Toneel / Performance

Schetsen en sporen Maatschappij Discordia

Rooksignalen

Wat blijft er over van 43 jaar (of daaromtrent) theater maken? Wat gaan we ons herinneren? ‘Schetsen en sporen’ van Maatschappij Discordia maakt theater van die vraag. Dat theater lijkt een terugblik nu het gezelschap andermaal kaltgestellt werd door de Nederlandse Overheid. ‘Theater is rook’. Maar verbeelding opent nieuwe deuren.        

Uitgelicht door Pieter T’Jonck
Schetsen en sporen
Pieter T’Jonck Kaaitheaterstudio's Brussel
30 november 2024

Jan Joris Lamers, Annette Kouwenhoven en Miranda Prein zijn de drie spelers in ‘Schetsen en sporen’. Het is een stuk dat onmiskenbaar peilt naar wat blijft hangen van een lange carrière (Lamers is 82, Kouwenhoven 68 en Preinover de vijftig). Wat ze nochtans niet doen is: concrete scènes uit eerdere voorstellingen van Discordia herspelen. Dit is geen ‘best of’, noch een afscheidstournee.

Wat ze dan wel doen maken ze duidelijk via omwegen, op het begin na dan. De spelers staan er al als het publiek binnenkomt. Het podium is leeg: schaarse attributen zoals zwartgelakte dozen of kleine tafeltjes staan in de zijlijn en blijven daar de voorstelling lang ook staan. De achterwand van het toneel bestaat uit ruwe planken, alsof iemand een viertal lange tafelbladen van een Duitse Biergarten overeind had gezet. Een hobbelpaard toont zijn achterwerk van achter die planken. Voor die planken ligt een neergelaten achtergronddoek. De eerste actie van de spelers is de meest evidente: ze trekken het achterdoek op. De verrassing is dat ze het daarna weer laten zakken en als een tapijt neer vleien op de vloer. Je ziet zo, in een omgekeerd perspectief, vloer en wand weerspiegeld, maar het toneel blijft leeg. Dat alleen al is een statement: toneel is een zwart gat, een lege ruimte waarop kijkers hun gedachten en gevoelens projecteren.

Dat deden deze spelers natuurlijk ook. Een hele carrière lang. Ze hebben vele herinneringen aan de plaatsen waar ze vele malen kwamen, zoals bijvoorbeeld de Kaaitheaterstudio’s (gevuld met een hondstrouw publiek dat het ensemble al decennia volgt). Zo begint het stuk. Miranda Prein kijkt de zaal in met een blik op oneindig en zegt: ‘Ik herinner mij…’. Ze herinnert zich de zaal, hoe het publiek ging zitten, hoe het afliep. Triviale herinneringen, die iedereen herkent, telkens voorafgegaan door ‘Ik herinner mij’. Ze verwijst zo naar de Franse schrijver Georges Perec (1936-1982). Zijn tekst ‘Je me souviens’ was de aanleiding voor de gelijknamige voorstelling die Discordia creëerde in 1991 en twintig jaar later hernam. ‘Je me souviens’ is een eindeloze lijst van willekeurige, persoonlijke en vooral specifieke herinneringen (denk: de eerste keer dat ik kauwgum proefde) die zich zomaar aan de schrijver opdrongen. Ze schetsen een beeld van de naoorlogse periode zoals hij die beleefde, net als talloze anderen. Specifiek én generiek. Persoonlijk en collectief. Zoals theater. Iets wat we allemaal anders, maar ook samen beleven.

Plots gaat het over de vraag wat wezenlijk is aan een voorstelling. Wat was de ruggengraat?    

De herinneringen van deze makers zijn echter niet altijd zo scherp. Veel zakte weg  in de herinnering. Ook daarover gaat het. Kouwenhoven herinnert zich ‘Het trio in bé mol’ naar Eric Rohmer, een productie die op deze plek in 1991 in première ging, drie jaar nadat Jan Ritsema het stuk er bracht. Waarover het stuk ging kan ze zich met de beste wil van de wereld niet herinneren, maar wie waar stond bij welke attributen staat haar levendig voor de geest. Was die specifieke opzet dan de betekenis van hun enscenering, en niet de tekst? Vreemder zijn de passages waarin persoonlijke herinneringen en herinneringen aan teksten en voorstellingen onontwarbaar verstrikt raken. Als Lamers spreekt over een kostuumdepot waarin hij zich als kind uitleefde weet je niet meer of hij een stuk citeert of uit eigen herinneringen put.

Door zo’n incidenten krijgt het stuk een andere wending. Je kon het even lezen als een verweesde terugblik op een lange geschiedenis, maar plots gaat het over de vraag wat wezenlijk is aan een voorstelling. Wat is de ruggengraat?

Een bijna terloopse verwijzing van Miranda Prein naar een werk van de Japanse graficus Shoichi Ida (1941-2006) zet dat in perspectief. Ze herinnert zich aanvankelijk zijn naam niet, maar wel het werk: vijf blauwe vlakken die, van dichtbij bekeken, afgebakend werden door een nauwelijks aangezette lijn. Ida gaf zelf vaak aan dat zijn werken zichtbaar willen maken wat onzichtbaar is via het contactvlak van een materiaal of een object. Denk aan de wind: je ziet ze niet en toch wel als de takken van de bomen heen en weer zwiepen. De takken spreken over wat onzichtbaar is. In zijn werk spreekt net zo het materiaal over intenties en gedachten die onzichtbaar zijn. Zijn werk is niet symbolisch, maar als een materieel spoor dat haast onafhankelijk van de maker ontstaat. Het zijn schetsen en sporen. Daar ontstaat contact met de kijker.

Daar gaat het stuk finaal over: welke schetsen en sporen laat een theatermaker na? Zijn woorden belangrijk? Is de tekst belangrijk? Of leidt dat maar af van het gebaar dat de theatermaker stelt. Is dat meer dan een schets, de omlijning van een kleurvlek die zich anders zou blijven verspreiden? Wat doet een theatermaker eigenlijk? ‘Ik ben in het veld en ik ben een afwezigheid in het veld’, herhaalt Miranda Prein als een mantra. Ze licht toe: ik ben als een object in de wind, waardoor achter mij een vacuüm ontstaat dat weer volloopt als ik weg ben’. ‘Theater is rook’ zegt Lamers plots, als om de discussie te beslechten. Maar die raakt niet beslecht. Die blijft gewoon smeulen.

Het gaat daardoor ook over hoe theatermakers tot een voorstelling komen, hoe ze zich inbeelden dat het er zal uitzien en wat het zal ‘doen’. Het zijn vermakelijke momenten, omdat ze louter suggestie blijven. Een gevecht in regel aan een tafel met vergiftigde wijn, met een onschuldige toeschouwer in de buurt: het vraagt niet meer dan wat haastige aanwijzingen. Af en toe komen persoonlijke hebbelijkheden van de spelers daarbij aan het licht. Kouwenhoven ergert zich aan Lamers’ eeuwige twijfelen: ‘Het is jouw…modus vivendi’ kraamt ze uit, apetrots op dat laatste woord. Lamers en Prein gaan daar op door. Om beurt vertellen ze hoe ze al heel vroeg twijfelden aan elk gezag. Prein vertelt hoe als kind al doorhad dat ‘geen snoepje krijgen’ weinig betekende. Soms kreeg je het niet omdat je stout was geweest, soms omdat er gewoon geen snoep in huis was. Goed of fout bleken nogal relatieve begrippen.

Alles wat gebeurt wordt benoemd en getoond, tot en met de muziek    

Over Lamers kom je nog heel wat meer te weten. Afgaand op deze voorstelling schetst hij dag in, dag uit, zonder ooit iemand zijn werk te laten zien. Alsof hij ook twijfelde aan zijn werk als theatermaker en zoekt of er andere wegen zijn om zijn gedachten te schetsen en zo zichtbaar te maken. Zoals een beeldend kunstenaar dat zou doen.

‘Schetsen en sporen’ is alleen al om die reden een hoogst uitzonderlijke voorstelling. Ze probeert niet om het format van een avondje theater netjes in te vullen, ze probeert niet eens om het publiek te entertainen of iets wijs te maken. Ze probeert alleen maar om gedachten over wat theater maken is en doet te delen op het podium zelf, op een aanschouwelijke manier, zonder trucs of effecten. Alles wat gebeurt wordt benoemd en getoond, tot en met de muziek (‘Kind of blue’ van Miles Davis). De ‘magic’ van de voorstelling is dat ze de vrijheid neemt om alle ‘magic’ te schrappen. De acteurs kennen niet eens hun tekst van buiten. Toch blijft ze overeind.

De voorstelling geeft het publiek zelfs een boodschap mee. Die zit in een parabel die vooral Miranda Prein keer op keer herhaalt. Ze herinnert zich mooie, verweerde, oude deuren en zegt dan: ‘geen muur is zo dichtgemetseld of ze zou zich openen voor zo’n deur. Je moet die deur alleen die rol willen geven’. Over welke deur het gaat mag de kijker zelf beslissen. Een goed stuk is misschien kandidaat. De kijker moet misschien net zoveel vrijheid durven nemen als deze makers. In tijden waarin niemand zich nog de vrijheid van denken durft te permitteren – en dat is iets anders dan schofferen en onzin uitkramen - is dat een opzienbarende mededeling.         

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login