneemt dat ‘Libertango’, als voorstelling, een plezier is om te zien.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz