De Weiblicher Akt speelt de ander (v) Maatschappij Discordia
Zesendertig, zeven of oneindig veel (verhalen)?
‘Weiblicher Akt’ is Duits voor ‘vrouwelijk naakt’, maar wie geen Duits kent leest het allicht als ‘een act van vrouwen’. Maatschappij Discordia omarmt deze ‘valse vriend’ in ‘De Weiblicher Akt speelt de ander(v)’ met opzet. Drie vrouwen discussiëren daarin over de vraag der vragen: wie is de ander, wij zijn we zelf en hoe begrijpen we elkaar.? Als vrouwen dan. Ze vergalopperen zich daarin zozeer dat ze - figuurlijk – inderdaad in hun blootje komen te staan. Het resultaat is én intellectueel prikkelend én hilarisch. Theater om duimen en vingers bij af te likken.
Over het oeuvre van Maatschappij Discordia meldt de website van het Kaaitheater : ‘Het gezelschap stond eigenhandig in voor de vernieuwing van het teksttoneel in de Lage Landen. Ze introduceerden een denkend spelen in het moment (…) en een onderzoekende, bevragende en open tekstbehandeling.’ Dat is helemaal waar, maar het maakt ‘De Weiblicher Akt speelt de ander (v)’ wel bijzonder. De drie spelers, Annette Kouwenhoven, Miranda Prein en Zephyr Brüggen, stelden de tekst van dit stuk immers zelf samen. Jan Joris Lamers, de éminence grise’ van het gezelschap, stak een handje toe en zit als een soort souffleur of toneelmeester mee op het podium. De tekst is de spelers dus niet ‘vreemd’, zoals een gewone theatertekst, ook al willen ze je doen geloven dat fragmenten ervan door Chat GPT geschreven werden. Het blijven vooral hun woorden, niet die van een ander.
Alhoewel… Dit stuk gaat op zoek naar ‘de ander’ (met of zonder grote A) en het ‘andere verhaal’. Het stuk valt met de deur in huis als Miranda Prein haar medespelers inleidt in het gedachtengoed van Emmanuel Levinas. Die stelde dat het gelaat van de ander een appel doet op ons, en zo het fundament van de menselijke ethiek is. De twee anderen reageren daar wat sceptisch op – klinkt allemaal behoorlijk theoretisch, moppert Kouwenhoven.
Al gauw gaat het er dan over wat de drie vrouwen daar op het podium mee aan kunnen. Hoe herken je de ander in zijn anders zijn? Via verhalen? Dat antwoord ligt de theatermakers wel: het is hun job om verhalen van anderen gestalte te geven. De drie vrouwen oefenen alvast door elkaars plaats in te nemen. Zo maken ze de situatie, of de vraag wie de ander is, aanschouwelijk. Dat wordt een running gag: ze trekken voortdurend andere truitjes en jasjes aan, en wisselen die vervolgens uit, zodat ze steeds ‘iemand anders’ worden in een ‘ander verhaal’.
Al discussiërend stuiten ze echter op lastige vragen, zoals die waarom verhalen ons aanspreken, als ze handelen over situaties die we nooit zelf beleefden? De theorie van de Franse filosoof Georges Polti lijkt dan even helderheid te scheppen. Hij beweerde ooit dat er maar 36 dramatische situaties zijn. Al snel vertroebelt die stelling de discussie verder. Waarom 36, en niet 7, of oneindig veel, zoals Aminata Cairo stelt. De theorie van Polti leidt tot een tweede running gag: volgens zijn theorie zou Chat GPT aan de lopende band pakkende stukken voor drie vrouwen in diverse ‘situaties’ kunnen schrijven. De stukken die Lamers zo produceert en af en toe schuchter bijbrengt blijken echter waardeloos.
Het stuk is een wilde hinkstapsprong door filosofische denkbeelden over ik, de ander en de verhalen die we vertellen, zonder systeem
De vraag wat ons aanspreekt in verhalen is daarmee echter niet opgelost. Ze leidt tot een discussie over de kip en het ei (of de struisvogel en het ei – er duiken nogal wat struisvogeleieren op in het stuk). De vraag is immers of we niet vooral die situaties herkennen die resoneren met een aangeboren gevoeligheid ervoor (het ei) of er gevoelig voor worden door verhalen te horen (de kip). De eerste hypothese leidt dan weer tot de vraag wat dat ‘zelf’ dan is dat ontvankelijk is voor verhalen. Is dat een omlijnde entiteit of iets wat we verzinnen op basis van het oordeel van ‘de ander’, ten goede of ten kwade? Jean-Paul Sartre spreekt daar een hartig woordje in mee als Lamers zijn commentaar op ‘Huis clos’ (1943) voorleest.
De grappigste commentaar komt echter van Kouwenhoven. Moe getergd door de oeverloze discussie, stelt ze vast dat ze zelf niet eens één is. Ze doet soms dingen waarvan ze zelf weet dat die niet goed kunnen aflopen, zoals kopjes bovenop een wankele stapel vaat zetten. Als het kopje dan inderdaad aan diggelen valt wordt ze kwaad op zichzelf alsof ze een ander was (de grappigste illustratie van de uitspraak ‘Je est un autre’ van Arthur Rimbaud die ik ooit hoorde).
We zitten dan al ver in het stuk, zonder dat er ook maar iets opgehelderd raakte. ‘De weiblicher Akt speelt de ander (v)’ is een wilde hinkstapsprong door filosofische denkbeelden over ik, de ander en de verhalen die we vertellen, zonder systeem of het moest ‘het vrouwelijke perspectief’ zijn (maar zelfs dat blijft gehuld in nevelen). De discussie bijt steeds weer in zijn eigen staart. Het klinkt wellicht als irritante amateurfilosofie, maar het levert wel een kostelijk spektakel op. Op onnavolgbare wijze kaarten de spelers bloedernstig wezenlijke vragen aan, om ze in één beweging te vermangelen tot een hilarische, uitzichtloze discussie. Het lijkt wel Samuel Beckett, maar dan écht grappig. Dit stuk laat filosofische ideeën liefdevol uitlopen op een Babylonische spraakverwarring door ze tegen elkaar op te zetten. Dat blijft anderhalf uur zo boeien dat het stuk naar mijn gevoel nog geen uur duurde. Ik zou meteen terug gaan kijken, alleen al omdat het barst van de schitterende oneliners.
Ze spelen vooral zichzelf heel goed, als om te bewijzen dat het moeilijk is om een ander te zijn.
Maar ook de scenografie is briljant. Ze becommentarieert slinks het hopeloze streven (van de vrouwen) naar een hogere waarheid. Links achteraan staan drie houten plooiladders van verschillende hoogte tegen elkaar aan geschoven. Je weet niet wat ze daar doen tot Prein er betekenis aan toekent. Ze staan, beweert ze, voor de ambitie van de vrouwen om hoger te reiken. Zij claimt de hoogste ladder. De kleinste wijst ze toe aan de mopperende Kouwenhove. Rechts achteraan zit Lamers aan een tafeltje, met naast hem een enorme pak tijdschriften – de dubieuze bron van alle gedebiteerde wijsheden. Midden staat een zwarte wand van slordig zwart geschilderde vellen papier: het zwarte gat waar de vrouwen voor staan (denk ik).
En dan is er het spel. Op het eerste gezicht zie je drie herkenbare types. De aspirerende Prein, de rebelse, bedachtzame Brüggen en de sceptische Kouwenhoven (met Lamers als vierde wiel aan deze driewieler: hij excuseert zich hier haast voor zijn man-zijn). Doordat ze voortdurend in elkaars schoenen gaan staan, elkaars rol spelen, merk je echter dat er maar weinig speling zit tussen wie ze buiten het theater zijn en wie ze hier voorstellen. Ze spelen vooral zichzelf heel goed, als om te bewijzen dat het moeilijk is om een ander te zijn. Ze doen dat dan wel weer met zoveel zelfspot dat je merkt dat ook hun eigen ‘rol’ maar dat is, een rol. Het verschil is alleen dat ze die rol al een leven lang oefenden. Slechts een paar keer (bijvoorbeeld als het over nare witte mannen gaat) lijkt een personage in een flits samen te vallen met de vrouw die het zegt. Als een hartenkreet.
Worden we dan niets wijzer van deze voorstelling? Toch wel. De allerlaatste zin spreekt Kouwenhoven uit naast ‘haar’ ladder: ‘We blijven mooi met onze voeten op de grond’. Niet omdat er iets verkeerd was aan alle eerdere bespiegelingen, maar omdat ze beseffen dat het finale antwoord nooit komt.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz